Vertalen

zondag 4 oktober 2020

De quanta domeinen

 

De quanta domeinen

 

 

Dit blogonderwerp handelt over het specifieke moment dat energie “E” overgaat in materie ten gevolge van een ontlading vanuit de 1e hoofddimensie naar een 2e hoofddimensie. (Om niet in herhalingen te vervallen verwijs ik naar mijn eerdere uitgebreide publicaties over door mij gehanteerde begrippen). 

 

Ik merk dat mijn publicaties zich steeds meer gaan concentreren rondom de fenomenen van de elektromagnetische kracht. Het voert mij steeds meer tot de “kern”.

 

Gaandeweg in mijn theorie heb ik een aantal nieuwe begrippen moeten introduceren. In dit hoofdstuk wil ik ingaan op de zelf door mij benoemde term “snapping”.

 

“Snapping” is een ongekend heftig proces, het gebeurt in geweldige hoeveelheden en de krachten die hierbij tot uiting komen zijn ongekend. De “transitie” van E naar mc2 “snapping” is uitzonderlijk heftig. Het betreft de overgang van de linkerkant van de formule van de SRT naar de staat van die aan de rechterkant. Het is de ontlading die aan de wieg staat van een nieuwe werkelijkheid, een universum, zoals de onze waarin wij leven. Het is mijn versie van een oer-evenement, geen oerknal. Oneindige dichtheid en oneindige temperatuur komt in mijn theorie op het moment van het oer-evenement niet voor.

 

 

“Snapping”, ontstaat er in het gevormde quantum domeintje dan een bolletje, staafje, string of is het vormeloos? Wat is de vorm van een elementair deeltje?

 

Ik ga nu niet alle mogelijkheden separaat behandelen maar intuïtief en logisch gezien spreekt mij een bolletjesvorm het meeste aan. Ik laat mij op dit moment het meeste leiden door als normale bevestigde natuurkundige feiten zoals oppervlaktespanning. Alle andere vormen zouden in de een of andere vorm mogelijk kunnen zijn maar dat lijkt mij niet echt noodzakelijk. Als dat zo zou zijn dan kunnen er additionele wisselwerkingen ontstaan die het wat ingewikkelder maken maar die onze natuurkunde zoals die hoort bij onze werkelijkheid niet in de weg hoeven te staan.

 

“Wolkjes” van E-entiteiten

 

Tijdens en na het “snappen” is het natuurlijk ook denkbaar dat de 1e hoofddimensie uiteenspat in energiedeeltjes die ten gevolge van een elektromagnetische wisselwerking samenklonteren met een hele hoge aantrekkingskracht tot elementaire deeltjes zoals wij deze kennen. De kracht die deze elementaire deeltjes bijeenhoudt is dan veel groter dan de sterke kracht. Om elementaire deeltjes dan verder te ontleden zou krachten vergen die vele malen sterker zijn dan die wij in onze deeltjesversnellers kunnen opwekken.

 

Een 5e dimensie?


Het bovenstaande is natuurlijk weer razend interessant. Want zeker niet uitgesloten zou het zo kunnen zijn dat (alle of een deel hiervan van) onze elementaire deeltjes op deze wijze beschouwd uit meerdere bouwsteentjes bestaan. Echter, door hun samenstelling in onze werkelijkheid bestaan deze bouwsteentjes op hun beurt weer uit materie waarmee zij dus voldoen aan onze ruimtelijke dimensies.

 

Het kan echter wel van uit de redenering gezien van mijn theorie. Mocht in de uiteindelijk verklaring van een theorie van alles een 5e dimensie nodig zijn dan zouden de door mijn benoemde energiedeeltjes wel eens extra houvast kunnen bieden.

 

Deze energiedeeltjes zouden dus bouwstenen kunnen zijn van onze elementaire deeltjes. Dat hoeft echter noodzakelijkerwijs niet zo te zijn. Het zou ook kunnen zijn dat de e-deeltjes zich ophouden tussen onze elementaire bouwstenen. In dit geval moeten er dus deeltjes mogelijk zijn met een mindere massa dan fotonen en die dus een hogere snelheid in zich hebben dan die snelheid welke wij de lichtsnelheid noemen. Vanuit mijn redenering zou dat ook kunnen eventueel (tussen “c” – lichtsnelheid (foton) ligt in onze natuurkunde “E” -  en “c2” nog een enorm potentieel).     

 

Kunnen wij dit verifiëren?

 

In natuurkundige opstellingen met experimenten zal dit moeilijk liggen. Wat wel kan zijn gedachten experimenten. Dus meer in de trend van als het er niet is wat dan? Als het er wel is wat zijn dan de uitkomsten? Voor dat laatste vind ik wel wat te zeggen. Wij werken immers niet met volledig hypothetische grootheden maar met uitkomsten uit een – nog niet weerlegde – natuurkundige redenering. Want wat is het effect als de natuurkundige redenering die hieraan ten grondslag wordt weerlegd? Dan blijven wij uitgaan van een in mijn ogen onlogische oerknal (met onlogische grootheden als oneindige druk en temperaturen) met daarvoor niets of een soort jojo-effect van uitdijende- en inkrimpende universum(s?). Dan hanteer ik liever het scheermes van Ockham.    

 

 

Annihilatie

 

Een kort woordje hierover in het verband van dit onderwerp. Als een positief en negatief geladen deeltje elkaar annihileren gaan deze over tot straling. Straling is in mijn definitie ook niets anders dan materie. Golven van materie blijven onderscheidenlijk bestaan uit materiedeeltjes. Wij kunnen nu misschien niet altijd voorspellen in welk deel van de golf een materiedeeltje zich bevindt of weer verschijnt maar het is in mijn overtuiging slechts een kwestie van tijd wanneer wij dit volkomen onder de knie gaan hebben.

 

Kunnen wij hier verder nog wat uit afleiden?

 

Heel paradoxaal maar het heeft er dan schijn van dat in onze werkelijkheid elementaire deeltjes opgebouwd zijn uit mogelijke “wolkjes” energie-entiteiten (deeltjes en dan weer in verschillende hoeveelheden per elementair-deeltje) zoals ik in het verre verleden al eens heb geopperd. De afzonderlijke elementaire energie-deeltjes zouden dan ook een eigen integrale elektromagnetische dynamiek hebben. (Dit zou mogelijk het bestaan – en het gedrag - van elektromagnetische velden in hun samenstelling verder kunnen verklaren. Een elektrisch- of magnetisch veld, ja die zijn er maar waar bestaat het uit?)

 

Is dit te verifiëren?


Dit valt alleen te verifiëren als wij de elementaire deeltjes uiteen kunnen laten vallen in experimenten. Wij moeten dan materie versnellen (mogelijk tot ver) boven de snelheid die wij lichtsnelheid noemen. Het creëren van botsingen lijkt mij wel interessant maar niet noodzakelijk (als botsingen fysiek al mogelijk zijn bij die snelheden want wanneer en bij welke snelheid treedt het effect “E” op en voldoet het dan nog wel aan de definities van onze ruimtelijke dimensies?).   

 

Zijn deze E-deeltjes dan energie of materie?

 

Dit is natuurlijk super interessant. Ik wil hier graag nog een keer verder op ingaan maar het valt op het moment even buiten het kader van dit onderwerp waarin ik het specifieke moment van overgang (oer-evenement – geen oerknal in mijn visie) van “E” naar materie behandel.

 

In ieder geval bestaan deze deeltjes “E” volgens de definitie van de beroemde formule E=mc2 uit massa als zij de overgang uit het oer-evenement hebben gemaakt. Door hun massa (daar kunnen wij dus alleen over spreken als elementaire deeltjes dus ook daadwerkelijk opgebouwd zijn uit energiedeeltjes) bevinden zij zich onder die van fotonen zelfs. De waarde mc2 is altijd gelijk aan “E”. Het bijzondere is dat c2 een dusdanig hoge waarde heeft dat pure “E” alleen kan voorkomen als er geen fysische massa meer in de vergelijking voorkomt (wel het berekende equivalent in waarde vanzelfsprekend). C2 vereist dus oneindige energie en dat is dus een waarde die nooit bereikt kan worden. Theoretisch natuurlijk wel maar niet in fysica die voor mij de 1e hoofddimensie beschrijft (niets en oneindigheid in perspectief). Door hun “c” waarde, behorend bij hun theoretische massa bestaan deze deeltjes (in de 1e hoofddimensie, het oerheelal) dus uit energie “E”, het linker-gedeelte van de formule van de SRT. Het ziet er dus niet uit als materie, het is pure in hun structuur aaneengesloten “E”. In onze werkelijkheid (de 2e hoofddimensie, ons universum) is dus sprake van een omkering van de situatie in positie naar het rechter-gedeelte van de formule van de SRT.

 

 

Is dat niet raar om E-deeltjes te veronderstellen want dat zou een vorm van materie kunnen inhouden?

 

Inderdaad lijkt dat paradoxaal. Echter door zijn bijzondere kenmerken heeft de eerste hoofddimensie een bijzondere structuur. Vergelijk het een beetje met een 1-dimensionaal model, een oneindige punt. Deze paradoxale structuur waar ik het zo vaak over gehad heb is oneindige energie. Begrippen als tijd en afstand zoals wij dat kennen spelen niet, ook niet wanneer het terug gecreëerd is uit een vervallen universum dus. Links of rechtsom en hoe wij het ook benoemen: dit moet de een of andere natuurkundige uitingsvorm hebben. Het is namelijk niet “niets”. Als het een dode toestand zou wezen dat zou ons universum niet mogelijk zijn en wij dus ook niet bestaan. 

 

 

Wat gebeurt er verder?

 

Tijdens de ontladingen "snapt" de 1e hoofddimensie in tollende stukjes materie uiteen die verschillende diameters hebben maar wel qua grootte te categoriseren zijn. Deze quanta kunnen bij het ontstaan links of rechtsom tollen. Dit rondtollen wekt een elektromagnetisch fenomeentje per quantumdeeltje op dat wij categoriseren qua energie of massa in elektronvolt (eV).

 

Het hiervoor genoemde tollen van het deeltje is niets meer dan het - al dan niet onder invloed van aanliggende deeltjes - willen opvullen van het domeintje terug naar de staat zoals die heerst in de 1e hoofddimensie. Door de E (energie) overgang in mc2-waarde (massa) is dat echter niet meer mogelijk. De snelste van deze ontstane materiedeeltjes (quanta), even ingezoomd op fotonen, kunnen niet meer boven die toestand komen dan die van wat wij gerelateerd aan de lichtsnelheid noemen “c”. Dat laatste benoem ik zo omdat in de natuurkunde algemeen wordt beargumenteerd dat fotonen zich enerzijds kunnen gedragen als materie en dan weer als energie. Dit kan alleen maar omdat die fotonen, in welke staat zij zich ook mogen bevinden, niet sneller dan “c” voortbewegen.

 

Bij hypothetische waarden boven “c” maar nog onder “c2” komen andere natuurkundige situaties voor. Deze situaties veranderen op het moment dat “c” de waarde “c2” bereikt, dan treedt is de situatie “E” in werking getreden.

 

Zolang het deeltje nog niet geheel over is gegaan van de toestand verband houdende met de overgang van “c” naar “c2” voldoet het niet aan onze definitie van materie en ook niet aan de door mij in mijn theorie gedefinieerde toestand van “E” – energie -. Ter verduidelijking: “c2” te zien in de context van oneindigheid, zie mijn voorgaande publicaties. De 1e hoofddimensie is immers ook oneindig. De overgang naar “E” moet dus ergens liggen voor de exacte rekensom c2. Hoe deze toestand er uit ziet en hoe ik deze moet omschrijven weet ik nog niet. Hier heb ik nog niet voldoende over nagedacht en gevisualiseerd. Voor mijn stellingen heeft het echter geen gevolgen zover als ik nu kan overzien want alle mechanismen blijven intact.

 

Het bovenstaande is wel interessant want wij hebben hier blijkbaar te maken met een mogelijke tussenvorm van materie en energie. In onze werkelijkheid komt dit niet voor. Als het voorkomt dan kan deze tussenvorm alleen voorkomen in - en dan steeds verder opgeschoven naar de uiterste grenzen - van de anti-singulariteit die ik gedefinieerd heb als integraal onderdeel aan de buitenzijde van ons universum. In eerdere publicaties heb ik mijn vragen opgeworpen over de juistheid van het verwisselen (in toestand van deeltjes) van materie en energie van de ene kant van de formule naar de andere kant. Dit kan volgens mij niet (in onze werkelijkheid waarin wij leven).

 

In onze 2e hoofddimensie is dus in de ruimte om het deeltje qua massa een compleet "niets", uitgegaan dan dat een elementair deeltje niet is opgebouwd uit afzonderlijke E-entiteiten. De deeltjes met hun elektrisch- en magnetisch moment zijn dan blijkbaar niets anders dan de basis-ingrediënten die benodigd zijn om tot aansluiting van de quantum domeinen in de oertoestand van de 1e hoofddimensie terug te keren. Deze hernieuwde aansluiting vindt plaats onder invloed van het verschijnsel dat wij “donkere energie” noemen.

 

En een stilstaand deeltje dan?

 

Een stilstaand deeltje neemt – tijdelijk (zolang het zich nog niet onder invloed van een interactief ander deeltje bevindt – een wat uitzonderlijke plaats in. Elektromagnetisch gezien vindt er geen activiteit plaats (afgezien van de hierboven genoemde mogelijkheid dat een elementair deeltje is opgebouwd uit afzonderlijke E-entiteiten) en is er blijkbaar vanaf deze “rust” (nog geen) geen activiteit om terug te keren naar de staat van “E”.

 

Wat dan in het geval van midden in een zwart gat, een foton op de spiegel (waarnemingshorizon) van een zwart gat of een los in de ruimte uniek los zwevend elementair deeltje?

 

In ieder geval denk ik dat een deeltje vroeg of laat weer gaat spinnen. Dat hernieuwde spinnen kan in mijn gedachten zonder problemen – als zich de juiste omstandigheden voordoen – ook in de andere richting gaan afspelen waardoor het deeltje een omgekeerde elektromagnetische lading heeft gekregen maar het blijft hetzelfde deeltje. (Als het aardmagnetisch veld zich omkeert, iets dat wel vaker voorkomt, blijft het ook dezelfde planeet). Ook brengt het mij tot de vraag of een deeltje en het bijbehorende antideeltje niet eigenlijk hetzelfde type deeltje zijn met als enige onderscheid dat zij andersom lijken te spinnen als het andere deeltje. Dat laatste alleen veroorzaakt door andere elektromagnetische activiteit van deeltjes er omheen. Bovendien links- of rechtsom spinnen van een deeltje is toch ook hoe je het bekijkt, van boven of van onder? 

 

Er blijven dus in mijn ogen 4 mogelijkheden van wisselwerken van deeltjes op elkaar over. “Rechtop” links of rechts draaiend en “ondersteboven” links of rechts draaiend. Dit natuurlijk alleen in het geval van wisselwerking. In een volkomen los en vrij hangend hypothetisch deeltje zijn slechts de standen links- of rechtsom mogelijk. De stand “stil” buiten beschouwing gelaten, daar ben eerder al op ingegaan.   

 

Is dit willen terugkeren naar de staat van “E” donkere energie of donkere materie, wat is het verband?

 

Als het de kracht is die terugkeer naar “E” probeert te herstellen is het dus donkere energie - opgesloten – op quantumniveau. Zeker op dit niveau legt dit effect het qua sterkte af tegen gravitationele effecten van de wisselwerking van deeltjes op quantumniveau. Op enig moment en op kosmische schaal manifesteert dit fenomeen zich als donkere energie. Dit kan omdat zich aan de buitenrand - schil om- en behorend tot ons universum - een extreem krachtig vacuüm heerst. De domeinen kunnen op quantumniveau niet verder uitzetten dan dat E bereikt is en alle domeinen weer de complete aansluiting hebben bereikt. Dat geldt dus ook op kosmisch niveau). De energieën die benodigd zijn om dit te bereiken liggen op een zeer hoog niveau (fotonen versnellen boven de lichtsnelheid bijvoorbeeld).

 

De bovenstaande constatering dat de kracht tot terugkeer van een deeltje van materie naar “E” dezelfde is als de kracht die wij op kosmische schaal donkere energie noemen is in mijn ogen opmerkelijk. Een ander door mij vaak benoemd verband – die tussen aantrekkingskracht op quantumniveau en kosmisch niveau – sterke-, zwakke- en elektromagnetische kracht en zwaartekracht lijkt evident maar dan omgekeerd. Zwaartekracht is elektromagnetische kracht maar dan uitgelegd op kosmisch niveau. De zwakke kracht en de sterke kracht zijn beiden afgeleiden van de elektromagnetische kracht. (Dit komt alleen door de interactie van elektromagnetische effecten van de verschillende elementaire deeltjes). De elektromagnetische kracht is zowel op quantum- als kosmisch niveau de dragende kracht.

 

Spreek ik mijzelf tegen?

 

Ik wil niet de indruk vestigen dat de effecten van het elektromagnetisme op het gebied van gravitatie en terugkeer naar de staat “E” door elkaar haal. Het zijn 2 verschillende natuurkundige fenomenen die beiden zijn oorsprong vinden in het geheel van gebeurtenissen. Deze twee fenomenen komen in deze vorm alleen naast elkaar voor in een 2e hoofddimensie (een universum zoals onze werkelijkheid). Enerzijds de aantrekkingskracht van materie onderling en anderzijds de krachten die terugkeer van materie naar “E” willen. De pure “E” van de aaneengesloten toestand van de 1e hoofddimensie biedt in zich de basis ingrediënten van het elektromagnetisme (die dus nog niet tot manifestatie van eigenschappen hebben kunnen komen want daarvoor is een evenement als een ontlading waarin energie “snapt” tot deeltjes noodzakelijk).

 

Dus: in onze werkelijkheid door het manifesteren van materie is het elektromagnetisme met de specifieke kenmerken hiervan gevormd. Bij zeer hoge snelheden vervallen de elektromagnetische kenmerken en treedt de staat “E” op. Deze laatste staat “E” blijft stabiel (ruimtelijke dimensies bestaan niet meer) totdat er een nieuw oer-evenement ontstaat dat een nieuw universum vormt.   

 

Elektromagnetisme is dus ook te zien als een bijproduct van de drang van deeltjes om weer terug te keren naar “E”. Ze willen wel terug maar kunnen (nog) niet.

 

 

Domeingrootte quanta naar massa-energie in eV. Domeinen sluiten niet aan of toch wel?

 

De laatste vraag in de voorgaande alinea is dan weer zeer interessant. Het is mij duidelijk dat “E” in de context van de 1e hoofddimensie gezien een aaneengesloten integrale toestand betreft. Om dat theoretisch weer terug te bereiken dienen de domeintjes dus weer aaneengesloten terug te keren tot de oorspronkelijke oerstaat. De laatste veronderstelling dat de hoeveelheid materie van een onderscheidenlijk deeltje bepalend is wanneer de toestand “E” bereikt wordt lijkt dus het meest houdbaar want dat is immers de vereiste om alle domeintjes weer aaneengesloten aan elkaar te krijgen. Als dat laatste niet zo zou zijn dan krijg je dus afstandsverschillen tussen de domeinen die dus een mogelijke aaneenschakeling tot een homogene toestand in de weg staan. Aan de andere kant is een zekere plooibaarheid van “E” die tot aaneensluiting leidt ook weer niet ondenkbaar. In een eerdere publicatie heb ik een vergelijkbaar effect maar dan gezien vanuit de 1e hoofddimensie al besproken.

 

Drukverschillen en plaatselijke omstandigheden (ART) in ons universum geven ook een verschil in ruimtelijk volume en bereik van de quanta-domeinen. Deze uiten zich onder andere in vormen van verschillen in gravitatie waar ik het al uitgebreid over gehad heb eerder in mijn onderwerpen. Deze veranderingen in gravitatie zijn natuurlijk hoogst interessant want blijkbaar kunnen de quanta-domeintjes in toenemende nabije hoeveelheden onder elkaars invloed minder ruimtelijk volume gaan innemen. Dit proces gaat door totdat de quanta geheel tot stilstand zijn gekomen. Deze gehele stilstand zou bijvoorbeeld het meest voor de hand kunnen liggen in omstandigheden op enig moment ontstaand en dan heersend in de kern van extreme zwarte gaten. Dan staat ook de tijd stil daar. Dit blijft zo totdat het segment van ons universum waarin het zwart gat zich bevindt door toedoen van de werking van de donkere energie zoveel energie door snelheid (ten gevolge van de vacuümwerking type 3, veroorzaakt door de 1e hoofddimensie) aan zich heeft toegevoegd gekregen dat deze spontaan weer overgaat in energie “E”. Dit is een proces dat zich alleen in de buitenste regionen (de door mij eerder benoemde anti-singulariteit) van ons universum kan afspelen.

 

Duidelijk is dat bij de vorming van de quanta processen als elektromechanisme zijn ontstaan. Door hun kenmerken in verschillen van energie/massa categorieën ontstaat er direct allerhande wisselwerkingen tussen de deeltjes. Deze wisselwerking van aantrekking en afstoting veroorzaakt vorming van bijvoorbeeld protonen en neutronen uit de elementaire quarks. Dit laatste volgt uit vastliggende natuurkundige basiswetten. Wij zullen de complete wisselwerkingen moeten leren begrijpen uit die deeltjes uit het systeem van fundamentele deeltjes want meer is er niet. Het blijft een moeilijke, maar we komen er uit. Misschien moeten wij ons denken op sommige punten bijsturen en veranderen zoals bijvoorbeeld het veronderstellen dat fotonen altijd massa hebben in onze werkelijkheid en ook dat zij een magnetisch en elektrisch moment hebben.    

 

 

Is de materie van het quantumdeeltje noodzakelijkerwijs het equivalent van E?

 

De waarde “c2” en dus in het bijzonder welke snelheid aan “c” van toepassing is, is dus ook een factor. Want als bij de lichtsnelheid “E” (soms deeltje soms “E” bij “c”) optreedt waarom is dan c2 noodzakelijk?

 

De waarde “E” van het quantumdeeltje in een quantum domein is de totale "integrale" opvulling van dat domein. Als deze domeinen aan elkaar liggen is er sprake van de 1e hoofddimensie met zijn door mij al veel malen eerder omschreven paradox van kenmerken en subdimensies (4).

 

Aan de andere kant vind ik het ook niet aannemelijk dat de 1e hoofddimensie bij een ontlading in precies identieke hoeveelheden “E” met verschillende massa onderdelen uiteenvalt. Dan zouden alle deeltjes precies hetzelfde (zowel links- als rechts tollende deeltjes) moeten zijn maar dat zien wij niet. Het ontladen gebeurt dus in verschillende groottes oorspronkelijke “E”. Daardoor zijn er verschillende soorten elementaire deeltjes. Omgekeerd zal een deeltje dus terug willen keren naar “E”. Het 1e dimensie equivalent zal dus per deeltje verschillen. Dit houdt dus in dat inderdaad meer materie “m” meer “E” vertegenwoordigt. De waarde “E” is dus rechtstreeks de uitkomst van “mc2”. Als materie zich terug vormt tot integrale “E” dan moeten deeltjes zich dus kunnen verenigen in “E” met elkaar. Omgekeerd: vanuit “E” is dit laatste niet van toepassing want er was al sprake van integrale “E”.

 

Het is dus theoretisch mogelijk dat er tijdens ontladingen deeltjes gevormd zijn die buiten ons nog ontdekte spectrum van deeltjes liggen. Die zullen dan steeds minder voorkomen en zelfs zeldzaam kunnen zijn (zij zijn wel nodig om eventuele lacunes in ons begrip van de integrale wisselwerkingen van het elektromagnetisme definitief te doorgronden). Dit heeft dan als oorzaak een bijzondere omstandigheid tijdens het “uiteen-snappen”. Het is dus logisch te veronderstellen dat bepaalde deeltjes (veel) vaker gevormd kunnen zijn dan andere (kromme van Gauss denk ik hierbij aan ter visualisatie).     

 

Deeltjes hoeven niet aaneengeschakeld te liggen. Ze kunnen elkaar echter wel aantrekken of afstoten. Dit ligt in hun onderscheidenlijke kenmerken van de deeltjes of hun omliggende (complex van) deeltjes besloten.

 

 

Rustmassa van 0 en massaloos

 

Rustmassa van 0 en massaloos zijn nodig om te kunnen verklaren dat een foton massaloos moet zijn in rust om de lichtsnelheid te kunnen behalen. Dit omdat anders oneindige energie benodigd is om het deeltje die snelheid te kunnen laten behalen.

 

Net zoals aannames waarin oneindige druk en oneindige temperatuur voorkomen heb ik hier ook moeite mee.

 

Vanuit perspectief uitdijend universum

 

Ons universum dijt uit. Dat betekent relatief gezien dat er altijd sprake is van een bewegend deeltje. Stilstand is onmogelijk tenzij het deeltje zich met precies dezelfde snelheid 180 graden de andere richting op begeeft van de ter plaatse geldende uitdijing. Maar staat het dan ook stil? Dat ligt dus alleen maar aan het feit vanuit welke hoek je het bekijkt. Ten opzichte van andere objecten beweegt het juist.

 

Een stilstaand foton met een rustmassa 0 is dan onwaarschijnlijk. In mijn eerdere blogs heb ik uitvoerig geargumenteerd dat massaloos niet kan bestaan in ons universum. 

 

Evenwel zie ik dat massaloosheid als begrip wel geïntroduceerd moet zijn in de hedendaagse fysica omdat anders de voorstelling van wat er gebeurt niet gegeven kan worden. Met andere woorden: zonder de aanname van een staat “E” in ons universum kan de vergelijking van de SRT niet opgaan. Immers: “E” is het equivalent van mc2.

 

Gezien vanuit de massaloosheid

 

Ook blijf ik moeite houden met de aanname om iets dat geen massa heeft, dus ook feitelijk niet kan bestaan voor mij, zodanig te versnellen dat de lichtsnelheid wordt bereikt. Dus wij praten hier over de overgang van niets in materie en daarna in energie. Wonderbaarlijk. Terwijl omgekeerd ook voorkomt, dus als licht weer overgaat in andere fysische processen, van energie via materie naar niets.

 

Gezien vanuit de hypothetische redenering dat een foton in rustmassa de staat “E” heeft     

 

Dit kan natuurlijk ook niet. Want dan is de waarde van dat foton (gelijk te stellen op “E”) op dat moment in die staat mc2. Maar massa heeft het niet dus blijft dan over dat dat foton zou moeten luisteren naar de formule E=c2. De rustmassa van een foton in stilstand is dan het kwadraat van de lichtsnelheid. Hier kan ik mij geen enkele voorstelling meer bij maken. Want dit kan niet. “Niets” kan niet gelijk zijn aan c2.

 

Bovendien, wat is dan dat massaloze deeltje in rust die uit “E” bestaat, hoe ziet dat er uit?

 

Vanuit mijn visie – als het pure “E” zou zijn - zou het in de omstandigheden van ons universum weer onmiddellijk moeten terug vervallen tot massa. Want hoe moet je immers “niets”, deze “E” in stilstand en massaloos daarna weer terug laten keren via versnelling naar dat zelfde deeltje bijvoorbeeld in een golf licht maar dan ook als “E” weer uiteindelijk? 

 

De enige verklaring die ik kan geven

 

Ik zou nog eindeloos door kunnen filosoferen over dit onderwerp. De enige verklaring die ik kan geven is dat er in het heelal (niet te verwarren met mijn begrip universum) 2 verschillende staten op 2 verschillende uitingsvormen kunnen voorkomen. De ene staat en uitingsvorm is materie en de andere staat en uitingsvorm is energie. Een mix kan niet. Wel kosmologische processen van ontstaan en terugkeer. Hier heb ik al zeer veel over geschreven.

  

Copyright Fred Baumgart

  

donderdag 3 september 2020

Donkere materie, fotonen, straling en zwaartekracht - HOOFDSTUK 7 – Donkere materie – helix – kosmisch web – donkere energie - rustmassa – magnetisme – GEODE’s - Energie “E”

 

Donkere materie – helix – kosmisch web – donkere energie - rustmassa – magnetisme – GEODE’s - Energie “E”

 

De helix (helices)

In het kader van mijn theorie en specifiek aangaande het onderwerp van de donkere materie wil ik ook de helices een plaatsje geven en kort benoemen.

Wij kennen allemaal de schitterende voorstellingen hoe wij, de aarde; zon; ons melkwegstelsel met duizelingwekkende snelheid voortbewegen rond elkaar en door ons universum. Ook de grote structuren volgen hun snelle pad ten opzichte van elkaar en hierbij richting gegeven door de donkere energie.

De donkere materie lijkt zich onmiskenbaar traploos mee te bewegen op dit kosmische pad. Het is niet zo dat wij ineens op dit pad een zone met willekeurige meer of minder donkere materie passeren. De wetten van de onderlinge gravitatie blijven altijd constant en veranderen niet ineens. Dat wat wij donkere materie noemen is dus onlosmakelijk verbonden met de massa (objecten, gas, straling etc.) van de voortsnellende massa en verandert dus niet.    

 

Afstoting op kosmische schaal is nooit van toepassing

Waarom stoten objecten elkaar niet af op kosmische schaal terwijl kwantummechanisch wel afstoting voorkomt (bijvoorbeeld elektronen in een bepaalde schil om het atoom waar maar ruimte voor een bepaald aantal is)? Dit doet mij afvragen waarom er dan in planetenbanen of maanbanen om een planeet niet meerdere in dezelfde baan voorkomen? Of is dit niet waar?, want als ik bijvoorbeeld de ringen om Saturnus bekijk zijn er wel vele objecten in dezelfde baan. Ook hebben wij gezien dat door gravitatie losse objecten tot elkaar aangetrokken worden in de loop van de tijd tot grotere objecten. Zelfde baan-range objecten trekken elkaar dus aan op kosmisch niveau. Wat er na het samenvoegen gebeurt is afhankelijk van de plaatselijke gravitatie-omstandigheden. Dus of het object ingevangen wordt door het centrale object of in een andere baan belandt is afhankelijk van de omstandigheden. 

Wij zien in ieder geval geen afstoting. Ringen zoals bij Saturnus het geval kunnen dus ook gezien worden als manen in wording in verschillende baanhoogten rond de planeet. Maar ook omgekeerd kan het geval zijn na botsingen. Dan is de materie gefragmenteerd zoals in ringen als om Saturnus bijvoorbeeld. Of het weer manen worden hangt af van de gravitatie. Als de onderlinge gravitatie van de brokstukken (ijs en puin e.d.) groter is dan de gravitationele werking van de planeet vormt zich een nieuwe maan. Is die van de planeet groter dan worden de brokstukken ingevangen door de planeet. Aanvankelijke invang door de planeet en later voor de overgebleven materie klontering tot een maan is natuurlijk ook denkbaar. Ook gelijktijdige processen van invang door de planeet en maanvorming kunnen zich naar mijn mening voordoen.  

 

 Kosmisch web

Het vorige item over afstoting doet mijn belanden bij het kosmisch web. Hiervoor heb ik in mijn theorie hierover geschreven als de “sponsachtige structuur”.

Volgens nieuwe opvattingen en veronderstellingen zouden de gaten in de hiervoor genoemde kosmische structuur in hun “leegheid” verantwoordelijk kunnen zijn als de aanjager van de uitdijing van ons universum (donkere energie).

Vanuit mijn theorie kan dit niet, ik ga hier op zich niet verder op in en verwijs naar wat ik al geschreven heb. Anderzijds zou er in dit soort omstandigheden – als er sprake is van een (volmaakt) vacuüm een aanzuigende werking moeten plaatsvinden. (Je zou dan moeten verwachten dat ons universum implodeert maar wij zien juist het omgekeerde).  

Een vacuümwerking, omvattend aanwezig om ons universum, is overigens het enige mechanisme dat ik mij kan voorstellen bij het steeds sneller uiteendrijven van objecten of structuren in ons universum. De “gaten” in het kosmische web kunnen daar niet in passen, ik kan dit verder op geen enkele wijze beargumenteren dat het wel zo zou wezen dus ik laat dit voor wat het is. Een omgekeerde vacuüm werking veroorzaakt door de holten in het kosmische web lijkt mij natuurkundig gezien eenvoudigweg ook niet kunnen.

Vanuit mijn theorie redeneer ik wel naar het bestaan van anti-zwaartekracht of anti-gravitatie. Dit kan spelen in bepaalde omstandigheden van magnetisme. Ook hier verwijs ik kortheidshalve naar mijn eerdere publicaties. De anti-gravitatie doet zich evenwel onder zulke omstandigheden voor dat deze zich op kosmisch niveau nooit grootschalig kunnen voordoen. Afstoting van grote(re) objecten veroorzaakt door anti-gravitatie komt dus niet voor.

Blijft over datgene wat wij op kosmische schaal maar ook op kwantumniveau zien gebeuren en dat is aantrekking, gravitatie.

Onderwijl ik dit stukje aan het editen ben lees ik een bericht op internet waarin een verdere uitleg van dit verschijnsel van mogelijke bron van donkere energie verklaard wordt uit een soort tegenovergestelde zwarte gaten (GEODE’s). “Generic Objects of Dark Energy (GEODE’s) zouden bestaan, zwarte gaten die niet bestaan uit gewone materie, maar uit donkere energie.” Dit wijkt even zover af van mijn theorie dat hier even niet verder op in ga. Als dit waar is dan is natuurlijk een deel van mijn theorie onhaalbaar en zal ik op zoek moeten naar nieuwe mechanismen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor andere onderdelen van mijn theorie. Ik heb echter nog geen echte heel simpele eenvoudig te bewoorden argumenten gezien die mij op dit moment tot andere inzichten zouden kunnen brengen. Met name op nieuwe inzichten die uitzonderingen maken op de algemene relativiteitstheorie (ART) of de speciale relativiteitstheorie (SRT) ben ik wat terughoudend. Helemaal als deze nieuwe inzichten mee gecalculeerd moeten worden in het oer-evenement waaruit ons universum is ontstaan. In het speciaal als er geen elementen zijn vermoed of aangewezen die gewezen zouden hebben op de noodzaak van nieuwe benaderingswijzen. In mijn theorieën blijft alles van kracht zonder uitzonderingen. Hierbij richt ik speciale aandacht op de situatie voor het oer-evenement (oerknal bijvoorbeeld) dat ons universum creëerde. Van dat laatste vind ik dat dit onderwerp te weinig belicht wordt in de theoretische fysica terwijl het wel voor de basis stond van onze werkelijkheid.    

 

Kan donkere materie omgezet worden in donkere energie?

Vanuit mijn visie gezien kan dit dus helemaal niet. Ten eerste zijn het twee verschillende fenomenen. Ten tweede: donkere materie is in mijn optiek ook daadwerkelijk materie. Donkere energie is een vacuümwerking veroorzaakt door een door mij in mijn theorieën reeds vaak omschreven fenomeen. Dat neemt niet weg dat ik denk dat materie voortkomt maar ook uiteindelijk weer opgaat in pure “E” (energie). Wij zijn niet anders dan een 4-dimensionale ontlading (van de ontelbare) uit de door mij omschreven 1 dimensionale “oertoestand”.    

 

Zegt het vacuüm (type 3) en materie iets over “E”?

Naar mijn stellige mening wel. Ik ga niet meer in detail in op mijn bewering omdat ik vind dat ik dat in mijn eerdere publicaties al uitvoerig gedaan heb.

Wat ik op dit punt wil verduidelijken en eventueel toevoegen voor zover ik dit al niet omschreven heb is dat donkere energie, hierboven genoemd, met zich meebrengt dat de 1 dimensionale “E” toestand consistent is in samenstelling en niet “uitgerekt” kan worden als een soort 3-dimensionaal membraan of -elastiek. Als dit namelijk wel zo zou zijn dan zou de vacuümwerking niet kunnen optreden. Ons universum met al zijn structuren zou dan imploderen. Wel vind ik het denkbaar dat spanningen, een soort “rimpelingen”, in de 1 dimensionale entiteit onder invloed van een voorkomend donkere energie-entiteit in een universum een (nieuwe) 4 dimensionale ontlading kan veroorzaken zoals ik heb omschreven. Maar dat komt dan zuiver voort uit de enorme kosmische trekkrachten van de verschillende fenomenen, (de 1 dimensionale entiteit (heelal) en een 4 dimensionale entiteit (een universum), op elkaar.

Noot: ik schrijf over de 1 dimensionale toestand omdat dit even als best mogelijk is voor mij om te beschrijven en voor te laten stellen door de lezer. Het liefst spreek ik zelf over de “Paradox” zoals ik deze toestand voor mijzelf voorstel. De 1 dimensionale toestand heb ik in mijn publicaties de 1e hoofddimensie (het (oer)heelal) genoemd. Wij leven in de 2e hoofddimensie (onze werkelijkheid, ons universum).   

 

Valt dit te verifiëren?

Misschien met het volgende gedachten experiment:

Een willekeurig deeltje in ons universum gehoorzaamt aan de volgende wet: het heeft een massa en als het draait dan heeft het een elektrisch en een magnetisch moment. Of het deeltje nou stilstaat of beweegt, al deze 3 eigenschappen heeft het in zich verenigd.

Versnellen wij het deeltje voorbij de lichtsnelheid en nog veel verder daarboven tot een fractie beneden de waarde (snelheid) c2 dan gaat het deeltje over in de toestand “E”. Het voldoet dus niet meer mee aan de voorwaarden voor een 4-dimensionale toestand. Voor de snelheid c2 vergt het wel enorme hoeveelheden energie om te versnellen. Gaandeweg, boven de (licht)snelheid van ca. 300.000 km per seconde gaan zich processen voordoen. Golflengtes veranderen en verschuiven naar beneden totdat zij de waarde nul (bij c2) hebben. De frequenties verminderen op enig moment ook tot 0 en hebben hun elektromagnetische eigenschappen verloren. Waardes schijnen dus te veranderen tot onder het ons bekende spectrum. Gelijktijdig in dit proces verruilt het deeltje zijn hoedanigheid van materie in die van energie “E.

Dit proces is niet hetzelfde als het invangen van materie (en dus ook lichtdeeltjes) in een zwart gat. Bij een zwart gat is de heersende kracht de gravitatie en hier is dat die van donkere energie. De energieën en afstanden gepaard gaande bij donkere energie liggen oneindig veel hoger dan die van de versnellingsenergie en afstanden ten gevolge van zwarte gaten. Dus de uitwerking op materie is ook significant anders.

 

Wat is dan “E” en hoe ziet “E” er dan uit?

Ergens in- of aan het eind van de situatie dat er geen sprake meer is van golflengte en/of frequentie manifesteert de “E” zich. Het deeltje bergt zoveel energie in zich dat het energie is en deel uitmaakt van de integrale “E” toestand. Dit tot op een moment dat “E” kan vertragen en zich vormen tot (een) deeltje(s). Eenmaal vertraagd zijn deeltjes gevangen in de toestand van 4 dimensionale werkelijkheid met een maximale snelheid van ca 300.000 km per seconde. Sneller kan eenvoudigweg niet meer en zijn dus gedoemd om de 4 dimensionale toestand te houden totdat zich een situatie voordoet waarbinnen zij weer terug kunnen keren naar de “E” toestand. Dat vergt heel veel energie. Vanuit dit oogpunt is het zelfs voor te stellen dat deeltjes eenmaal voortgekomen uit de “E” toestand deze nooit meer (helemaal) terug kunnen bereiken. Hoewel dit laatste slechts een overweging is. Leidend is bij mij de gedachte dat de 1e hoofddimensie oneindige energie in zich bergt. Om materie met oneindige energie terug te versnellen tot “E” is dus een aannemelijke mogelijkheid voor mij.    

Frequentie is dus blijkbaar ook een factor bij het terugkeren tot de “E”-toestand. Anders dan het terugzetten van een deeltje tot een deeltje dat slechts stilstaat hebben wij hier dus ergens anders mee te maken. Wij hebben niet te maken met bijvoorbeeld zeer hoge druk en samenpersing waarbij stilstand optreedt maar uiterste versnelling. Het omgekeerde hiervan zeg maar want de versnelling speelt zich af naar de buitenzijde van ons universum, dus in een groter volume.

 

Overgang van materie naar “E”

Het deeltje met zijn elektromagnetische eigenschappen gaat dus over van toestand (van materie naar “E”). Anders dan waar een materiedeeltje een eigen domeintje vertegenwoordigt in onze werkelijkheid neemt een “E” entiteit een andere gedaante aan. Het eigen “domeintje” verdwijnt en gaat over in een egale toestand van integrale “E”, de paradox (de eendimensionale toestand). Er is geen sprake meer van tijd en ook afstand neemt een andere, paradoxale, toestand in. Hier zijn de kenmerken: oneindige afstand versus geen afstand en oneindige tijd versus geen tijd, alle vier de eigenschappen in zich verenigd. Hier heb ik in mijn eerdere publicaties uitvoerig over geschreven.

 

Zegt de in ons universum aanwezige hoeveelheid materie iets over de samenstelling van de eerste hoofddimensie (“E” -toestand)?

In mijn ogen dus wel. Als wij alle materie in ons universum nemen (inclusief alle straling) en vermenigvuldigen maal het kwadraat van de lichtsnelheid dan komen we tot de totale “E” – equivalent. Het enige dat wij nog moeten weten is waar de overgang van ons universum in die van de paradoxale 1 dimensionale toestand precies gelegen is. Daarbij sluit ik zeker niet uit dat ons universum door de vorm van de oerontlading en mogelijk ook draaiing ook (iets) afgeplat of vervormd is en niet een volmaakte ronde vorm in alle richtingen heeft.

Als wij dit weten dan kunnen wij aan de hand van de inhoud en de totale massa een “egale” 3-dimensionale verdeling maken van die massa. Dus een egale aaneengesloten verdeling bestaande uit een enkelvoudige entiteit veronderstellen. (Volmaakt en aaneengesloten in elkaar opgegaan tot een egale, homogene, 1 dimensionale toestand maakt dit dus deel uit van de 1 dimensionale 1e hoofddimensie).

Deze toestand huisvest de basis-ingrediënten van het elektromagnetisme (materie, elektriciteit en magnetisme) in zijn meest elementaire vorm. Deze ingrediënten verworden zich tot materie bij de vorming uit een ontlading in een nieuwe 4-dimensionale werkelijkheid als de onze waarin wij leven.

In deze overweging heb ik nog geen rekening gehouden met eventuele invloeden van annihilatie (en hoe wij dit verder moeten interpreteren) aan het begin van de vorming van ons universum op bovenstaande berekening. Annihilatie veroorzaakt voor zover ik nu overzie ook geen veranderingen in mijn theorie.

 

Uit de speciale relativiteitstheorie volgt dat een deeltje met een rustmassa groter dan 0 nooit de lichtsnelheid kan bereiken. Een foton heeft dan ook geen rustmassa

In mijn hoofdstuk 5 ben ik al wat uitgebreider op dit onderwerp ingegaan.

De snelheid die een foton behaalt is de snelheid van een foton en de daarbij behorende fenomenen kunnen wij onder andere meten aan straling (bijvoorbeeld met onze ogen waarneembaar licht).

Echter deze snelheid is bij verre niet (nagenoeg onmogelijk want het vergt oneindige energie om deze te bereiken) de snelheid benodigd voor “E”. Als het echt de snelheid had voor “E” dan zou die snelheid c2 moeten zijn. Dat kan niet zoals ik eerder heb opgemerkt. Er is dus geen enkel beletsel om altijd massa toe te kennen aan een foton, los of in golven. Sterker nog: het is zo.

 

Magnetische werking verdwijnt bij fysische verstoring

Verwarming, druk, inwerking van kinetische evenementen, (botsingen etc.) hebben hun uitwerking op magnetische werking van objecten. Door dit soort evenementen die op kosmisch niveau op overwegende schaal spelen wordt het magnetisme teruggedrongen op de meest basale (kwantum) uitingsvormen. De atomen zijn immers uit hun rangschikking gehaald en als dit eenmaal is gebeurd dan hersteld zich dat niet meer automatisch.   

Dit schrijf ik ook omdat het mij fascineert in het licht van mijn theorie waarom de fotonen zich bij een magneet of magneetveld anders lijken te gedragen dan bij een lamp bijvoorbeeld. Ik denk dat hitte een belangrijke rol speelt.

 

Magnetische krachtlijnen

Zoals ik hierboven genoemd heb is bij een magneet (waarbij het materiaal dus magnetisch in tact is) sprake van krachtlijnen waarvan ik denk dat die bestaan uit fotonenstromen. Ik stel mij voor dat fotonen onderweg in een krachtlijn losse elektronen of andere deeltjes mee kunnen nemen door elektromagnetische binding en die eenmaal binnen het materiaal of object (voornamelijk en in het bijzonder op kosmische schaal) mede “aangroei” van massa kunnen veroorzaken. Dit gezien naast de gewone gravitationele werking dat van een object uitgaat.   

  

Elektrische ontladingen

Tussen twee tegenovergestelde polen kunnen elektrische ontladingen optreden. Elektronen verplaatsen zich van de ene naar de andere pool. Wat mij opvalt is dat een elektrische ontlading altijd op de kortere afstand lijkt af te spelen. Terwijl magnetisme een verschijnsel op grote (kosmische) schaal is. Daarmee bedoel ik niet te zeggen dat elektriciteit niet speelt op kosmische schaal want dat doet het juist wel. Magnetisme en elektriciteit zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een elektrische ontlading van bijvoorbeeld pool a naar pool b of een blikseminslag is altijd op de relatief korte afstand. Magnetisme strekt zich kosmisch uit (1/r2). Dit echter alleen binnen een 4 dimensionale werkelijkheid zoals de onze bijvoorbeeld. Daarbuiten gelden de wetten een andere dimensie (1 dimensionaal).    

 

Deeltjes niet “naakt” in mijn visie

Fotonenstromen rondom een magneet bijvoorbeeld kunnen interactie hebben met losse elektronen. Mijn theorie moet bezien worden uit het feit dat ik alle (elementaire) deeltjes in het spel van de kwantumdynamica niet als losse deeltjes zie maar als onderdeel van een magistraal “spel” met andere deeltjes. Bijvoorbeeld bij de elektronen in een baan om een atoomkern veronderstel ik een brede interactie met fotonen. En ga zo maar door. Dus ook in de kern van het atoom. 

 

­Ik zoek naar verklaringen met instandhouding van datgene wat al onderzocht is en bevestigd

Nogmaals wil ik stellen dat ik mijn denkbeelden probeer in te passen naar datgene wat er al is onderzocht en vastgesteld. Dit is mijn uitgangspunt. Mocht ik afwijken van opvattingen hoe interactie van de uitwerking van diverse theorieën op elkaar inwerken dan is dat mijn interpretatie. Dus expliciet mijn interpretatie en combinatie met uitleg van mijn visie op de waarnemingen- en onderzoeken die door anderen gedaan zijn.

 

Copyright Fred Baumgart

 

 

 

 

donderdag 20 augustus 2020

Donkere materie, fotonen, straling en zwaartekracht - HOOFDSTUK 6 – Wetenschappers kort uitgelicht met toelichting in context van mijn theorie

 

 Wetenschappers kort uitgelicht met toelichting in context van mijn theorie

 

James Clerk Maxwell (13-06-1831 – 05-11-1879)

In de eerste instantie stelde Maxwell twintig vergelijkingen met variabelen op die nog altijd het uitgangspunt zijn voor de klassieke elektrodynamica. Wiskundig is uit deze vergelijkingen af te leiden dat bewegende ladingen elektromagnetische golven uitzenden met de snelheid van het licht (door de ruimte). Op basis van zijn vergelijkingen kon hij theoretisch de lichtsnelheid berekenen. Vanuit zijn stellingen opperde hij dat licht een elektromagnetisch golfverschijnsel is. Ongetwijfeld is dit juist. Vanuit mijn theorie concludeer ik dat elektromagnetische straling, ook die in golven, altijd bestaat uit materie. In mijn theorie speelt de dualiteit van de deeltjes in onze 4-dimensionale werkelijkheid niet mee.

Maxwell heeft natuurlijk veel meer betekend, maar waarom ik het benoem is omdat ik de verbeeldingskracht zo sprekend vind.


Oliver Heaviside (18-05-1850 – 03-02-1925)

Met behulp van vectornotatie lukte het Heaviside in 1889 om met behulp van vectoranalyse de twintig basisvergelijkingen van Maxwell te vereenvoudigen tot 4 vergelijkingen.


Michael Faraday (22-07-1791 – 25-08-1867)

Faraday constateerde dat als er een magneetveld optrad er een stroom ontstond. Bij wijzigingen in de kracht van het magneetveld nam de elektrische stroom ook toe en af. Dit toonde hij aan door een stroomdraad tussen de polen van een hoefijzermagneet aan te brengen. De op elkaar inwerkende elektrische- en magnetische krachten deden de draad ronddraaien. Dit inwerken, resulterend in het ronddraaien van de draad vormt het basisprincipe van de elektromotor.

Ook uiterst interessant vind ik binnen de context van mijn stuk de “Kooi van Faraday”. Hoewel er altijd wel diktes zijn te bedenken die elke vorm van elektromagnetische straling tegenhouden geeft hij hier een praktische toepassing in het wegfilteren van bepaalde elektromagnetische straling. Dit afhankelijk van bijvoorbeeld de afstand van de mazen onderling van de kooi. De trilling in het ruimtelijke effect van de individuele deeltjes van de golf (tezamen met de samenstelling van de kooi) is kennelijk bepalend of die straling wordt tegengehouden.

In mij theorie merk ik op dat ieder deeltje zijn eigen domeintje inneemt in het spel van het elektromagnetisme. De eigenschappen van een foton (altijd materie) dus ook. Een hoge frequentie (draaisnelheid) geeft een klein domein in ruimtelijke dimensie gezien. Een lage frequentie geeft het omgekeerde ruimtelijke effect. Mede zo visualiseer ik de werking van deeltjes (maar ook atomen; moleculen etc.).      


Heinrich Hertz (22-02-1857 – 01-01-1894)

De golflengte is omgekeerd evenredig met de frequentie: het product van golflengte (in meters) en frequentie (in MHz) is ongeveer 300 de snelheid van het licht, (299.792.458 kilometer per seconde).

De snelheid per seconde is natuurlijk afhankelijk van waar wij ons in de ruimtetijd bevinden. Alles natuurlijk exact volgend naar de wetten van de algemene relativiteitstheorie van Einstein. 

Elders in mijn theorie heb ik opgemerkt dat lichtdeeltjes een medium verlaten in golven van deeltjes. (Het medium heeft de eigenschap om de deeltjes zo lang mogelijk te binden).

Eenmaal vrij geven deze lichtdeeltjes, als deeltjes met de minste massa uit ons universum, op de lange afstand het magnetisme door (1/r^2). Weliswaar zeer zwak door hun grootte maar door hun massaliteit een factor die niet overgeslagen mag worden. In ons universum vertegenwoordigen zij in hun kracht en werking het grootste deel van dat fenomeen dat wij donkere materie noemen. De golven deeltjes worden in meer of mindere mate afgebogen door andere (klonters) materie zoals sterrenstelsels, gaswolken etc. Komen zij in de buurt van een zwart gat dan kunnen de lichtdeeltjes ingevangen worden en hier in beginsel niet meer uit ontsnappen.

Ook elders heb ik opgemerkt dat de fotonen onder invloed van het vacuüm type 3 (veroorzaakt door de 1e hoofddimensie –zoals ik dat noem in mijn theorie-) naar de buitenzijde van ons universum toe bewegen. Dit verschijnsel kennen wij als donkere energie. Door hun lichtheid hebben de fotonen de grootste mogelijke snelheid binnen ons universum (ca 299.792.458 km per seconde). Alle overige materie heeft dezelfde eigenschappen maar door hun massa zijn de snelheidswerkingen in ons universum anders (lager).

Het is fascinerend te zien dat de frequentie niet van invloed is op de snelheid. Die blijft voor alle straling (niet de overige deeltjesstraling) gelijk. Fotonen in welke frequentie dan ook hebben dus blijkbaar allemaal dezelfde massa. Dit is na te gaan door verschillende straling naar snelheden te meten. Bij mijn weten is dit nog nooit gemeten (noch serieus onderzoek naar gedaan). Overigens zou het voor mijn theorie geen verschil uitmaken als er minuscule snelheidsverschillen zouden zijn tussen fotonen onderling. Wij praten dan over uiterst geringe verschillen in massa. 

Overigens denk ik ook wel eens dat elementaire deeltjes qua soort dus niet allemaal precies dezelfde afmetingen hoeven te hebben. Daarmee bedoel ik dat je de elementaire deeltjes ook op een lange schaal kunt leggen bijvoorbeeld van 1 tot 20. De deeltjes van plek 1 tot 2 op de schaal zijn bijvoorbeeld fotonen en 3 tot 4 (en alles wat er qua afmeting tussen valt) zijn bijvoorbeeld elektronen enz.


Albert Einstein (14-03-1879 – 18-04-1955)

In mijn ogen nog steeds de grootste wetenschapper.

De speciale relativiteitstheorie (1905) en de algemene relativiteitstheorie (1916) spelen in mijn theorie  grote rollen. Ik verwijs vele malen naar deze theorieën en haal ze aan om mijn stellingen te verduidelijken en te ondersteunen.  


Theodor Kaluza (09-11-1885 – 19-09-1954)

In 1919 is het Theodor Kaluza gelukt om Maxwells theorie van het elektromagnetisme samen met de theorie van de zwaartekracht van Einstein te verenigen tot een theorie. Deze theorieën kon hij verenigen tot een allesomvattende theorie door het invoeren (boven op de bekende 4 dimensies) van een 5e dimensie.

Hij zag het verband in ieder geval.


Oskar Klein (15-09-1894 – 05-02-1977)

De 5e dimensie van Kaluza had wel een probleem omdat deze onzichtbaar was. De wiskundige Klein verklaarde later deze 5e dimensie door aan te nemen dat deze was “opgerold” tot zeer kleine omvang.


Kaluza-Klein theorie

Het samenvoegen van de theorieën van Theodor Kaluza en die van Oskar Klein leidde tot de Kaluza-Klein theorie, een allesomvattende theorie.

Einstein zag veel in de theorie van Kaluza en hechtte veel waarde aan diens ideeën. Bij de opkomst van de kwantumdynamica werd echter het toevoegen van een 5e dimensie gezien als een wiskundige toevoeging, een truc, die geen fysische betekenis zou hebben. Het schijnt dat door de opkomst van de stringtheorie de Kaluza-Klein theorie weer sterk in de belangstelling is komen te staan. De stringtheorie bedient zich ook van meerdere dimensies omdat men zonder deze voorstelling geen theorie kan vormen die alle vier de natuurkrachten verbindt. 


Mijn visie op Kaluza-Klein

Ik denk dat Kaluza gelijk had als deze in een richting zocht die de elektromagnetische kracht en de zwaartekracht verbond. De reikwijdte 1/r^2 is gelijk. Als daar consensus over bestaat dan schaar ik mij hierachter. Ik ben het echter niet eens met de toevoeging van Klein om een extra 5e dimensie toe te voegen. Aan de 4 dimensies die wij nu kennen hebben daar hebben wij naar mijn inzicht voldoende aan. Dit houdt ook in dat ik denk dat nog meer dimensies (tot wel 11), benodigd voor de snaartheorie naar mijn mening ook overbodig zijn.


Wat denk ik dan?

Bij het zoeken van de meest logische verklaring hanteer ik weer het scheermes van Ockham en zoek de meest voor de hand liggende verklaring met de minste aannames en de minste entiteiten.

Ik vermoed dat zwaartekracht als een op zich bestaande kracht helemaal niet bestaat. Het effect van de zwaartekracht moet gezocht worden in de elektromagnetische kracht. Het elektrische veld en het magnetische veld staan loodrecht op elkaar. Magnetische monopolen bestaan niet, of zijn althans nog nooit aangetoond.

De magnetische veldwerking is op alle schaal in het elektromagnetisme aanwezig.


Een constatering

Zowel de sterke kernkracht als de zwakke kernkracht gehoorzamen aan de wetten van het elektromagnetisme. In beginsel komt het allemaal neer op de gedragingen van deeltjes in hun meest basale vorm (massa, spin en lading).  


IJkbosonen

Ik filosofeer even verder:

In de natuurkunde is er binnen  de heersende opvattingen sprake van 4 krachtvoerende deeltjes:

1.     Voor de sterke kracht de gluonen (pionen);

2.     Voor de elektromagnetische kracht de fotonen;

3.     Voor de zwakke kernkracht W bosonen en Z-bosonen en de hypothetische X- en Y-bosonen;

4.     Voor de zwaartekracht de hypothetische gravitonen.

Als ik het goed begrepen heb schijnt er onderzoek geweest te zijn naar de relatie tussen de zwaartekracht en de elektromagnetische kracht (Kaluza-Klein) en – recenter - de elektromagnetische kracht in perspectief van de zwakke kernkracht, (de elektrozwakke wisselwerking). En dus of deze beide krachten (middels wiskunde en theorieën) te verenigen zouden zijn.

Deze Kaluza-Klein theorie is in hernieuwde belangstelling komen te staan maar dan meer in het perspectief van de snaartheorie. In ieder geval heeft men verdere richting gezocht in het toevoegen van meer dimensies (5e Kaluza-Klein 1921 en 11 in de snaartheorie 1970). De elektrozwakke wisselwerking kan op bredere consensus rekenen.

Met uitzondering van de sterke kernkracht is men wat betreft de andere drie krachten sterk van mening dat er een relatie moet bestaan en wellicht dat deze krachten in wezen een en dezelfde natuurkracht vertegenwoordigen.

In de vele jaren onderzoek is men nog niet verder gekomen. De knapste koppen zijn er niet uitgekomen (nog). Door de vele interactie tussen deeltjes is het geheel zeer moeilijk in een passend wiskundig model te gieten.

Verreweg de meeste – zo niet alle - deeltjes tot op het elementairste niveau toe hebben een spin en dus een magnetisch- en een elektrisch moment.

Alleen deeltjes met een massa zouden dus theoretisch stil kunnen staan, ergo dan kunnen zij ook niet de lichtsnelheid volgens de wet van Hertz halen want zij hebben geen frequentie (en ook geen elektrisch of magnetisch moment).

Elk deeltje vervult in ons universum zijn functie in zijn eigen “domeintje”, deze domeintjes liggen allemaal tegen elkaar aan in het vacuüm van ons universum zodat ieder vakje is opgevuld en er geen sprake meer is van een (perfect) vacuüm (In de ruimte, hoewel sterk verdund, dus ook niet). Dit gaat door tot het niveau van de, bij wijze van spreken, aller-elementairste deeltjes.

Ik denk niet dat op het niveau van het allerkleinste er zich een keur van verschillende samenstellingen van die deeltjes zal voordoen. (De ene zal niet samengesteld zijn uit beton en de andere uit watten als voorbeeld.)

Ik denk dat er geen 5e dimensie (of nog meer) benodigd zijn. Slechts de elektronenschil rond de kern en de residuele werking van de sterke kernkracht die de concentratie van de dragers van de elektromagnetische kracht, de fotonen, mogelijk maakt om de zwaartekracht - en daarmee het samengaan van deze twee krachten (de elektromagnetische en de zwaartekracht) tot uiting te laten komen. Het traploze aantrekkings-effect vanuit de atomen wordt tot in de verste uithoeken van ons universum doorgegeven door de elektromagnetische straling.

Fotonen vertegenwoordigen, zoals ik eerder heb geconstateerd, altijd massa. Deze fotonen trekken elkaar aan in plus-min formatie in strengen. Zij bewegen zich voort met de lichtsnelheid naar de buitenrand van het universum. Deze strengen, gebundeld tot golven bestaan niet uit energie (pure E, linkerkant formule speciale relativiteitstheorie van Einstein) want daarvoor is hun snelheid bij lange na niet toereikend. (Geen c2 maar slechts iets onder de wortel hiervan c)        

De (4 dimensionale) algemene relativiteitstheorie van Einstein is hierop schitterend van toepassing. 

Dus niet de aanname van de, tot zeer kleine omvang opgerolde, 5e dimensie maar de werking van de residuele werking van de sterke kernkracht samen met de fotonenwolken rond de elektronenschillen om de kern, vertegenwoordigd door de ter plaatste aanwezige massa is voldoende om de veronderstelde – niet op zichzelf aanwezige en ook niet als op zichzelf staande kracht benodigde - zwaartekracht en de elektromagnetische kracht overal in ons universum te verenigen. 

Fotonen gaan interactie aan met elektronen, die op hun beurt weer de interactie ondervinden met de protonen in de kern. De los bevindende fotonen in onze atomaire ruimte hebben in hun ongebonden staat aan een elektron ook hun interactie met elkaar en ondervinden invloed van de kern. Daarnaast gaat straling overal vanuit ons universum ook door de ruimtes van de atomen heen in hun golfpatroon en heeft daar ook zijn interactie.

Het kan natuurlijk niet zo zijn dat als een grote hoeveelheid fotonen zich gaan richten in golven door het een of andere evenement dat er aan die fotonen ineens een elektrische en een magnetische component toegevoegd wordt. Deze componenten zijn altijd in een foton aanwezig.

En al zouden fotonen overgaan in energie, dan zou je mogen aannemen dat dan ineens de zowel de elektrische en de magnetische component als wel de massa over zouden gaan in de energie. Om daarna bij een ander evenement weer terug te keren in de eerdere vorm van een gedraging als deeltje. Dit is hoogst onwaarschijnlijk.  

De magnetische invloed wordt overgebracht door de (cumulatieve) residuele werking van de sterke kernkracht. Hier is slechts een minieme invloed nodig. Het Yukawa potentiaal 1/r^7 geeft hierin helderheid. Het residuele restje aan het eind van de sterke kernkracht is voldoende om de magnetische velden in de elektromagnetische straling te beïnvloeden en dus om het verschijnsel van de zwaartekracht te genereren. Alle fotonen, of zij in een golf bevinden of los hebben in beginsel dezelfde invloed op elkaar. 


Hideki Yukawa (23-01-1907 – 08-09-1981)

In 1935 publiceerde Yukawa zijn artikel dat de massa kon inschatten van dat deeltje dat de sterke kernkracht veroorzaakt. In 1947 werd het deeltje – het pion – experimenteel aangetoond door Cecil Powell.


Georges Henri Joseph Edouard Lemaître (17-07-1894 - 20-06-1966)

Leverde zeer belangrijke bijdragen aan de algemene relativiteitstheorie. Tevens de hypothese van een uitdijend heelal (1927) en de grondlegger van de oerknaltheorie.

Ten aanzien van de oerknaltheorie wil ik opmerken dat Einstein deze theorie omarmde bij gebrek aan een betere stelling. Met name de problematiek van oneindige druk en oneindige temperatuur kon hij niet beredeneren. Mijn theorie behelst een oerontlading in plaats van een oerknal. In ieder geval spelen hier de begrippen oneindige druk en oneindige temperatuur niet.


Edwin Powell Hubble (20-11-1889 - 28-09-1953)

In belangrijkste perspectief tot mijn theorie merk ik op dat Hubble het verband van de roodverschuiving van diverse sterrennevels tot de Aarde doorzag. Aan de hand van dit gegeven legden anderen het verband met een uitdijend heelal (in mijn begrippen: ons uitdijend universum).

Albert Einstein hield in zijn voorspellingen rekening met een gelijk- en statisch universum. In zijn berekeningen ging hij van dit gegeven uit en noemde het de “kosmologische constante”. Later benoemde Einstein deze veronderstelling van zichzelf als zijn grootste vergissing.


Fritz Zwicky (14-02-1898 - 08-02-1974)

In 1933 kwam Zwicky tot de conclusie bij het bestuderen van een cluster van om een gemeenschappelijk zwaartepunt bewegende sterrenstelsels dat er zich veel meer massa in het cluster moest bevinden dan de massa berekend aan de hand van de hoeveelheid licht die hij in dat cluster waarnam. De ontbrekende hoeveelheid massa was niet waar te nemen. Omdat deze massa er wel moest zijn noemde hij deze “donkere materie”

Na 1933 zijn er vele verklaringen en veronderstellingen geopperd en ingebracht waar deze ‘donkere materie” uit zou bestaan. Tot op heden is er nog geen verklaring gevonden. Mijn theorie is ook zo’n verklaring, maar dan uit een ander perspectief die ik nog niet ben tegengekomen. Vergeleken met de andere stellingen is die van mij nog niet becommentarieerd of nader onderzocht. 


Zwarte gaten

De effecten die ik beschreven heb kunnen ook toegepast worden op zwarte gaten. Om niet in herhalingen te vervallen verwijs ik ook naar wat ik hierover al heb geschreven.

De doorgifte van de CRSK op de fotonen is zo immens geworden dat de atomen dichter op elkaar getrokken worden. In de ruimte van de atomen die op elkaar gedrukt zijn bevindt zich ook een steeds toenemende concentratie van fotonen. Deze fotonen ondervinden aan het oppervlak van het zwarte gat nog steeds de immense aantrekking. De aantrekkingskracht die het opwekt in dit hele spel is zo groot dat zelfs ander licht (fotonen) – en materie etc. natuurlijk – aangetrokken wordt. Deze aantrekking gaat door tot de waarnemingshorizon van het zwarte gat.

Bij sommige zwarte gaten, waar de druk en omstandigheden daartoe geschikt zijn ontstaan stralen van uitgestoten straling aan de polen. De zogenaamde “flashes”.


Flashes

Naar mijn mening ontstaan flashes door verschillen in de dikte van de soep van straling om het zwarte gat. Als door bijvoorbeeld magnetisme een onbalans in zwaarte van de gecompresseerde massa’s van straling ontstaat zal deze zich vanaf het middelpunt, waar deze soep het dikste is het hardst willen imploderen. Echter in het zwarte gat zelf is hier geen ruimte meer voor en het stort in. Zie de vorm van de omgeving van het stralingsomhulsel als een denkbeeldige basketbal die om de materie van het zwarte gat heen ligt.

Gevolg is dat de straling onder gigantische druk een uitgang zoekt aan de polen van het zwarte gat, waar de schil het dunste is en met een gigantische kracht- en intensiteit aan beide zijden het universum wordt ingeblazen. Vergelijk het met een citroen die je fijnknijpt in je hand waarbij de inhoud van boven en onderen er uit spuit. Bij flashes is het echter geen materie die vrijkomt maar straling (eventueel vervuild met wat materie die nog niet opgenomen is kunnen worden in de val naar het zwarte gat).


Hoe verhoudt het bovenstaande zich met “donkere materie”

Het ligt eigenlijk heel simpel. De donkere materie in de hoedanigheid waarvan wij naar opzoek zijn bestaat niet. Het bovengenoemde effect in de elektromagnetische straling is precies voldoende om alle objecten van ons universum in hun baan te houden.


Unificatie

Ik zie dat mijn zienswijzen een vereniging inhoudt van de fundamentele natuurkrachten tot een theorie die zowel op kwantum- als op kosmisch niveau in elkaar past. Alle andere – veel ingewikkeldere – theorieën geven (nog) geen unificatie. Mijn theorie geeft ook een visie op de situatie die tot een oerontlading leidde. (Om het meer visueel te maken voor de lezer: wat er gebeurde voor en op het moment van de oerknal).

Natuurlijk, er zijn talloze andere elementaire deeltjes en processen op kwantumniveau die ook meespelen in vele fysische processen. Het is nog niet helemaal doorgrond hoe deze op elkaar inwerken. Naar mijn mening is het slechts een kwestie van tijd voordat de hele interactie hiervan begrepen wordt, dat kan niet anders. Wat hier tot mijn stellige overtuiging wel uit naar voren gaat komen is dat de werking van gravitatie tot op kosmische schaal aan toe vanuit het atoom zelf komt doorgegeven via het canvas van de elektromagnetische straling) en niet vanuit een hypothetisch begrip als “donkere materie”.

Misschien is mij theorie te eenvoudig. Soms denk ik dat ook wel want ik kan mij niet voorstellen dat alle knappe koppen die met deze materie zich bezig hebben gehouden deze mogelijkheden die ik naar voren breng niet overzien hebben. Ik acht dat bijna onmogelijk. Ik zie evenwel geen aanknopingspunten om te concluderen dat men het in mijn richting gezocht heeft.

Faraday, Maxwell, Herz, Newton, Einstein en nog vele andere giganten hebben hun prachtige onderzoekswerk verricht waarvan wij allen gebruik van mogen maken. Ik zie dit als een voorrecht. Of ik alles juist zie of geïnterpreteerd heb moet natuurlijk nog blijken. Er bestaat altijd een mogelijkheid dat ik er volledig naast zit. Maar dit is natuurlijk ook met alle andere stellingen die nog niet bewezen zijn het geval. Dus ik zal mijn schroom moeten overwinnen.

Elektromagnetisme als pure vorm van energie, dus niet als materie te zien, zou een ander licht op mijn stellingen kunnen werpen. Het hoeft echter niet. In mijn hoofdstukken ga ik hier verder op in. Ik  doe dit in het perspectief van de speciale relativiteitstheorie van Einstein, die mijn gedachtegang hierover ondersteunt.


Verifiëren en falsificeren

Van alle theorieën die ik ken en zie valt die van mij het eenvoudigst te toetsen denk ik.  Onderzoekmogelijkheden, anders dan mijn fantasie, heb ik helaas niet.

Ik zou dolgraag willen onderzoeken wat zich in de ruimte rond het atoom afspeelt waar het geheel van het manifesteren van de “zwaartekracht” begint. Is het de cumulatieve residuele sterke kernkracht (CRSK) of iets anders (want het is mij wel duidelijk dat het hele spel dat zich over kosmisch niveau uitstrekt daar, in dat gebied, begint.)

En ook: heeft de magnetische golf in de elektromagnetische straling die betekenis die ik er aan toedicht? Zo nee, hoe komen verschijnselen als bijvoorbeeld zwaartekrachtlenzen dan tot stand?


Kat van Schrödinger en onzekerheidsprincipe van Heisenberg

Het kat van Schrödinger en het onzekerheidsprincipe van Heisenberg zijn beiden heel bekend in het omschrijven van het dualisme van gedragingen van materie als deeltje en als golven.

De “kat van Schrödinger” oogst veel kritiek.

Het onzekerheidsprincipe van Heisenberg omvat dezelfde materie en wordt wat steviger omarmd.

Het gaat er bij beiden om een universeel verschijnsel te beschrijven: het is onmogelijk om van een deeltje precies te duiden waar hij op een bepaald moment is en waar hij heengaat. Dit verschijnsel zou zich op allerlei schaal voordoen maar op kwantumniveau is dit het meeste zichtbaar. De structuur van een golf is immers geen perfecte sinus en er zijn zoveel variabelen die inwerken op de golf dat het niet te voorspellen is hoe de golf zich zal ontwikkelen. Dus het deeltje wat zich er in bevindt ook niet. In ieder geval blijft de structuur van waaruit de golf is opgebouwd uit die van deeltjes. Aan de andere kant vind ik dat als wij als mensen die ontbrekende variabelen niet kennen die uiteindelijk de structuur en de plaats van een deeltje in de golf bepalen dat die variabelen er niet zijn. Die zijn er natuurlijk wel alleen wij (her)kennen ze (nog) niet. Kunstmatige intelligentie (straks met behulp van de rekenkracht van kwantumcomputers) heeft al voor verrassende resultaten gezorgd in de wetenschap. Wellicht binnenkort op dit gebied ook.

Ik denk dus ook golven helemaal bestaan uit materie. Ook al zouden wij elektromagnetische golven energie noemen dan nog horen zij thuis aan de materiekant van de formule van de speciale relativiteitstheorie van Einstein.

Ik blijf het overigens een heel raar gegeven vinden dat binnen de huidige inzichten fotonen blijkbaar van de ene kant van de formule E=mc2 naar de andere kant kunnen verhuizen en weer terug etc. Als dit al zou kunnen dan houdt dit in dat in ons universum wij rekening moeten houden met wisselende hoeveelheden en verhoudingen energie versus materie, die elkaar overigens wel steeds in evenwicht moeten houden. Natuurkundig lijkt mij dit niet te kunnen (in perspectief van mc2).  

Hieronder deel ik mijn visie verder waarom wij naar mijn inzicht geen rekening hoeven te houden met dit dualisme van energie en materie. Ik laat dit punt vooralsnog even voor wat dit is.


Schrödinger en Heisenberg in perspectief van Einstein.


Speciale relativiteitstheorie van Einstein (1905)

De speciale relativiteitstheorie had als bijzonder gevolg dat absoluutheid van tijd en plaats, ook op grote afstanden, niet meer gold.

Deze theorie (E=mc2) is natuurlijk volkomen juist. Alleen voor de uitwerking moeten wij kijken naar de exacte plaats waar dit van toepassing is. Dat is niet in ons universum. Hiervoor moeten wij naar het oerheelal waar ik al heel veel over geschreven heb.

Massa versneld met de factor lichtsnelheid in het kwadraat kan eenvoudigweg niet in ons universum. Straling, bijvoorbeeld zichtbaar licht beweegt zich met een snelheid van bijna 300.000 km per seconde. Dat is onvoorstelbaar veel minder dan diezelfde snelheid maal diezelfde snelheid, ofwel een 9 met 10 nullen per seconde (90 miljard kilometer per seconde). Ik zie geen enkel experiment of omstandigheid in ons universum die materie zo snel laat bewegen om het dus over te laten geen in energie (E).


Algemene relativiteitstheorie (1916)

Anders is het met de algemene relativiteitstheorie die exclusief van toepassing is op onze – en andere – werkelijkheid waarin wij leven. Deze theorie veralgemeniseert zijn speciale relativiteitstheorie en die van Newton. Hier wordt de gravitatie in zijn meetkundige eigenschappen van ruimte en tijd (de ruimtetijd) van de aanwezige (massa-energie en de lineaire impuls) van de aanwezige straling en energie in de formule mede betrokken. Hierdoor konden verschijnselen als krommingen in de ruimtetijd bijvoorbeeld in berekeningen voor toepassingen als GPS worden betrokken.

Dit klopt ook, overal in ons universum verschillen de hoeveelheden straling en materie in dichtheid. Logisch dat er met deze variabelen rekening gehouden moet worden.

Van lichtsnelheid wordt aangenomen dat dit de snelheid is als elektromagnetische straling door een perfect vacuüm heen beweegt. Alleen al het fenomeen van de donkere energie maakt dat er nergens in ons universum sprake kan zijn van een perfect vacuüm. 100% Van de theoretische maximale lichtsnelheid valt dus nooit te behalen. Daarom is de algemene relativiteitstheorie van groot belang om krommingen in de ruimtetijd, tijddilatatie bijvoorbeeld te kunnen berekenen.

Door dit verschil in vacuüm is de snelheid van de straling (en ook de frequentie van atomen, afhankelijk waar en ook in welk object zij zich bevinden) verschillend. Hierdoor treden ruimtetijd verschillen op (Tweelingparadox is hier een mooi voorbeeld van).


Wat wil ik hiermee zeggen?

Hierboven stel ik dat 100 procent van de theoretisch maximaal haalbare lichtsnelheid niet kan voorkomen en toch klopt de algemene relativiteitstheorie van Einstein.

Dit komt omdat datgene wat wij ons voorstellen als energie in ons universum helemaal geen energie is maar materie.

De formule van Hertz zegt wel dat afstand in meters maal de frequentie in MHz altijd ongeveer 300 (hiermee de lichtsnelheid bedoelende) is. Klopt dat dan niet? Ja, dat klopt, deze elektromagnetische straling beweegt zich voort met de lichtsnelheid gecorrigeerd met de samenstelling van de materie en “energie” waar het zich doorheen beweegt. Alleen het deel van de straling dat wij als energie zien is gewoon materie. Deze straling heeft natuurlijk zijn eigenschappen, je kunt er bijvoorbeeld laserstralen mee maken maar het blijft door zijn snelheid (weliswaar die van het licht) de status van materie behouden.

Volgens mij kunnen wij dus datgene wat wij zien als energie gewoon materie noemen. Een golf elektromagnetische straling is niets anders dan een golf fotonen die onderweg willen zijn naar de buitenrand van ons universum. Dat verandert niets aan allerlei natuurkundige wetten die door vele geleerden zijn geformuleerd. Ik zie dat alles wat eenvoudiger te benaderen wordt door mijn zienswijze. Een laserstraal blijft een laserstraal en een kernbom een kernbom.

En hoewel je soms te laat bent of te vroeg, een deeltje of materie kan alweer weg zijn, het is er. Dat wij het niet precies kunnen voorspellen waar het is doet niet ter zake. Wachten is dus op microscopen of experimenten dat wij het kunnen zien gebeuren. Als je eenmaal het deeltje hebt kunnen volgen voor een bepaalde tijd kun je het ook volgen en voorspellen waar het heen gaat.


Waarom worden fotonen die onderhevig zijn aan een magnetisch veld dan niet met de lichtsnelheid weggetrokken van de magneet en blijven zij in hun baan?

Dit komt omdat fotonen overal naar een optimum zoeken. Door de onderlinge aantrekkingskracht van de fotonen blijven zij “verbonden”. Dit komt door de effecten die ik omschreven heb in mijn theorie. Ze zijn wel dynamisch in beweging in het hele spel rond en in de atomen (zie ook de CRSK). Doordat de elektronen in de magneet hun effect uitoefenen komen de fotonen in beroering. Er blijven evenwel per saldo evenveel fotonen in- en rondom de magneet. 


Fotonen altijd met de snelheid van het licht? - vervolg

In de natuurkunde lees ik dat fotonen ook als zij bijvoorbeeld van het ene naar het andere elektron uitgewisseld of vrijgegeven worden dit met de snelheid van het licht gaat. Ik stel mij voor dat het uitgangspunt in de natuurkundige opvattingen was hierbij was dat de fotonen geen rustmassa hadden en zich daardoor met de lichtsnelheid zouden voortplanten. Dat was immers het kenmerk van een deeltje zonder rustmassa want die hadden geen invloed te ondervinden van materie.

In elk geval stel ik mij voor dat rondom zwarte gaten er bij bepaalde omstandigheden zich verschillen in snelheden van fotonen moeten gaan voordoen. Wat gebeurt er bijvoorbeeld bij een superzware ster (net geen zwart gat nog) waar licht uit ontsnapt. Of: op enig moment in de vorming van een zwart gat is de ontsnappingssnelheid van licht even groot als de gravitatie van het zwarte gat zelf. Licht dat onderweg was zal omkeren maar niet nadat het even (of op zijn minst nagenoeg) tot stilstand is gekomen.

Fotonen hoeven dus niet altijd met de lichtsnelheid te bewegen.


Fotonen en elektronen, wie en waar spelen zij de hoofdrol?


Magneet

Hier spelen de fotonen de actiefste rol. Bij een staafmagneet bijvoorbeeld bewegen zij zich in- en extern rondbewogen door de eenduidige bewegingen in de elektronenschillen van de atomen van de magneet. Bij een magnetisch veld rondom een hoogspanningskabel bijvoorbeeld: de elektronen bewegen zich weliswaar niet met hoogste snelheden door de leiding maar hun immense aantallen maken de sterkte. Hieromheen formeert zich dus een magnetisch veld bestaande uit fotonen.

Rondom een hoogspanningskabel zou je dus veranderingen in de zwaartekracht moeten kunnen waarnemen ten opzichte van de omgeving. Dat is een logisch gevolg dat uit mijn stellingen voortkomt.


Elektriciteit

Bijvoorbeeld een windturbine. De generator “vangt” als het ware elektronen uit de lucht en transporteert ze door een kabel waar aan het eind de stroom zijn werk doet en de (resterende) elektronen het geheel weer verlaten als ongebonden elektron. Dit zelfde principe gaat op bij elke toepassing van opwekking en transport van elektronen (“energie”). Accu, hier worden de elektronen tijdelijk opgeslagen tot gebruik nadat zij eerst gevuld zijn met een medium dat de elektronen aanleverde (dynamo – die de vrije elektronen afving en naar de kabel die naar de accu toe gaat geleidde - in dit geval).

Hoe sterker de stroom door de leiding, en hoe meer windingen, des te sterker het magnetische veld. De fotonen willen meereizen en verzamelen zich in immense aantallen (in sterkten Tesla) rondom de leiding. Zij worden in immense aantallen aangetrokken door de elektronen in de spoel en geven dus onderling de gravitatie door.

Zwaartekracht komt dus (mede) voort uit een bindingsproces van elektronen en fotonen, maar dus ook van fotonen onderling. Omdat elektronen geconcentreerd zijn in het atoom – en ook hun specifieke werking binnen het atoom - volgt de zwaartekrachtswerking daaruit. Als dit niet zo zou wezen dan was er logischerwijs ook geen universum mogelijk. Fotonen willen binden aan elektronen maar dat kan slechts in een beperkte mate, afhankelijk van de afstand tot de atoomkern. De sterke kernkracht onderhoudt tevens de afstand tussen de elektronen en de kern zodat zij elkaar niet aanraken.

Er dienen zich bij de vorming van gravitatie (dat naar mijn stellige overtuiging een kwantum-fenomeen is) drie mogelijkheden aan (binnen de context van mijn theorie):

1.     De CRSK waarover ik al veel geschreven heb;

of

2.     De aantrekkingskracht van de elektronen op de fotonen (andere deeltjes spelen natuurlijk ook hun rol mee, maar dit is de hoofdzaak);

of

3.     Een combinatie van beiden.


Welke van de drie mogelijkheden is juist?

De aantrekkingskracht van elektronen en fotonen is duidelijk (optie 2).

Het aantal elektronen deel uitmakend van een atoom is aan een minimum en maximum gebonden. Er kunnen wel meer of minder elektronen aanwezig zijn. Wij noemen dit ionisatie.

Hoe geconcentreerder de massa, hoe sterker de gravitatie.

Bij een lagere baan laat een elektron een foton los en vice versa. Bij toenemende druk zal het niet zo zijn dat elektronen ineens veel meer fotonen gaan aantrekken. De atomen worden wel kleiner qua ruimtelijk volume dat zij innemen bij het toenemen van de druk. De gravitatie gaat omhoog. Het aantal elektronen wordt niet verhoogd, dit leid ik af uit het gegeven dat bij oplopen van de druk geen ionisatie optreedt.

Optie 1 (en 2 en 3 voor een secundair deel) is dus de juiste op het primaire niveau. Elektronen spelen hun spel wel mee in de werking van de gravitatie maar de CRSK is de overheersende krachtfactor in het spel van de gravitatie tot en met op kosmisch niveau. Ook andere deeltjes spelen mee in het dit effect van het optreden van gravitatie (ik heb dit eerder genoemd) maar dit zijn de belangrijkste effecten. IJkboson foton heeft altijd massa.  

Nog een laatste opmerking over het bovenstaande: Op het laatst zitten de atomen zo dicht op elkaar gepakt in zwarte gaten dat er geen frequentie meer mogelijk is. De tijd staat stil… En: hoe vreemd het ook moge klinken… de Vanderwaalskracht die de atomen heel krachtig bij elkaar hield neemt af tot nihil. Elektromagnetisme idem, want er draait niets meer en alles heeft een spin 0 ter plaatste. De enorme gravitatie wordt wel in stand houden maar dat wordt veroorzaakt door hogere schillen rond het gebied van waar frequentie onmogelijk is geworden. Zwarte gaten blijven dus zeer bijzondere fenomenen waar ik graag verder over wil filosoferen.


Zou een zwart gat een start van een nieuw universum kunnen zijn?

Vanuit mijn theorie dus niet. Tenzij ons gehele universum in een gemeenschappelijk zwart gat zou verdwijnen maar dat nemen wij niet waar. Als dat waar zou zijn dan zou dat ook betekenen dat als dat zou gebeuren en alle materie opeengepakt zat tot het absolute minimum - bij een Vanderwaalskracht van 0 - een explosie zou plaatsvinden waarbij de aanwezige materie zich als het ware opblaast tot een nieuw universum met een nieuwe 4-dimensionale werkelijkheid. Dit lijkt mij onwaarschijnlijk. Ook vanuit het perspectief gezien van de mogelijke – zeer aannemelijke - aanwezigheid van een multiversum.

Bovendien, als een zwart gat een start zou zijn van een nieuw universum dan zou dat een klein universumpje betekenen en dat te midden van andere structuren die nog zouden zijn blijven bestaan doordat zij nog niet in dat zwarte gat of een andere waren gezogen. En als een exploderend zwart gat toch de start is van een nieuw (mini-)universum dan zouden de eigenschappen dus hetzelfde moeten luiden als bij- en na de start volgend op de vermeende oerknal van ons universum. Dit zie ik ook niet als reële optie.

 

Copyright Fred Baumgart