Vertalen

Het canvas en de onuitrekbaarheidscoëfficiënt



Het Canvas en de verdere eliminatie van het begrip donkere energie vanuit mijn theorie in de verklaring van de werking van ons universum. De onuitrekbaarheidscoëfficiënt.

 

Voorgaand in mijn gepubliceerde theorie heb ik geschreven over mijn opvattingen betreffende de donkere materie. Ik heb hierin een nieuw begrip geïntroduceerd dat ik het canvas heb genoemd.

Ik heb onder andere gesteld dat dit canvas - bestaand uit straling en alles wat zich in de ruimte bevindt zoals stof, gas etc. - voldoende samenhang heeft om het bestaan van de donkere materie in de verklaringen voor de samenbindende krachten in ons universum verder buiten beschouwing te kunnen laten.

Ik denk dat dit canvas waarover ik spreek veel sterker is dan tot nu toe aangenomen wordt. Ik ontleen dit aan de volgende voorstelling van de situatie die ik hierover heb. Ik ga hierbij uit van de volgende veronderstellingen:

1. De maximale snelheid waarmee rekening gehouden moet worden in dezen is de lichtsnelheid.

2. De onderlinge aantrekkingskracht van materie.

Ad 2. Ik zie de "lege ruimte" niet als leeg maar in een plaatselijk verschillende mate van concentratie als een onverbrekelijk geheel met de objecten die zich hierin bevinden. Zij het dus in zeer sterk verdunde mate.

Straling in het gehele spectrum reist in alle richtingen door dit canvas. Hier binnen bevindt zich dus ook het stof, gas etc.

Daar stralingsdeeltjes en ook fotonen en (stof)deeltjes ook massa hebben oefenen deze ook onderling aantrekkingskracht op elkaar uit. Daar waar de concentratie varieert brengt de onderlinge aantrekkingskracht variaties met zich mee.

De lichtsnelheid is de grootste snelheid waarmee wij meten. (Overigens is het in mijn betoog niet van verdere invloed verder overigens als er (theoretisch) nog grotere snelheden bestaan want het effect blijft hetzelfde).

Materie trekt elkaar aan. Objecten trekken ook aan de materie van de straling, stof, gas en andere elementen die massa bevatten die zich in de "lege" ruimte bevindt. Dit trekken aan de straling gebeurt vanuit iedere richting waarin zich objecten bevinden. Niet alleen van het uitzendende object maar ook van het invangende object. Ook is er sprake van onderlinge aantrekkingskracht van de straling, stof en gas in het canvas zelf.

Omdat de lichtsnelheid de hoogste snelheid is kan de straling die dus aan trekkrachten onderhevig is niet meer verder "uitrekken". Het elastiekje is als het ware maximaal uitgerekt. Binnen het canvas is dus een driedimensionaal elastiek-achtig membraan in alle richtingen van verschillende plaatselijke intensiteit ontstaan waaraan in alle richtingen in verschillende mate getrokken wordt door de objecten.
Met dit effect wordt naar mijn inzicht geen rekening gehouden met betrekking tot de onderlinge aantrekkingskracht die objecten op elkaar uitoefenen in het heelal in de hedendaagse theoretische natuurkunde.

Het is dus niet juist in mijn ogen om de totale massa van de straling etc. vermeerderd met de aanname van de aanwezigheid van "donkere materie" waarmee gerekend moet worden om de samenhang van de objecten in universa te beschrijven.
Het trekken aan de verder niet meer uit te rekken straling door de objecten zelf is volgens mij een factor van groot belang om die samenhang verder te kunnen beschrijven. Deze factor van belang is gelijk aan de rekengrootheid die geïntroduceerd is als die van de donkere materie.

Immers als er een grootheid naast die van de totale massa etc. van de straling in de lege ruimte heerst dan moet deze groot zijn want er wordt fors aan de straling getrokken door de objecten in het heelal. Dus niet alleen in ons eigen universum. (Zie voor de gehanteerde begrippen mijn uitleg in mijn de eerder gepubliceerde theorie). Er moet dus een nieuwe rekengrootheid in de samenhang van de objecten geïntroduceerd worden in plaats van die van de donkere materie. In mijn verdere publicaties zal ik dit nieuwe begrip aanduiden als de "onuitrekbaarheidscoëfficiënt". In de berekening van de sterkte van deze grootheid in formules zal er dus rekening moeten worden gehouden van de objecten rondom, alsmede de plaats in ons universum (zie ook de sponsachtige structuur) waar gemeten wordt en de hoeveelheid aanwezige straling, stof etc. aldaar.

Als straling die zich voortbeweegt met de lichtsnelheid uitrekbaar zou zijn dan zou dit inhouden dat er snellere snelheden mogelijk zouden zijn dan de maximale mogelijk te houden snelheid en dat gaat niet, want de maximale snelheid is immers de maximale snelheid.

Een voorbeeld: Straling wordt zwarte gaten ingetrokken. Onze zon zendt ook straling uit en trekt hier dus logischerwijs ook aan. Alleen de zon heeft in tegenstelling tot zwarte gaten niet genoeg massa om de door haar uitgezonden straling weer terug te vangen en terug te laten keren maar trekt er wel aan. De Aarde ontvangt een deel van deze straling en trekt er op haar beurt aan, alleen veel zwakker als de zon natuurlijk.  Er is dus een soort van niet verder uitrekbaar koord ontstaan waaraan beide objecten zich naar elkaar kunnen toe trekken of in evenwicht kunnen houden.
Dit verschijnsel doet zich natuurlijk in alle richtingen voor en ook in zonnestelsels, de sponsachtige structuur en ons universum en het gehele heelal is het niet anders.

Gezien de situatie en de optredende effecten rondom zwarte gaten denk ik dus dat het niet verder uitrekbaar kunnen zijn van straling verifieerbaar moet zijn. Wij kunnen immers de effecten hiervan zien gebeuren.

In teksten die ik al geruime tijd heb liggen en waarin ik onder andere in ga op mogelijke effecten van de gedragingen van donkere materie rondom een zwart gat denk ik ook uit verdere overwegingen dat donkere materie niet kan bestaan. Ik heb deze teksten nog niet gepubliceerd omdat ik voor mijzelf vind dat ik het nog niet voldoende duidelijk heb omschreven.    


Geen opmerkingen:

Een reactie posten