Vertalen

HOOFDSTUK 6 – Wetenschappers kort uitgelicht met toelichting in context van mijn theorie

 

 Wetenschappers kort uitgelicht met toelichting in context van mijn theorie

 

James Clerk Maxwell (13-06-1831 – 05-11-1879)

In de eerste instantie stelde Maxwell twintig vergelijkingen met variabelen op die nog altijd het uitgangspunt zijn voor de klassieke elektrodynamica. Wiskundig is uit deze vergelijkingen af te leiden dat bewegende ladingen elektromagnetische golven uitzenden met de snelheid van het licht (door de ruimte). Op basis van zijn vergelijkingen kon hij theoretisch de lichtsnelheid berekenen. Vanuit zijn stellingen opperde hij dat licht een elektromagnetisch golfverschijnsel is. Ongetwijfeld is dit juist. Vanuit mijn theorie concludeer ik dat elektromagnetische straling, ook die in golven, altijd bestaat uit materie. In mijn theorie speelt de dualiteit van de deeltjes in onze 4-dimensionale werkelijkheid niet mee.

Maxwell heeft natuurlijk veel meer betekend, maar waarom ik het benoem is omdat ik de verbeeldingskracht zo sprekend vind.


Oliver Heaviside (18-05-1850 – 03-02-1925)

Met behulp van vectornotatie lukte het Heaviside in 1889 om met behulp van vectoranalyse de twintig basisvergelijkingen van Maxwell te vereenvoudigen tot 4 vergelijkingen.


Michael Faraday (22-07-1791 – 25-08-1867)

Faraday constateerde dat als er een magneetveld optrad er een stroom ontstond. Bij wijzigingen in de kracht van het magneetveld nam de elektrische stroom ook toe en af. Dit toonde hij aan door een stroomdraad tussen de polen van een hoefijzermagneet aan te brengen. De op elkaar inwerkende elektrische- en magnetische krachten deden de draad ronddraaien. Dit inwerken, resulterend in het ronddraaien van de draad vormt het basisprincipe van de elektromotor.

Ook uiterst interessant vind ik binnen de context van mijn stuk de “Kooi van Faraday”. Hoewel er altijd wel diktes zijn te bedenken die elke vorm van elektromagnetische straling tegenhouden geeft hij hier een praktische toepassing in het wegfilteren van bepaalde elektromagnetische straling. Dit afhankelijk van bijvoorbeeld de afstand van de mazen onderling van de kooi. De trilling in het ruimtelijke effect van de individuele deeltjes van de golf (tezamen met de samenstelling van de kooi) is kennelijk bepalend of die straling wordt tegengehouden.

In mij theorie merk ik op dat ieder deeltje zijn eigen domeintje inneemt in het spel van het elektromagnetisme. De eigenschappen van een foton (altijd materie) dus ook. Een hoge frequentie (draaisnelheid) geeft een klein domein in ruimtelijke dimensie gezien. Een lage frequentie geeft het omgekeerde ruimtelijke effect. Mede zo visualiseer ik de werking van deeltjes (maar ook atomen; moleculen etc.).      


Heinrich Hertz (22-02-1857 – 01-01-1894)

De golflengte is omgekeerd evenredig met de frequentie: het product van golflengte (in meters) en frequentie (in MHz) is ongeveer 300 de snelheid van het licht, (299.792.458 kilometer per seconde).

De snelheid per seconde is natuurlijk afhankelijk van waar wij ons in de ruimtetijd bevinden. Alles natuurlijk exact volgend naar de wetten van de algemene relativiteitstheorie van Einstein. 

Elders in mijn theorie heb ik opgemerkt dat lichtdeeltjes een medium verlaten in golven van deeltjes. (Het medium heeft de eigenschap om de deeltjes zo lang mogelijk te binden).

Eenmaal vrij geven deze lichtdeeltjes, als deeltjes met de minste massa uit ons universum, op de lange afstand het magnetisme door (1/r^2). Weliswaar zeer zwak door hun grootte maar door hun massaliteit een factor die niet overgeslagen mag worden. In ons universum vertegenwoordigen zij in hun kracht en werking het grootste deel van dat fenomeen dat wij donkere materie noemen. De golven deeltjes worden in meer of mindere mate afgebogen door andere (klonters) materie zoals sterrenstelsels, gaswolken etc. Komen zij in de buurt van een zwart gat dan kunnen de lichtdeeltjes ingevangen worden en hier in beginsel niet meer uit ontsnappen.

Ook elders heb ik opgemerkt dat de fotonen onder invloed van het vacuüm type 3 (veroorzaakt door de 1e hoofddimensie –zoals ik dat noem in mijn theorie-) naar de buitenzijde van ons universum toe bewegen. Dit verschijnsel kennen wij als donkere energie. Door hun lichtheid hebben de fotonen de grootste mogelijke snelheid binnen ons universum (ca 299.792.458 km per seconde). Alle overige materie heeft dezelfde eigenschappen maar door hun massa zijn de snelheidswerkingen in ons universum anders (lager).

Het is fascinerend te zien dat de frequentie niet van invloed is op de snelheid. Die blijft voor alle straling (niet de overige deeltjesstraling) gelijk. Fotonen in welke frequentie dan ook hebben dus blijkbaar allemaal dezelfde massa. Dit is na te gaan door verschillende straling naar snelheden te meten. Bij mijn weten is dit nog nooit gemeten (noch serieus onderzoek naar gedaan). Overigens zou het voor mijn theorie geen verschil uitmaken als er minuscule snelheidsverschillen zouden zijn tussen fotonen onderling. Wij praten dan over uiterst geringe verschillen in massa. 

Overigens denk ik ook wel eens dat elementaire deeltjes qua soort dus niet allemaal precies dezelfde afmetingen hoeven te hebben. Daarmee bedoel ik dat je de elementaire deeltjes ook op een lange schaal kunt leggen bijvoorbeeld van 1 tot 20. De deeltjes van plek 1 tot 2 op de schaal zijn bijvoorbeeld fotonen en 3 tot 4 (en alles wat er qua afmeting tussen valt) zijn bijvoorbeeld elektronen enz.


Albert Einstein (14-03-1879 – 18-04-1955)

In mijn ogen nog steeds de grootste wetenschapper.

De speciale relativiteitstheorie (1905) en de algemene relativiteitstheorie (1916) spelen in mijn theorie  grote rollen. Ik verwijs vele malen naar deze theorieën en haal ze aan om mijn stellingen te verduidelijken en te ondersteunen.  


Theodor Kaluza (09-11-1885 – 19-09-1954)

In 1919 is het Theodor Kaluza gelukt om Maxwells theorie van het elektromagnetisme samen met de theorie van de zwaartekracht van Einstein te verenigen tot een theorie. Deze theorieën kon hij verenigen tot een allesomvattende theorie door het invoeren (boven op de bekende 4 dimensies) van een 5e dimensie.

Hij zag het verband in ieder geval.


Oskar Klein (15-09-1894 – 05-02-1977)

De 5e dimensie van Kaluza had wel een probleem omdat deze onzichtbaar was. De wiskundige Klein verklaarde later deze 5e dimensie door aan te nemen dat deze was “opgerold” tot zeer kleine omvang.


Kaluza-Klein theorie

Het samenvoegen van de theorieën van Theodor Kaluza en die van Oskar Klein leidde tot de Kaluza-Klein theorie, een allesomvattende theorie.

Einstein zag veel in de theorie van Kaluza en hechtte veel waarde aan diens ideeën. Bij de opkomst van de kwantumdynamica werd echter het toevoegen van een 5e dimensie gezien als een wiskundige toevoeging, een truc, die geen fysische betekenis zou hebben. Het schijnt dat door de opkomst van de stringtheorie de Kaluza-Klein theorie weer sterk in de belangstelling is komen te staan. De stringtheorie bedient zich ook van meerdere dimensies omdat men zonder deze voorstelling geen theorie kan vormen die alle vier de natuurkrachten verbindt. 


Mijn visie op Kaluza-Klein

Ik denk dat Kaluza gelijk had als deze in een richting zocht die de elektromagnetische kracht en de zwaartekracht verbond. De reikwijdte 1/r^2 is gelijk. Als daar consensus over bestaat dan schaar ik mij hierachter. Ik ben het echter niet eens met de toevoeging van Klein om een extra 5e dimensie toe te voegen. Aan de 4 dimensies die wij nu kennen hebben daar hebben wij naar mijn inzicht voldoende aan. Dit houdt ook in dat ik denk dat nog meer dimensies (tot wel 11), benodigd voor de snaartheorie naar mijn mening ook overbodig zijn.


Wat denk ik dan?

Bij het zoeken van de meest logische verklaring hanteer ik weer het scheermes van Ockham en zoek de meest voor de hand liggende verklaring met de minste aannames en de minste entiteiten.

Ik vermoed dat zwaartekracht als een op zich bestaande kracht helemaal niet bestaat. Het effect van de zwaartekracht moet gezocht worden in de elektromagnetische kracht. Het elektrische veld en het magnetische veld staan loodrecht op elkaar. Magnetische monopolen bestaan niet, of zijn althans nog nooit aangetoond.

De magnetische veldwerking is op alle schaal in het elektromagnetisme aanwezig.


Een constatering

Zowel de sterke kernkracht als de zwakke kernkracht gehoorzamen aan de wetten van het elektromagnetisme. In beginsel komt het allemaal neer op de gedragingen van deeltjes in hun meest basale vorm (massa, spin en lading).  


IJkbosonen

Ik filosofeer even verder:

In de natuurkunde is er binnen  de heersende opvattingen sprake van 4 krachtvoerende deeltjes:

1.     Voor de sterke kracht de gluonen (pionen);

2.     Voor de elektromagnetische kracht de fotonen;

3.     Voor de zwakke kernkracht W bosonen en Z-bosonen en de hypothetische X- en Y-bosonen;

4.     Voor de zwaartekracht de hypothetische gravitonen.

Als ik het goed begrepen heb schijnt er onderzoek geweest te zijn naar de relatie tussen de zwaartekracht en de elektromagnetische kracht (Kaluza-Klein) en – recenter - de elektromagnetische kracht in perspectief van de zwakke kernkracht, (de elektrozwakke wisselwerking). En dus of deze beide krachten (middels wiskunde en theorieën) te verenigen zouden zijn.

Deze Kaluza-Klein theorie is in hernieuwde belangstelling komen te staan maar dan meer in het perspectief van de snaartheorie. In ieder geval heeft men verdere richting gezocht in het toevoegen van meer dimensies (5e Kaluza-Klein 1921 en 11 in de snaartheorie 1970). De elektrozwakke wisselwerking kan op bredere consensus rekenen.

Met uitzondering van de sterke kernkracht is men wat betreft de andere drie krachten sterk van mening dat er een relatie moet bestaan en wellicht dat deze krachten in wezen een en dezelfde natuurkracht vertegenwoordigen.

In de vele jaren onderzoek is men nog niet verder gekomen. De knapste koppen zijn er niet uitgekomen (nog). Door de vele interactie tussen deeltjes is het geheel zeer moeilijk in een passend wiskundig model te gieten.

Verreweg de meeste – zo niet alle - deeltjes tot op het elementairste niveau toe hebben een spin en dus een magnetisch- en een elektrisch moment.

Alleen deeltjes met een massa zouden dus theoretisch stil kunnen staan, ergo dan kunnen zij ook niet de lichtsnelheid volgens de wet van Hertz halen want zij hebben geen frequentie (en ook geen elektrisch of magnetisch moment).

Elk deeltje vervult in ons universum zijn functie in zijn eigen “domeintje”, deze domeintjes liggen allemaal tegen elkaar aan in het vacuüm van ons universum zodat ieder vakje is opgevuld en er geen sprake meer is van een (perfect) vacuüm (In de ruimte, hoewel sterk verdund, dus ook niet). Dit gaat door tot het niveau van de, bij wijze van spreken, aller-elementairste deeltjes.

Ik denk niet dat op het niveau van het allerkleinste er zich een keur van verschillende samenstellingen van die deeltjes zal voordoen. (De ene zal niet samengesteld zijn uit beton en de andere uit watten als voorbeeld.)

Ik denk dat er geen 5e dimensie (of nog meer) benodigd zijn. Slechts de elektronenschil rond de kern en de residuele werking van de sterke kernkracht die de concentratie van de dragers van de elektromagnetische kracht, de fotonen, mogelijk maakt om de zwaartekracht - en daarmee het samengaan van deze twee krachten (de elektromagnetische en de zwaartekracht) tot uiting te laten komen. Het traploze aantrekkings-effect vanuit de atomen wordt tot in de verste uithoeken van ons universum doorgegeven door de elektromagnetische straling.

Fotonen vertegenwoordigen, zoals ik eerder heb geconstateerd, altijd massa. Deze fotonen trekken elkaar aan in plus-min formatie in strengen. Zij bewegen zich voort met de lichtsnelheid naar de buitenrand van het universum. Deze strengen, gebundeld tot golven bestaan niet uit energie (pure E, linkerkant formule speciale relativiteitstheorie van Einstein) want daarvoor is hun snelheid bij lange na niet toereikend. (Geen c2 maar slechts iets onder de wortel hiervan c)        

De (4 dimensionale) algemene relativiteitstheorie van Einstein is hierop schitterend van toepassing. 

Dus niet de aanname van de, tot zeer kleine omvang opgerolde, 5e dimensie maar de werking van de residuele werking van de sterke kernkracht samen met de fotonenwolken rond de elektronenschillen om de kern, vertegenwoordigd door de ter plaatste aanwezige massa is voldoende om de veronderstelde – niet op zichzelf aanwezige en ook niet als op zichzelf staande kracht benodigde - zwaartekracht en de elektromagnetische kracht overal in ons universum te verenigen. 

Fotonen gaan interactie aan met elektronen, die op hun beurt weer de interactie ondervinden met de protonen in de kern. De los bevindende fotonen in onze atomaire ruimte hebben in hun ongebonden staat aan een elektron ook hun interactie met elkaar en ondervinden invloed van de kern. Daarnaast gaat straling overal vanuit ons universum ook door de ruimtes van de atomen heen in hun golfpatroon en heeft daar ook zijn interactie.

Het kan natuurlijk niet zo zijn dat als een grote hoeveelheid fotonen zich gaan richten in golven door het een of andere evenement dat er aan die fotonen ineens een elektrische en een magnetische component toegevoegd wordt. Deze componenten zijn altijd in een foton aanwezig.

En al zouden fotonen overgaan in energie, dan zou je mogen aannemen dat dan ineens de zowel de elektrische en de magnetische component als wel de massa over zouden gaan in de energie. Om daarna bij een ander evenement weer terug te keren in de eerdere vorm van een gedraging als deeltje. Dit is hoogst onwaarschijnlijk.  

De magnetische invloed wordt overgebracht door de (cumulatieve) residuele werking van de sterke kernkracht. Hier is slechts een minieme invloed nodig. Het Yukawa potentiaal 1/r^7 geeft hierin helderheid. Het residuele restje aan het eind van de sterke kernkracht is voldoende om de magnetische velden in de elektromagnetische straling te beïnvloeden en dus om het verschijnsel van de zwaartekracht te genereren. Alle fotonen, of zij in een golf bevinden of los hebben in beginsel dezelfde invloed op elkaar. 


Hideki Yukawa (23-01-1907 – 08-09-1981)

In 1935 publiceerde Yukawa zijn artikel dat de massa kon inschatten van dat deeltje dat de sterke kernkracht veroorzaakt. In 1947 werd het deeltje – het pion – experimenteel aangetoond door Cecil Powell.


Georges Henri Joseph Edouard Lemaître (17-07-1894 - 20-06-1966)

Leverde zeer belangrijke bijdragen aan de algemene relativiteitstheorie. Tevens de hypothese van een uitdijend heelal (1927) en de grondlegger van de oerknaltheorie.

Ten aanzien van de oerknaltheorie wil ik opmerken dat Einstein deze theorie omarmde bij gebrek aan een betere stelling. Met name de problematiek van oneindige druk en oneindige temperatuur kon hij niet beredeneren. Mijn theorie behelst een oerontlading in plaats van een oerknal. In ieder geval spelen hier de begrippen oneindige druk en oneindige temperatuur niet.


Edwin Powell Hubble (20-11-1889 - 28-09-1953)

In belangrijkste perspectief tot mijn theorie merk ik op dat Hubble het verband van de roodverschuiving van diverse sterrennevels tot de Aarde doorzag. Aan de hand van dit gegeven legden anderen het verband met een uitdijend heelal (in mijn begrippen: ons uitdijend universum).

Albert Einstein hield in zijn voorspellingen rekening met een gelijk- en statisch universum. In zijn berekeningen ging hij van dit gegeven uit en noemde het de “kosmologische constante”. Later benoemde Einstein deze veronderstelling van zichzelf als zijn grootste vergissing.


Fritz Zwicky (14-02-1898 - 08-02-1974)

In 1933 kwam Zwicky tot de conclusie bij het bestuderen van een cluster van om een gemeenschappelijk zwaartepunt bewegende sterrenstelsels dat er zich veel meer massa in het cluster moest bevinden dan de massa berekend aan de hand van de hoeveelheid licht die hij in dat cluster waarnam. De ontbrekende hoeveelheid massa was niet waar te nemen. Omdat deze massa er wel moest zijn noemde hij deze “donkere materie”

Na 1933 zijn er vele verklaringen en veronderstellingen geopperd en ingebracht waar deze ‘donkere materie” uit zou bestaan. Tot op heden is er nog geen verklaring gevonden. Mijn theorie is ook zo’n verklaring, maar dan uit een ander perspectief die ik nog niet ben tegengekomen. Vergeleken met de andere stellingen is die van mij nog niet becommentarieerd of nader onderzocht. 


Zwarte gaten

De effecten die ik beschreven heb kunnen ook toegepast worden op zwarte gaten. Om niet in herhalingen te vervallen verwijs ik ook naar wat ik hierover al heb geschreven.

De doorgifte van de CRSK op de fotonen is zo immens geworden dat de atomen dichter op elkaar getrokken worden. In de ruimte van de atomen die op elkaar gedrukt zijn bevindt zich ook een steeds toenemende concentratie van fotonen. Deze fotonen ondervinden aan het oppervlak van het zwarte gat nog steeds de immense aantrekking. De aantrekkingskracht die het opwekt in dit hele spel is zo groot dat zelfs ander licht (fotonen) – en materie etc. natuurlijk – aangetrokken wordt. Deze aantrekking gaat door tot de waarnemingshorizon van het zwarte gat.

Bij sommige zwarte gaten, waar de druk en omstandigheden daartoe geschikt zijn ontstaan stralen van uitgestoten straling aan de polen. De zogenaamde “flashes”.


Flashes

Naar mijn mening ontstaan flashes door verschillen in de dikte van de soep van straling om het zwarte gat. Als door bijvoorbeeld magnetisme een onbalans in zwaarte van de gecompresseerde massa’s van straling ontstaat zal deze zich vanaf het middelpunt, waar deze soep het dikste is het hardst willen imploderen. Echter in het zwarte gat zelf is hier geen ruimte meer voor en het stort in. Zie de vorm van de omgeving van het stralingsomhulsel als een denkbeeldige basketbal die om de materie van het zwarte gat heen ligt.

Gevolg is dat de straling onder gigantische druk een uitgang zoekt aan de polen van het zwarte gat, waar de schil het dunste is en met een gigantische kracht- en intensiteit aan beide zijden het universum wordt ingeblazen. Vergelijk het met een citroen die je fijnknijpt in je hand waarbij de inhoud van boven en onderen er uit spuit. Bij flashes is het echter geen materie die vrijkomt maar straling (eventueel vervuild met wat materie die nog niet opgenomen is kunnen worden in de val naar het zwarte gat).


Hoe verhoudt het bovenstaande zich met “donkere materie”

Het ligt eigenlijk heel simpel. De donkere materie in de hoedanigheid waarvan wij naar opzoek zijn bestaat niet. Het bovengenoemde effect in de elektromagnetische straling is precies voldoende om alle objecten van ons universum in hun baan te houden.


Unificatie

Ik zie dat mijn zienswijzen een vereniging inhoudt van de fundamentele natuurkrachten tot een theorie die zowel op kwantum- als op kosmisch niveau in elkaar past. Alle andere – veel ingewikkeldere – theorieën geven (nog) geen unificatie. Mijn theorie geeft ook een visie op de situatie die tot een oerontlading leidde. (Om het meer visueel te maken voor de lezer: wat er gebeurde voor en op het moment van de oerknal).

Natuurlijk, er zijn talloze andere elementaire deeltjes en processen op kwantumniveau die ook meespelen in vele fysische processen. Het is nog niet helemaal doorgrond hoe deze op elkaar inwerken. Naar mijn mening is het slechts een kwestie van tijd voordat de hele interactie hiervan begrepen wordt, dat kan niet anders. Wat hier tot mijn stellige overtuiging wel uit naar voren gaat komen is dat de werking van gravitatie tot op kosmische schaal aan toe vanuit het atoom zelf komt doorgegeven via het canvas van de elektromagnetische straling) en niet vanuit een hypothetisch begrip als “donkere materie”.

Misschien is mij theorie te eenvoudig. Soms denk ik dat ook wel want ik kan mij niet voorstellen dat alle knappe koppen die met deze materie zich bezig hebben gehouden deze mogelijkheden die ik naar voren breng niet overzien hebben. Ik acht dat bijna onmogelijk. Ik zie evenwel geen aanknopingspunten om te concluderen dat men het in mijn richting gezocht heeft.

Faraday, Maxwell, Herz, Newton, Einstein en nog vele andere giganten hebben hun prachtige onderzoekswerk verricht waarvan wij allen gebruik van mogen maken. Ik zie dit als een voorrecht. Of ik alles juist zie of geïnterpreteerd heb moet natuurlijk nog blijken. Er bestaat altijd een mogelijkheid dat ik er volledig naast zit. Maar dit is natuurlijk ook met alle andere stellingen die nog niet bewezen zijn het geval. Dus ik zal mijn schroom moeten overwinnen.

Elektromagnetisme als pure vorm van energie, dus niet als materie te zien, zou een ander licht op mijn stellingen kunnen werpen. Het hoeft echter niet. In mijn hoofdstukken ga ik hier verder op in. Ik  doe dit in het perspectief van de speciale relativiteitstheorie van Einstein, die mijn gedachtegang hierover ondersteunt.


Verifiëren en falsificeren

Van alle theorieën die ik ken en zie valt die van mij het eenvoudigst te toetsen denk ik.  Onderzoekmogelijkheden, anders dan mijn fantasie, heb ik helaas niet.

Ik zou dolgraag willen onderzoeken wat zich in de ruimte rond het atoom afspeelt waar het geheel van het manifesteren van de “zwaartekracht” begint. Is het de cumulatieve residuele sterke kernkracht (CRSK) of iets anders (want het is mij wel duidelijk dat het hele spel dat zich over kosmisch niveau uitstrekt daar, in dat gebied, begint.)

En ook: heeft de magnetische golf in de elektromagnetische straling die betekenis die ik er aan toedicht? Zo nee, hoe komen verschijnselen als bijvoorbeeld zwaartekrachtlenzen dan tot stand?


Kat van Schrödinger en onzekerheidsprincipe van Heisenberg

Het kat van Schrödinger en het onzekerheidsprincipe van Heisenberg zijn beiden heel bekend in het omschrijven van het dualisme van gedragingen van materie als deeltje en als golven.

De “kat van Schrödinger” oogst veel kritiek.

Het onzekerheidsprincipe van Heisenberg omvat dezelfde materie en wordt wat steviger omarmd.

Het gaat er bij beiden om een universeel verschijnsel te beschrijven: het is onmogelijk om van een deeltje precies te duiden waar hij op een bepaald moment is en waar hij heengaat. Dit verschijnsel zou zich op allerlei schaal voordoen maar op kwantumniveau is dit het meeste zichtbaar. De structuur van een golf is immers geen perfecte sinus en er zijn zoveel variabelen die inwerken op de golf dat het niet te voorspellen is hoe de golf zich zal ontwikkelen. Dus het deeltje wat zich er in bevindt ook niet. In ieder geval blijft de structuur van waaruit de golf is opgebouwd uit die van deeltjes. Aan de andere kant vind ik dat als wij als mensen die ontbrekende variabelen niet kennen die uiteindelijk de structuur en de plaats van een deeltje in de golf bepalen dat die variabelen er niet zijn. Die zijn er natuurlijk wel alleen wij (her)kennen ze (nog) niet. Kunstmatige intelligentie (straks met behulp van de rekenkracht van kwantumcomputers) heeft al voor verrassende resultaten gezorgd in de wetenschap. Wellicht binnenkort op dit gebied ook.

Ik denk dus ook golven helemaal bestaan uit materie. Ook al zouden wij elektromagnetische golven energie noemen dan nog horen zij thuis aan de materiekant van de formule van de speciale relativiteitstheorie van Einstein.

Ik blijf het overigens een heel raar gegeven vinden dat binnen de huidige inzichten fotonen blijkbaar van de ene kant van de formule E=mc2 naar de andere kant kunnen verhuizen en weer terug etc. Als dit al zou kunnen dan houdt dit in dat in ons universum wij rekening moeten houden met wisselende hoeveelheden en verhoudingen energie versus materie, die elkaar overigens wel steeds in evenwicht moeten houden. Natuurkundig lijkt mij dit niet te kunnen (in perspectief van mc2).  

Hieronder deel ik mijn visie verder waarom wij naar mijn inzicht geen rekening hoeven te houden met dit dualisme van energie en materie. Ik laat dit punt vooralsnog even voor wat dit is.


Schrödinger en Heisenberg in perspectief van Einstein.


Speciale relativiteitstheorie van Einstein (1905)

De speciale relativiteitstheorie had als bijzonder gevolg dat absoluutheid van tijd en plaats, ook op grote afstanden, niet meer gold.

Deze theorie (E=mc2) is natuurlijk volkomen juist. Alleen voor de uitwerking moeten wij kijken naar de exacte plaats waar dit van toepassing is. Dat is niet in ons universum. Hiervoor moeten wij naar het oerheelal waar ik al heel veel over geschreven heb.

Massa versneld met de factor lichtsnelheid in het kwadraat kan eenvoudigweg niet in ons universum. Straling, bijvoorbeeld zichtbaar licht beweegt zich met een snelheid van bijna 300.000 km per seconde. Dat is onvoorstelbaar veel minder dan diezelfde snelheid maal diezelfde snelheid, ofwel een 9 met 10 nullen per seconde (90 miljard kilometer per seconde). Ik zie geen enkel experiment of omstandigheid in ons universum die materie zo snel laat bewegen om het dus over te laten geen in energie (E).


Algemene relativiteitstheorie (1916)

Anders is het met de algemene relativiteitstheorie die exclusief van toepassing is op onze – en andere – werkelijkheid waarin wij leven. Deze theorie veralgemeniseert zijn speciale relativiteitstheorie en die van Newton. Hier wordt de gravitatie in zijn meetkundige eigenschappen van ruimte en tijd (de ruimtetijd) van de aanwezige (massa-energie en de lineaire impuls) van de aanwezige straling en energie in de formule mede betrokken. Hierdoor konden verschijnselen als krommingen in de ruimtetijd bijvoorbeeld in berekeningen voor toepassingen als GPS worden betrokken.

Dit klopt ook, overal in ons universum verschillen de hoeveelheden straling en materie in dichtheid. Logisch dat er met deze variabelen rekening gehouden moet worden.

Van lichtsnelheid wordt aangenomen dat dit de snelheid is als elektromagnetische straling door een perfect vacuüm heen beweegt. Alleen al het fenomeen van de donkere energie maakt dat er nergens in ons universum sprake kan zijn van een perfect vacuüm. 100% Van de theoretische maximale lichtsnelheid valt dus nooit te behalen. Daarom is de algemene relativiteitstheorie van groot belang om krommingen in de ruimtetijd, tijddilatatie bijvoorbeeld te kunnen berekenen.

Door dit verschil in vacuüm is de snelheid van de straling (en ook de frequentie van atomen, afhankelijk waar en ook in welk object zij zich bevinden) verschillend. Hierdoor treden ruimtetijd verschillen op (Tweelingparadox is hier een mooi voorbeeld van).


Wat wil ik hiermee zeggen?

Hierboven stel ik dat 100 procent van de theoretisch maximaal haalbare lichtsnelheid niet kan voorkomen en toch klopt de algemene relativiteitstheorie van Einstein.

Dit komt omdat datgene wat wij ons voorstellen als energie in ons universum helemaal geen energie is maar materie.

De formule van Hertz zegt wel dat afstand in meters maal de frequentie in MHz altijd ongeveer 300 (hiermee de lichtsnelheid bedoelende) is. Klopt dat dan niet? Ja, dat klopt, deze elektromagnetische straling beweegt zich voort met de lichtsnelheid gecorrigeerd met de samenstelling van de materie en “energie” waar het zich doorheen beweegt. Alleen het deel van de straling dat wij als energie zien is gewoon materie. Deze straling heeft natuurlijk zijn eigenschappen, je kunt er bijvoorbeeld laserstralen mee maken maar het blijft door zijn snelheid (weliswaar die van het licht) de status van materie behouden.

Volgens mij kunnen wij dus datgene wat wij zien als energie gewoon materie noemen. Een golf elektromagnetische straling is niets anders dan een golf fotonen die onderweg willen zijn naar de buitenrand van ons universum. Dat verandert niets aan allerlei natuurkundige wetten die door vele geleerden zijn geformuleerd. Ik zie dat alles wat eenvoudiger te benaderen wordt door mijn zienswijze. Een laserstraal blijft een laserstraal en een kernbom een kernbom.

En hoewel je soms te laat bent of te vroeg, een deeltje of materie kan alweer weg zijn, het is er. Dat wij het niet precies kunnen voorspellen waar het is doet niet ter zake. Wachten is dus op microscopen of experimenten dat wij het kunnen zien gebeuren. Als je eenmaal het deeltje hebt kunnen volgen voor een bepaalde tijd kun je het ook volgen en voorspellen waar het heen gaat.


Waarom worden fotonen die onderhevig zijn aan een magnetisch veld dan niet met de lichtsnelheid weggetrokken van de magneet en blijven zij in hun baan?

Dit komt omdat fotonen overal naar een optimum zoeken. Door de onderlinge aantrekkingskracht van de fotonen blijven zij “verbonden”. Dit komt door de effecten die ik omschreven heb in mijn theorie. Ze zijn wel dynamisch in beweging in het hele spel rond en in de atomen (zie ook de CRSK). Doordat de elektronen in de magneet hun effect uitoefenen komen de fotonen in beroering. Er blijven evenwel per saldo evenveel fotonen in- en rondom de magneet. 


Fotonen altijd met de snelheid van het licht? - vervolg

In de natuurkunde lees ik dat fotonen ook als zij bijvoorbeeld van het ene naar het andere elektron uitgewisseld of vrijgegeven worden dit met de snelheid van het licht gaat. Ik stel mij voor dat het uitgangspunt in de natuurkundige opvattingen was hierbij was dat de fotonen geen rustmassa hadden en zich daardoor met de lichtsnelheid zouden voortplanten. Dat was immers het kenmerk van een deeltje zonder rustmassa want die hadden geen invloed te ondervinden van materie.

In elk geval stel ik mij voor dat rondom zwarte gaten er bij bepaalde omstandigheden zich verschillen in snelheden van fotonen moeten gaan voordoen. Wat gebeurt er bijvoorbeeld bij een superzware ster (net geen zwart gat nog) waar licht uit ontsnapt. Of: op enig moment in de vorming van een zwart gat is de ontsnappingssnelheid van licht even groot als de gravitatie van het zwarte gat zelf. Licht dat onderweg was zal omkeren maar niet nadat het even (of op zijn minst nagenoeg) tot stilstand is gekomen.

Fotonen hoeven dus niet altijd met de lichtsnelheid te bewegen.


Fotonen en elektronen, wie en waar spelen zij de hoofdrol?


Magneet

Hier spelen de fotonen de actiefste rol. Bij een staafmagneet bijvoorbeeld bewegen zij zich in- en extern rondbewogen door de eenduidige bewegingen in de elektronenschillen van de atomen van de magneet. Bij een magnetisch veld rondom een hoogspanningskabel bijvoorbeeld: de elektronen bewegen zich weliswaar niet met hoogste snelheden door de leiding maar hun immense aantallen maken de sterkte. Hieromheen formeert zich dus een magnetisch veld bestaande uit fotonen.

Rondom een hoogspanningskabel zou je dus veranderingen in de zwaartekracht moeten kunnen waarnemen ten opzichte van de omgeving. Dat is een logisch gevolg dat uit mijn stellingen voortkomt.


Elektriciteit

Bijvoorbeeld een windturbine. De generator “vangt” als het ware elektronen uit de lucht en transporteert ze door een kabel waar aan het eind de stroom zijn werk doet en de (resterende) elektronen het geheel weer verlaten als ongebonden elektron. Dit zelfde principe gaat op bij elke toepassing van opwekking en transport van elektronen (“energie”). Accu, hier worden de elektronen tijdelijk opgeslagen tot gebruik nadat zij eerst gevuld zijn met een medium dat de elektronen aanleverde (dynamo – die de vrije elektronen afving en naar de kabel die naar de accu toe gaat geleidde - in dit geval).

Hoe sterker de stroom door de leiding, en hoe meer windingen, des te sterker het magnetische veld. De fotonen willen meereizen en verzamelen zich in immense aantallen (in sterkten Tesla) rondom de leiding. Zij worden in immense aantallen aangetrokken door de elektronen in de spoel en geven dus onderling de gravitatie door.

Zwaartekracht komt dus (mede) voort uit een bindingsproces van elektronen en fotonen, maar dus ook van fotonen onderling. Omdat elektronen geconcentreerd zijn in het atoom – en ook hun specifieke werking binnen het atoom - volgt de zwaartekrachtswerking daaruit. Als dit niet zo zou wezen dan was er logischerwijs ook geen universum mogelijk. Fotonen willen binden aan elektronen maar dat kan slechts in een beperkte mate, afhankelijk van de afstand tot de atoomkern. De sterke kernkracht onderhoudt tevens de afstand tussen de elektronen en de kern zodat zij elkaar niet aanraken.

Er dienen zich bij de vorming van gravitatie (dat naar mijn stellige overtuiging een kwantum-fenomeen is) drie mogelijkheden aan (binnen de context van mijn theorie):

1.     De CRSK waarover ik al veel geschreven heb;

of

2.     De aantrekkingskracht van de elektronen op de fotonen (andere deeltjes spelen natuurlijk ook hun rol mee, maar dit is de hoofdzaak);

of

3.     Een combinatie van beiden.


Welke van de drie mogelijkheden is juist?

De aantrekkingskracht van elektronen en fotonen is duidelijk (optie 2).

Het aantal elektronen deel uitmakend van een atoom is aan een minimum en maximum gebonden. Er kunnen wel meer of minder elektronen aanwezig zijn. Wij noemen dit ionisatie.

Hoe geconcentreerder de massa, hoe sterker de gravitatie.

Bij een lagere baan laat een elektron een foton los en vice versa. Bij toenemende druk zal het niet zo zijn dat elektronen ineens veel meer fotonen gaan aantrekken. De atomen worden wel kleiner qua ruimtelijk volume dat zij innemen bij het toenemen van de druk. De gravitatie gaat omhoog. Het aantal elektronen wordt niet verhoogd, dit leid ik af uit het gegeven dat bij oplopen van de druk geen ionisatie optreedt.

Optie 1 (en 2 en 3 voor een secundair deel) is dus de juiste op het primaire niveau. Elektronen spelen hun spel wel mee in de werking van de gravitatie maar de CRSK is de overheersende krachtfactor in het spel van de gravitatie tot en met op kosmisch niveau. Ook andere deeltjes spelen mee in het dit effect van het optreden van gravitatie (ik heb dit eerder genoemd) maar dit zijn de belangrijkste effecten. IJkboson foton heeft altijd massa.  

Nog een laatste opmerking over het bovenstaande: Op het laatst zitten de atomen zo dicht op elkaar gepakt in zwarte gaten dat er geen frequentie meer mogelijk is. De tijd staat stil… En: hoe vreemd het ook moge klinken… de Vanderwaalskracht die de atomen heel krachtig bij elkaar hield neemt af tot nihil. Elektromagnetisme idem, want er draait niets meer en alles heeft een spin 0 ter plaatste. De enorme gravitatie wordt wel in stand houden maar dat wordt veroorzaakt door hogere schillen rond het gebied van waar frequentie onmogelijk is geworden. Zwarte gaten blijven dus zeer bijzondere fenomenen waar ik graag verder over wil filosoferen.


Zou een zwart gat een start van een nieuw universum kunnen zijn?

Vanuit mijn theorie dus niet. Tenzij ons gehele universum in een gemeenschappelijk zwart gat zou verdwijnen maar dat nemen wij niet waar. Als dat waar zou zijn dan zou dat ook betekenen dat als dat zou gebeuren en alle materie opeengepakt zat tot het absolute minimum - bij een Vanderwaalskracht van 0 - een explosie zou plaatsvinden waarbij de aanwezige materie zich als het ware opblaast tot een nieuw universum met een nieuwe 4-dimensionale werkelijkheid. Dit lijkt mij onwaarschijnlijk. Ook vanuit het perspectief gezien van de mogelijke – zeer aannemelijke - aanwezigheid van een multiversum.

Bovendien, als een zwart gat een start zou zijn van een nieuw universum dan zou dat een klein universumpje betekenen en dat te midden van andere structuren die nog zouden zijn blijven bestaan doordat zij nog niet in dat zwarte gat of een andere waren gezogen. En als een exploderend zwart gat toch de start is van een nieuw (mini-)universum dan zouden de eigenschappen dus hetzelfde moeten luiden als bij- en na de start volgend op de vermeende oerknal van ons universum. Dit zie ik ook niet als reële optie.

 

Copyright Fred Baumgart

Geen opmerkingen:

Een reactie posten