Vertalen

vrijdag 22 november 2013

Nadere bespreking vacuüm type 3 (pré-werkelijkheid), donkere energie en vorming werkelijkheid

Your SEO optimized title
In de gedeeltes van mijn afwijkende inzichten in mijn theorie ten opzichte van de gangbare inzichten in de wetenschap die ik behandel in dit stuk wil ik graag starten vanuit de constatering dat ons universum uitdijt. Dit wordt op allerlei manieren waargenomen en aangetoond. Mijn theorie stelt dat dit verschijnsel niet intern wordt veroorzaakt maar door een externe oorzaak.

Zolang donkere energie niet als intern verschijnsel aangetoond wordt of kan worden dan zal het dus een externe kracht moeten zijn. (Zelf geloof ik dus niet dat wij dit gaan vinden in ons universum als intern aanwezige uitdrijvende kracht).

Vanuit een explosie verwacht je dat naar gelang je verder tot de buitengrens komt de uitzetting langzamer gaat verlopen. (De uitzetting gaat steeds langzamer vanuit de kern van de explosie gezien.)

Vanuit een buitenaf liggende krachtbron is het effect omgekeerd en trekt de kracht eerst aan de buitenkant, glijdend afnemend naar binnen toe.

Dit is exact wat wij zien gebeuren.

Vacuüm type 3 rondom een afgesloten (sferisch) geheel (ons universum bijvoorbeeld) heeft een massale uitdijende werking op ons universum. Het zorgt dus er tevens voor dat alle in ons universum aanwezige materie uiteindelijk niet tot een grote klomp kan inkrimpen.

Zoals ik al eerder heb aangegeven kan de term vacuüm type 3 verwarrend zijn. Het liefst zou ik er dan ook een andere naam aan willen geven. Ik zal deze term in mijn verdere behandelingen van mijn theorie ook de pré-werkelijkheid noemen. Ik bedoel dus met deze beide termen hetzelfde.

Wij leven in een vier-dimensionaal universum.

De pré-werkelijkheid kent geen dimensies. Maar je kunt het ook zo zien voor de verbeelding dat het type 3 bestaat uit 2 (virtuele) oerdimensies waaruit 4 dimensies worden gevormd middels de door mij omschreven ontladingen.

De twee hiervoor genoemde "oerdimensies" zijn ook te visualiseren als de paradox tussen 1 "oneindig" en 2 "niets". Om niet in herhalingen te vervallen verwijs ik naar mijn theorie wat ik hierover al geschreven heb en de context hiervan.

Ik heb het natuurlijk geprobeerd om alle verschijnselen in mijn theorie, daar waar reeds geen wetenschappelijke bewijzen al geleverd waren, voor mijzelf te visualiseren.

Hier op Aarde kennen wij het experiment van de Maagdenburger halve bollen en de de vele paarden die nodig waren om het geheel uit elkaar te trekken.

De "eindig-oneindig" - paradox van waaruit ik mij theorie baseer geeft in mijn gedachtenwereld geen enkele twijfel als dat uit deze staat voldoende energie gegenereerd kan worden om genoeg materie te scheppen die benodigd is voor ons universum.

Er zijn gedachte-experimenten bijvoorbeeld waarin een kat theoretisch zowel dood als levend kan zijn.

Dus waarom kan de "niets-oneindig" paradox dan geen enorme krachten in zich herbergen?


(GEDACHTE)EXPERIMENTEN


EXPERIMENT 1 WEERBALLON

Misschien kan ik het verder aannemelijk maken in een mix van een praktisch- en gedachte-experiment dat mij te binnen schiet.

Vanuit mijn theorie zie ik ons universum als een aaneengesloten en verbonden geheel.

Laten wij een weerballon oplaten vanaf het aardoppervlak. Hoe hoger wij komen hoe groter de ballon in omvang wordt. Totdat deze uiteindelijk knapt, dit knappen komt doordat de ballon zelf niet meer kan uitrekken.

Wij kijken tegen een uitdijing aan op een mini-schaal natuurlijk. Doordat de omstandigheid waarin de ballon kwam komen te verkeren steeds ijler werd, werden de gassen in de ballon ook ijler.

Doordat er op minuscule schaal eerder aan de buitenkant de gassen in de binnenkant van de ballon getrokken wordt is de uitdijing van de ballon naar het midden toe gemeten aan de buitenkant sneller.

Als wij in de ballon objecten van een vastere samenstelling zouden inbrengen in het experiment dan mogen wij verwachten dat zij nauwelijks veranderd zullen zijn als zij op grotere hoogte komen.

Dus zowel voor het gas als de andere objecten blijft de onderlinge aantrekkingskracht en de aantrekking in de kernen gehandhaafd.

In het geval van het bestaan van donkere energie zou deze kracht dus ook een rol moeten spelen in dit experiment. Want feitelijk gebeurt hier vergelijkbaar hetzelfde als overal elders in ons universum.

En hoe klein ook, dit zou te meten moeten zijn. Maar eigenlijk, als donkere energie bestaat zou dit in dit geval de hoofdkracht moeten zijn die de ballon in dit geval uiteindelijk uit elkaar doet knallen. Want als wij naar de fenomenale kracht van de veronderstelde kracht van de donkere energie in ons heelal kijken moet deze kracht intern alles uit elkaar "duwen" en ook (veel) sterker zijn dan de "trekkende" gecumuleerde sterke kernkracht.

Dus is het het toenemende vacuüm van de ruimte of de donkere energie of een combinatie hiervan die de ballon doet zwellen? Ik ga voor het effect van het vacuüm van de ruimte.

Aan de andere kant gezien. Stel dat de inhoud van de ballon op enig moment dezelfde ijlheid heeft aangenomen als de omliggende ruimte. Zou dan ineens de interne donkere energie de verdere uitdijing overnemen? Dit lijkt mij onaannemelijk.

Dus als de donkere energie geen leidende kracht, of zelfs geen rol speelt in het zwellen van de ballon dan kan donkere energie onmogelijk een rol spelen in de het uitdijen van ons universum.

En dan blijft er dus maar een mogelijkheid over: die van een externe factor.


DONKERE ENERGIE GEVOLG VAN OMZETTING MATERIE IN ENERGIE?

Heb ik een gedachte-experiment kunnen bedenken van waaruit donkere energie wel verklaard zou kunnen worden? Nee, tenzij donkere energie een gevolg zou kunnen zijn van het toenemen in volume van ons universum door het omzetten van materie in energie. Dit als gevolg van interne processen in objecten of kernen. Op dit mogelijke (deel)effect ben ik ook ingegaan in mijn theorie.
(Ondertussen heb ik begrepen dat er wel veel onderzoek wordt gedaan naar het vinden van donkere energie.)

Misschien is dit effect in een praktisch experiment aan te tonen. Evenwel, het blijft onaannemelijk dat dit effect geheel verantwoordelijk is of kan zijn voor het uitdijen van ons universum. Ook roept het dan meteen weer de vraag op van wat er zich buiten ons universum bevindt en waar en hoe onze werkelijkheid is ontstaan.

Dit gegeven blijft dus onaannemelijk. Als dit effect waar zou kunnen blijken te zijn dan zou het alleen heel ver denkbaar zijn als er veel meer materie wordt omgezet in energie dan dat er aan energie wordt omgezet in materie. Want als het dit effect per saldo ongeveer gelijk is aan elkaar of slechts gering dan kan dit ook niet zelfs maar een factor zijn in de uitdijing. En... gestel dat er per saldo meer energie wordt omgezet in materie, bijvoorbeeld ten gevolge van (het ontstaan van) zwarte gaten dan zou het effect dus omgekeerd zijn en krimp moeten veroorzaken.

Maar los hiervan, als de uitdijing wel door dit effect zou komen dan zouden objecten en galaxys elkaar naderen onder elkaars aantrekkingskracht en dichter naar elkaar toekomen in plaats van zich van elkaar te verwijderen.


EXPERIMENT 2 NABOOTSEN VACUÜM TYPE 3

Een pré-werkelijkheid nabootsen (in de werkelijke omstandigheid gezien buiten ons universum) hier op Aarde of in ons universum zal helaas niet gaan. Dit simpelweg omdat er buiten het experiment zich een stuk universum bevindt en het dus ingesloten is. Ik ga er hier even verder niet te diep op in. Los van het feit of het mogelijk is om in ons universum een omstandigheid te creëren met een volledige afwezigheid van materie, straling etc. en dus ook de afwezigheid van de aanzuigende kracht van het vacuüm type 3 (voor het begrip naar huidige maatstaven: donkere energie dus.)

Want: wij moeten materie omsluiten met een omhulsel van een alles omhullend niets. Maar daarom heen zou dus weer automatisch onze realiteit omheen komen te liggen.

Alhoewel? Stel: wij maken in de ruimte (of op Aarde) een perfect vacuüm waarin ook het door mij in mijn theorie benoemde "canvas" geen rol meer speelt. (Dit is cruciaal voor het slagen van het experiment). Wat gebeurt er dan? Ontstaat er dan een vacuüm type 3?

Dat is natuurlijk goed mogelijk.

In ieder geval hebben wij het vacuüm type 2 dan afgepeld en steeds verder ontleed en kunnen wij steeds verder constateren wat er gebeurt en ook uiteindelijk zien wat er overblijft. Het liefst zou ik overigens een experiment zien waarin wij als het ware het canvas stapje voor stapje "fileren" en afstrippen of gedeeltelijk componenten aan toe te voegen om te bestuderen wat er volgtijdig gebeurt.

Wij kunnen projecten als CERN en ruimtestations realiseren dus misschien is er ook een installatie te maken die naar keuze een deel of alle straling buiten een experimentele ruimte waarin zich totaal geen materie mag bevinden houdt.

Als het gebied waarin het experiment plaatsvindt op enig moment in het experiment naar buiten wordt gedreven komt dat door de donkere energie dat haar gedaante dus prijsgeeft. Maar als het experiment krimpt of de neiging heeft naar binnen te bewegen en te imploderen dan is het een vacuüm in hogere rangorde.

Laat je het experiment los dan vult het experiment zich met bestanddelen zoals zich deze in onze ruimte binnen ons universum bevinden zoals straling en wel van buiten naar binnen toe. Dit zou je dus mogen verwachten. Dit houdt dan tevens in dat als je de ruimte, in dit geval ons universum zou plaatsen in een overheersend vacuüm dat het universum zou gaan opzetten.
(Het lijkt mij ook zeer onwaarschijnlijk dat de ruimte om het experiment heen na loslaten de kenmerken van het experiment zou aannemen na dit loslaten. Maar dit valt dan snel genoeg te constateren). Tevens zou bij manifesteren van dit laatste effect de aannemelijkheid van de werking van vacuüm type 3 (de pré-werkelijkheid) minder aannemelijk worden.

Laat je het experiment niet weer "vollopen" dan zijn er verder nog drie mogelijkheden die dan het meest voor de hand liggen:


  1. Er gebeurt niets, hoe leeg het experiment ook is;
  2. Er volgt een ontlading waarbij er geen elementaire deeltjes ontstaan. Kenmerk van deze ontlading is volmaakte annihilatie. Op virtuele punten manifesteren zich positieve- en negatieve elementaire deeltjes zonder het ontstaan van vier dimensies;
  3. Als optie 2, maar dan met vorming van elementaire deeltjes. Op virtuele punten manifesteren zich positieve- en negatieve elementaire deeltjes tegelijk met het ontstaan van vier dimensies. Deze mogelijkheid lijkt mij onaannemelijk. In mijn voorstelling zou dit een stapeling van ontstaansenergie teweegbrengen en dus materie toevoegen aan ons universum.


Tenzij; zie mogelijkheid 1, als uitkomst van dit experiment zou het ook zo kunnen zijn dat er geen ontlading plaatsvindt - naast de mogelijkheid dat het experiment op te kleine schaal uitgevoerd wordt - omdat de ruimte van het experiment, ontdaan van alle materie en -straling "dood" blijkt te zijn.

Dit zou dan ook uitgelegd kunnen worden als een logische uitkomst daar zich in de ruimte van het experiment immers een leegte overblijft waar de oerontlading reeds heeft plaatsgevonden en zich inmiddels van de  oorspronkelijk aanwezige " ontstaansenergie" heeft ontdaan.

Wat zou dit dan inhouden? Zijn er dan twee gedaanten mogelijk van vacuüm type 3? Een met aanwezigheid van ontstaansenergie en de andere zonder aanwezigheid van ontstaansenergie? Deze laatste in een zone om ons universum heen?

Het is goed denkbaar dat zich buiten ons universum zich een zone (mede afgeleid- en ontstaan uit de pré-werkelijkheid tijdens het moment van de ontlading) bevindt waarin zich tijdelijk geen ontstaansenergie bevindt. Dit als gevolg van de creatie van ons universum waarin de aanwezigheid van de oorspronkelijke ontstaansenergie zich heeft vertaald in onze werkelijkheid.

Het is in ieder geval een zone zonder dimensies. Het is in dit geval goed denkbaar dat  ons universum en deze zone in interactie met elkaar zijn en ook het vierdimensionale universum (dat in feite niets anders is dan een vervorming van de pré-werkelijkheid) zich weer terug probeert te vormen naar haar gedaante van voor de ontlading.

Deze zone zou zich dus tegelijkertijd hebben gevormd tijdens de ontlading en de creatie van onze werkelijkheid. Zie ook mijn theorie waarin ik diverse scenario's na het voltrekken van de ontlading heb besproken.

Deze beide gedaanten zouden dus ook heel goed met elkaar in een soort van annihilatie-proces verwikkeld kunnen zijn waarbij de werkelijkheid via een proces van dat ik voor mijzelf de post-werkelijkheid noem weer opgaat in de pré-werkelijkheid.

En wij lijken tegen een uitdijing van ons universum te maken te hebben.

In ieder geval heeft de werkelijkheid, ons universum, qua samenstelling en compactheid in het ontstaansscenario een verandering ten opzichte van de situatie daarvoor ondergaan. Hieronder in het onderdeel "discrepantie in balans lading pré-werkelijkheid" ga ik hier verder op in.

Misschien moeilijk voor te stellen maar dit geeft ter plekke - na ontlading - wel een lelijke verstoring in de interne staat van de pré-werkelijkheid, dat dus weer in zijn oude staat moet terugkeren.

Denkbaar is dat een deel van de werkelijkheid aan de buitenzijde van ons universum wel eens gelijk kon zijn in samenstelling als de mogelijke hierboven omschreven uitkomst B van ons experiment. Theoretisch zou er dus om ons universum een zone van "quasi-pré-werkelijkheid" kunnen liggen dat dus feitelijk deel uitmaakt van ons universum.

Maar ook in dit voorstelbare geval van de gelijke uitkomst van het experiment en "quasi-pré-werkelijkheid" ontstaat er een omstandigheid waarin onze realiteit kan uitdijen en in opgenomen wordt.

In dit geval zou uit het experiment dus slechts bewezen hoeven te worden dat de uitkomst een hogere rangorde in vacuüm is. (Bij niet waarnemen van donkere energie).

De werkelijkheid (die weer op wil gaan in de pré-werkelijkheid) en de pré-werkelijkheid trekken elkaar aan. Wij zien dat wij uitdijen en niet krimpen. Dit zou in dit geval inhouden dat de pré-werkelijkheid moeilijker is om te vervormen als onze werkelijkheid. Dat zou dus ook een verklaring kunnen zijn waardoor wij uitdijen. En ook steeds sneller.

Het lijkt mij ook wel logisch. Als de pré-werkelijkheid ergens uiteengereten en vervormd wordt tot vier dimensies treedt er ook een verandering in de compactheid van de pré-werkelijkheid op. Een gedeelte van de energie van de discrepantie vormt zich tot materie-, straling- en energie zoals wij dat kennen in onze werkelijkheid.

Alle energie in de dimensies van ons universum wordt dus weer "verdund" en opgenomen in de pré-werkelijkheid. Dit gaat net zolang door totdat er van ons universum niets anders meer overblijft dan de energie die gelijk is dan het aandeel van ons universum aan de nul-oneindig discrepantie van de pré-werkelijkheid. Zelfs de elementaire deeltjes zijn dan vervallen.

De omhullende pré-werkelijkheid om ons universum kan in het terugkeren naar de oertoestand niet ons universum in elkaar persen. Enerzijds zien wij dat niet gebeuren, anderzijds zou dit een disbalans veroorzaken. Het pré-universum zou dan energie gaan toevoegen aan ons universum waarbij wij tegelijkertijd ingedrukt zouden worden.
(De natuur zoekt juist balans. Zuig maar eens aan een rietje en je drinkt het glas leeg. Hang een ballon op in een ruimte en pomp deze ruimte leeg en de ballon zal uitdijen, vanuit de buitenkant gemeten een klein beetje eerder als naar binnen toe, in alle richtingen gelijk.)

In deze context ga ik hier ook niet verder op in omdat als dit inpersen zou kunnen plaatsvinden en ons universum zou indrukken tot het formaat van de oerknal dit volgens mijn theorie niet zou kunnen gebeuren. Mocht dit vragen geven dan ga ik hierop in een ander bericht verder op in.

De pré-werkelijkheid "vraagt" dus haar "ontstaansenergie" terug en daardoor dijen wij uit.


OVERIG ASPECT EN AANDACHTSPUNT EXPERIMENT 2

Dit experiment heeft nog een interessant aandachtspunt. Van uit mijn theorie volgt dat de kracht die wij ervaren als de zwaartekracht - de gecumuleerde sterke kernkracht - zich kan manifesteren in- en door de aanwezigheid van het canvas. Dit houdt dan in dat al wij een omstandigheid kunnen creëren waarin dit canvas plaatselijk geëlimineerd- of omgebogen wordt de gecumuleerde sterke kernkracht haar kracht op die plek niet meer kan uitoefenen. Buiten dat dit een sterk ondersteunend bewijs voor een deel van mijn theorie zou zijn openen zich dan geweldige mogelijkheden voor praktische toepassingen.


DISCREPANTIE IN BALANS LADING PRÉ-WERKELIJKHEID

Het kan dus niet anders zijn dat in het type 3 vacuüm zich alle ontstaansenergie moet bevinden. Want wij zijn er nou eenmaal. Hoewel hier een discrepantie ligt. Helemaal niets, geen tijd en geen afstand, is natuurlijk helemaal niets. Maar in in de term alle energie schuilt wel iets merkwaardigs. Hoeveel energie je er ook insteekt in vacuüm type 3. Je gaat er niet komen, de afstand is oneindig en de benodigde tijd is oneindig.

En hier lijkt een disbalans op te treden in het alles en niets. Het ene kenmerk voldoet aan een waarde, namelijk 0. Terwijl het andere kenmerk alleen een theoretische waarde kent.
Tegelijkertijd ben je er dus wel - en niet! Bovendien kostte het geen tijd om er te komen maar duurde het tegelijk oneindig lang.

Maar toch vormen zij elkaars complement.

Er lijkt dus geen perfecte balans te kunnen heersen in de pré-werkelijkheid.

Juist door deze onbalans zou het goed mogelijk kunnen zijn dat ontstaansenergie zich ophoopt in vacuüm type 3. Stel dat wij voor de "oneindige" component van het vacuüm type 3 de waarde één toekennen en de niets component de waarde nul.

Zou de hiervoor genoemde situatie geen "verschil in lading kennen" dan is het duidelijk. Dan zouden wij er niet zijn. Er is in zo'n situatie ook geen natuurkundige noodzaak om in een ontbrekend spanningsveld uiteen te vallen in plus en min en weer terug te annihileren tot een ladingloze toestand.

Maar wij zijn er wel. Kennelijk blijft er na een ontlading iets over. Dat moet een verschil zijn in een van de componenten ten opzichte van het andere component in de hierboven genoemde discrepantie.

In het geval van het ontstaansevenement "de ontlading" van ons universum is in deze gebeurtenis het verschil in lading dus gematerialiseerd in elementaire deeltjes.


NOGMAALS FORMAAT EVENEMENT BIJ ONTSTAAN WERKELIJKHEID

Een ontlading in de paradox geschiedt natuurlijk niet op het formaat van een atoom of nog kleiner (the Big Bang). Zie de toelichtingen hierover in mijn theorie. In mijn visie heeft men bij de ontdekking dat ons universum uitdijt te ver terug geredeneerd naar een absoluut nul-punt en heeft men over het hoofd gezien of niet genoeg erkend dat de uitdijing op een groter formaat begonnen moet zijn. En men heeft dit dus ook klaarblijkelijk niet verder onderzocht. Maar ondertussen wordt er wel hevig getwijfeld aan de Big Bang theorie.

Ik vind het een heel aannemelijke gedachte dat de paradox zich ontlaadt. Wij zijn er ook en dat is de realiteit.


WISKUNDIGE MODELLEN

Blijkbaar hebben generaties van snaartheoretici nog geen enkel experimenteel bewijs kunnen geven dat hun wiskundige modellen aan de werkelijkheid ten grondslag liggen.
(Overigens heb ik geen idee wat voor experimenten dit zijn geweest.)

Als wij aannemen dat de paradox in de ontlading voldoende energie heeft gehad en de basis heeft gelegd waar onze vier dimensies uit zijn ontstaan met keuze positief- of negatief op ieder inwendig punt en dus onze werkelijkheid is gevormd dan kunnen wij dus verder.

Als ik visualiseer- en experimenteer in mijn gedachten met de alles - niets paradox dan blijf ik steeds terugkeren op een geweldige ontlading. (Kan ik bijvoorbeeld een virtueel elastiekje oneindig blijven uitrekken zonder dat deze knapt?) Tenzij iemand hierna aannemelijk kan maken dat van uit de paradox juist een soort katatonische toestand moet gaan ontstaan waarin niets gebeurt of kan gebeuren.

Wiskundig gezien zouden er dan ook sluitende formules gemaakt kunnen worden naar mijn inzicht.

Laten wij in de formules er eens van uitgaan dat het uitdijen veroorzaakt wordt door een externe kracht en deze kracht -formidabel sterke kracht- hierin als constante integreren.

Vergeet ook de donkere materie. Als ik het mij goed herinner heeft men al berekend hoeveel materie exclusief donkere materie er aanwezig is in ons universum. Men kan ook berekenen hoe groot de kracht moet zijn om het universum uit te laten dijen. En ook weet men wat de krachten- en verhoudingen zijn die op kwantummechanische schaal de materie beïnvloeden. (Sterke- en zwakke kernkracht en de elektromagnetische kracht). Als wij bevoordeeld de totale massa weten van ons universum en hieruit kunnen afleiden hoeveel kracht de gecumuleerde sterke kernkracht uitoefent kennen wij dus ook de som van de samenbindende krachten in ons universum.

Op kosmologische schaal en op quantummechanische schaal heeft men de zaak consistent kunnen beschrijven. Alleen in combinatie nog niet.

Laten wij dus op kosmologische schaal de zwaartekracht vervangen in de formules door de gecumuleerde sterke kernkracht. Deze gecumuleerde sterke kernkracht wordt overgebracht door het verschijnsel dat ik "het canvas" heb genoemd in mijn theorie. Door de werking van dit canvas is ook geen denkbeeldige grootheid als donkere materie meer nodig om de gehele interactie te beschrijven. Het canvas biedt voldoende structuur om genoeg samenhang te kunnen genereren zodat bijvoorbeeld galaxys hun typische spiraalvorm kunnen aannemen.

Hoe meer materie er zich in elkaars nabijheid bevindt, hoe sterker de werking van het canvas.

Daarnaast vervangen wij de donkere energie in de formules (in beginsel) met de hierboven in dit antwoord genoemde constante. Ik zeg even bewust in beginsel omdat het mogelijk zou kunnen zijn dat er naar aanleiding van dit gegeven toch weer afwijkingen kunnen gaan ontstaan zoal universums die botsen met de onze, of waar wij mee bezig zijn te integreren etc.

Ik kijk er misschien iets te simpel tegenaan maar dit is volgens mij in beginsel benodigd om het geheel consistent wiskundig te beschrijven. Dus met veel minder variabelen als waar men nu nog rekening mee houdt. Helaas ben ik zelf geen wiskundige maar ik zou graag meewerken met iemand die bereid is mijn theorie wiskundig te beschrijven.
In volgorde van sterkte: zwakke kernkracht; elektromagnetische kracht; sterke kernkracht; vacuüm type 3.


Fred Baumgart





.