Vertalen

De quanta domeinen - elementaire deeltjes

 

De quanta domeinen

 

 

Dit blogonderwerp handelt over het specifieke moment dat energie “E” overgaat in materie ten gevolge van een ontlading vanuit de 1e hoofddimensie naar een 2e hoofddimensie. (Om niet in herhalingen te vervallen verwijs ik naar mijn eerdere uitgebreide publicaties over door mij gehanteerde begrippen). 

 

Ik merk dat mijn publicaties zich steeds meer gaan concentreren rondom de fenomenen van de elektromagnetische kracht. Het voert mij steeds meer tot de “kern”.

 

Gaandeweg in mijn theorie heb ik een aantal nieuwe begrippen moeten introduceren. In dit hoofdstuk wil ik ingaan op de zelf door mij benoemde term “snapping”.

 

“Snapping” is een ongekend heftig proces, het gebeurt in geweldige hoeveelheden en de krachten die hierbij tot uiting komen zijn ongekend. De “transitie” van E naar mc2 “snapping” is uitzonderlijk heftig. Het betreft de overgang van de linkerkant van de formule van de SRT naar de staat van die aan de rechterkant. Het is de ontlading die aan de wieg staat van een nieuwe werkelijkheid, een universum, zoals de onze waarin wij leven. Het is mijn versie van een oer-evenement, geen oerknal. Oneindige dichtheid en oneindige temperatuur komt in mijn theorie op het moment van het oer-evenement niet voor.

 

 

“Snapping”, ontstaat er in het gevormde quantum domeintje dan een bolletje, staafje, string of is het vormeloos? Wat is de vorm van een elementair deeltje?

 

Ik ga nu niet alle mogelijkheden separaat behandelen maar intuïtief en logisch gezien spreekt mij een bolletjesvorm het meeste aan. Ik laat mij op dit moment het meeste leiden door als normale bevestigde natuurkundige feiten zoals oppervlaktespanning. Alle andere vormen zouden in de een of andere vorm mogelijk kunnen zijn maar dat lijkt mij niet echt noodzakelijk. Als dat zo zou zijn dan kunnen er additionele wisselwerkingen ontstaan die het wat ingewikkelder maken maar die onze natuurkunde zoals die hoort bij onze werkelijkheid niet in de weg hoeven te staan.

 

“Wolkjes” van E-entiteiten

 

Tijdens en na het “snappen” is het natuurlijk ook denkbaar dat de 1e hoofddimensie uiteenspat in energiedeeltjes die ten gevolge van een elektromagnetische wisselwerking samenklonteren met een hele hoge aantrekkingskracht tot elementaire deeltjes zoals wij deze kennen. De kracht die deze elementaire deeltjes bijeenhoudt is dan veel groter dan de sterke kracht. Om elementaire deeltjes dan verder te ontleden zou krachten vergen die vele malen sterker zijn dan die wij in onze deeltjesversnellers kunnen opwekken.

 

Een 5e dimensie?


Het bovenstaande is natuurlijk weer razend interessant. Want zeker niet uitgesloten zou het zo kunnen zijn dat (alle of een deel hiervan van) onze elementaire deeltjes op deze wijze beschouwd uit meerdere bouwsteentjes bestaan. Echter, door hun samenstelling in onze werkelijkheid bestaan deze bouwsteentjes op hun beurt weer uit materie waarmee zij dus voldoen aan onze ruimtelijke dimensies.

 

Het kan echter wel van uit de redenering gezien van mijn theorie. Mocht in de uiteindelijk verklaring van een theorie van alles een 5e dimensie nodig zijn dan zouden de door mijn benoemde energiedeeltjes wel eens extra houvast kunnen bieden.

 

Deze energiedeeltjes zouden dus bouwstenen kunnen zijn van onze elementaire deeltjes. Dat hoeft echter noodzakelijkerwijs niet zo te zijn. Het zou ook kunnen zijn dat de e-deeltjes zich ophouden tussen onze elementaire bouwstenen. In dit geval moeten er dus deeltjes mogelijk zijn met een mindere massa dan fotonen en die dus een hogere snelheid in zich hebben dan die snelheid welke wij de lichtsnelheid noemen. Vanuit mijn redenering zou dat ook kunnen eventueel (tussen “c” – lichtsnelheid (foton) ligt in onze natuurkunde “E” -  en “c2” nog een enorm potentieel).     

 

Kunnen wij dit verifiëren?

 

In natuurkundige opstellingen met experimenten zal dit moeilijk liggen. Wat wel kan zijn gedachten experimenten. Dus meer in de trend van als het er niet is wat dan? Als het er wel is wat zijn dan de uitkomsten? Voor dat laatste vind ik wel wat te zeggen. Wij werken immers niet met volledig hypothetische grootheden maar met uitkomsten uit een – nog niet weerlegde – natuurkundige redenering. Want wat is het effect als de natuurkundige redenering die hieraan ten grondslag wordt weerlegd? Dan blijven wij uitgaan van een in mijn ogen onlogische oerknal (met onlogische grootheden als oneindige druk en temperaturen) met daarvoor niets of een soort jojo-effect van uitdijende- en inkrimpende universum(s?). Dan hanteer ik liever het scheermes van Ockham.    

 

 

Annihilatie

 

Een kort woordje hierover in het verband van dit onderwerp. Als een positief en negatief geladen deeltje elkaar annihileren gaan deze over tot straling. Straling is in mijn definitie ook niets anders dan materie. Golven van materie blijven onderscheidenlijk bestaan uit materiedeeltjes. Wij kunnen nu misschien niet altijd voorspellen in welk deel van de golf een materiedeeltje zich bevindt of weer verschijnt maar het is in mijn overtuiging slechts een kwestie van tijd wanneer wij dit volkomen onder de knie gaan hebben.

 

Kunnen wij hier verder nog wat uit afleiden?

 

Heel paradoxaal maar het heeft er dan schijn van dat in onze werkelijkheid elementaire deeltjes opgebouwd zijn uit mogelijke “wolkjes” energie-entiteiten (deeltjes en dan weer in verschillende hoeveelheden per elementair-deeltje) zoals ik in het verre verleden al eens heb geopperd. De afzonderlijke elementaire energie-deeltjes zouden dan ook een eigen integrale elektromagnetische dynamiek hebben. (Dit zou mogelijk het bestaan – en het gedrag - van elektromagnetische velden in hun samenstelling verder kunnen verklaren. Een elektrisch- of magnetisch veld, ja die zijn er maar waar bestaat het uit?)

 

Is dit te verifiëren?


Dit valt alleen te verifiëren als wij de elementaire deeltjes uiteen kunnen laten vallen in experimenten. Wij moeten dan materie versnellen (mogelijk tot ver) boven de snelheid die wij lichtsnelheid noemen. Het creëren van botsingen lijkt mij wel interessant maar niet noodzakelijk (als botsingen fysiek al mogelijk zijn bij die snelheden want wanneer en bij welke snelheid treedt het effect “E” op en voldoet het dan nog wel aan de definities van onze ruimtelijke dimensies?).   

 

Zijn deze E-deeltjes dan energie of materie?

 

Dit is natuurlijk super interessant. Ik wil hier graag nog een keer verder op ingaan maar het valt op het moment even buiten het kader van dit onderwerp waarin ik het specifieke moment van overgang (oer-evenement – geen oerknal in mijn visie) van “E” naar materie behandel.

 

In ieder geval bestaan deze deeltjes “E” volgens de definitie van de beroemde formule E=mc2 uit massa als zij de overgang uit het oer-evenement hebben gemaakt. Door hun massa (daar kunnen wij dus alleen over spreken als elementaire deeltjes dus ook daadwerkelijk opgebouwd zijn uit energiedeeltjes) bevinden zij zich onder die van fotonen zelfs. De waarde mc2 is altijd gelijk aan “E”. Het bijzondere is dat c2 een dusdanig hoge waarde heeft dat pure “E” alleen kan voorkomen als er geen fysische massa meer in de vergelijking voorkomt (wel het berekende equivalent in waarde vanzelfsprekend). C2 vereist dus oneindige energie en dat is dus een waarde die nooit bereikt kan worden. Theoretisch natuurlijk wel maar niet in fysica die voor mij de 1e hoofddimensie beschrijft (niets en oneindigheid in perspectief). Door hun “c” waarde, behorend bij hun theoretische massa bestaan deze deeltjes (in de 1e hoofddimensie, het oerheelal) dus uit energie “E”, het linker-gedeelte van de formule van de SRT. Het ziet er dus niet uit als materie, het is pure in hun structuur aaneengesloten “E”. In onze werkelijkheid (de 2e hoofddimensie, ons universum) is dus sprake van een omkering van de situatie in positie naar het rechter-gedeelte van de formule van de SRT.

 

 

Is dat niet raar om E-deeltjes te veronderstellen want dat zou een vorm van materie kunnen inhouden?

 

Inderdaad lijkt dat paradoxaal. Echter door zijn bijzondere kenmerken heeft de eerste hoofddimensie een bijzondere structuur. Vergelijk het een beetje met een 1-dimensionaal model, een oneindige punt. Deze paradoxale structuur waar ik het zo vaak over gehad heb is oneindige energie. Begrippen als tijd en afstand zoals wij dat kennen spelen niet, ook niet wanneer het terug gecreëerd is uit een vervallen universum dus. Links of rechtsom en hoe wij het ook benoemen: dit moet de een of andere natuurkundige uitingsvorm hebben. Het is namelijk niet “niets”. Als het een dode toestand zou wezen dat zou ons universum niet mogelijk zijn en wij dus ook niet bestaan. 

 

 

Wat gebeurt er verder?

 

Tijdens de ontladingen "snapt" de 1e hoofddimensie in tollende stukjes materie uiteen die verschillende diameters hebben maar wel qua grootte te categoriseren zijn. Deze quanta kunnen bij het ontstaan links of rechtsom tollen. Dit rondtollen wekt een elektromagnetisch fenomeentje per quantumdeeltje op dat wij categoriseren qua energie of massa in elektronvolt (eV).

 

Het hiervoor genoemde tollen van het deeltje is niets meer dan het - al dan niet onder invloed van aanliggende deeltjes - willen opvullen van het domeintje terug naar de staat zoals die heerst in de 1e hoofddimensie. Door de E (energie) overgang in mc2-waarde (massa) is dat echter niet meer mogelijk. De snelste van deze ontstane materiedeeltjes (quanta), even ingezoomd op fotonen, kunnen niet meer boven die toestand komen dan die van wat wij gerelateerd aan de lichtsnelheid noemen “c”. Dat laatste benoem ik zo omdat in de natuurkunde algemeen wordt beargumenteerd dat fotonen zich enerzijds kunnen gedragen als materie en dan weer als energie. Dit kan alleen maar omdat die fotonen, in welke staat zij zich ook mogen bevinden, niet sneller dan “c” voortbewegen.

 

Bij hypothetische waarden boven “c” maar nog onder “c2” komen andere natuurkundige situaties voor. Deze situaties veranderen op het moment dat “c” de waarde “c2” bereikt, dan treedt is de situatie “E” in werking getreden.

 

Zolang het deeltje nog niet geheel over is gegaan van de toestand verband houdende met de overgang van “c” naar “c2” voldoet het niet aan onze definitie van materie en ook niet aan de door mij in mijn theorie gedefinieerde toestand van “E” – energie -. Ter verduidelijking: “c2” te zien in de context van oneindigheid, zie mijn voorgaande publicaties. De 1e hoofddimensie is immers ook oneindig. De overgang naar “E” moet dus ergens liggen voor de exacte rekensom c2. Hoe deze toestand er uit ziet en hoe ik deze moet omschrijven weet ik nog niet. Hier heb ik nog niet voldoende over nagedacht en gevisualiseerd. Voor mijn stellingen heeft het echter geen gevolgen zover als ik nu kan overzien want alle mechanismen blijven intact.

 

Het bovenstaande is wel interessant want wij hebben hier blijkbaar te maken met een mogelijke tussenvorm van materie en energie. In onze werkelijkheid komt dit niet voor. Als het voorkomt dan kan deze tussenvorm alleen voorkomen in - en dan steeds verder opgeschoven naar de uiterste grenzen - van de anti-singulariteit die ik gedefinieerd heb als integraal onderdeel aan de buitenzijde van ons universum. In eerdere publicaties heb ik mijn vragen opgeworpen over de juistheid van het verwisselen (in toestand van deeltjes) van materie en energie van de ene kant van de formule naar de andere kant. Dit kan volgens mij niet (in onze werkelijkheid waarin wij leven).

 

In onze 2e hoofddimensie is dus in de ruimte om het deeltje qua massa een compleet "niets", uitgegaan dan dat een elementair deeltje niet is opgebouwd uit afzonderlijke E-entiteiten. De deeltjes met hun elektrisch- en magnetisch moment zijn dan blijkbaar niets anders dan de basis-ingrediënten die benodigd zijn om tot aansluiting van de quantum domeinen in de oertoestand van de 1e hoofddimensie terug te keren. Deze hernieuwde aansluiting vindt plaats onder invloed van het verschijnsel dat wij “donkere energie” noemen.

 

En een stilstaand deeltje dan?

 

Een stilstaand deeltje neemt – tijdelijk (zolang het zich nog niet onder invloed van een interactief ander deeltje bevindt – een wat uitzonderlijke plaats in. Elektromagnetisch gezien vindt er geen activiteit plaats (afgezien van de hierboven genoemde mogelijkheid dat een elementair deeltje is opgebouwd uit afzonderlijke E-entiteiten) en is er blijkbaar vanaf deze “rust” (nog geen) geen activiteit om terug te keren naar de staat van “E”.

 

Wat dan in het geval van midden in een zwart gat, een foton op de spiegel (waarnemingshorizon) van een zwart gat of een los in de ruimte uniek los zwevend elementair deeltje?

 

In ieder geval denk ik dat een deeltje vroeg of laat weer gaat spinnen. Dat hernieuwde spinnen kan in mijn gedachten zonder problemen – als zich de juiste omstandigheden voordoen – ook in de andere richting gaan afspelen waardoor het deeltje een omgekeerde elektromagnetische lading heeft gekregen maar het blijft hetzelfde deeltje. (Als het aardmagnetisch veld zich omkeert, iets dat wel vaker voorkomt, blijft het ook dezelfde planeet). Ook brengt het mij tot de vraag of een deeltje en het bijbehorende antideeltje niet eigenlijk hetzelfde type deeltje zijn met als enige onderscheid dat zij andersom lijken te spinnen als het andere deeltje. Dat laatste alleen veroorzaakt door andere elektromagnetische activiteit van deeltjes er omheen. Bovendien links- of rechtsom spinnen van een deeltje is toch ook hoe je het bekijkt, van boven of van onder? 

 

Er blijven dus in mijn ogen 4 mogelijkheden van wisselwerken van deeltjes op elkaar over. “Rechtop” links of rechts draaiend en “ondersteboven” links of rechts draaiend. Dit natuurlijk alleen in het geval van wisselwerking. In een volkomen los en vrij hangend hypothetisch deeltje zijn slechts de standen links- of rechtsom mogelijk. De stand “stil” buiten beschouwing gelaten, daar ben eerder al op ingegaan.   

 

Is dit willen terugkeren naar de staat van “E” donkere energie of donkere materie, wat is het verband?

 

Als het de kracht is die terugkeer naar “E” probeert te herstellen is het dus donkere energie - opgesloten – op quantumniveau. Zeker op dit niveau legt dit effect het qua sterkte af tegen gravitationele effecten van de wisselwerking van deeltjes op quantumniveau. Op enig moment en op kosmische schaal manifesteert dit fenomeen zich als donkere energie. Dit kan omdat zich aan de buitenrand - schil om- en behorend tot ons universum - een extreem krachtig vacuüm heerst. De domeinen kunnen op quantumniveau niet verder uitzetten dan dat E bereikt is en alle domeinen weer de complete aansluiting hebben bereikt. Dat geldt dus ook op kosmisch niveau). De energieën die benodigd zijn om dit te bereiken liggen op een zeer hoog niveau (fotonen versnellen boven de lichtsnelheid bijvoorbeeld).

 

De bovenstaande constatering dat de kracht tot terugkeer van een deeltje van materie naar “E” dezelfde is als de kracht die wij op kosmische schaal donkere energie noemen is in mijn ogen opmerkelijk. Een ander door mij vaak benoemd verband – die tussen aantrekkingskracht op quantumniveau en kosmisch niveau – sterke-, zwakke- en elektromagnetische kracht en zwaartekracht lijkt evident maar dan omgekeerd. Zwaartekracht is elektromagnetische kracht maar dan uitgelegd op kosmisch niveau. De zwakke kracht en de sterke kracht zijn beiden afgeleiden van de elektromagnetische kracht. (Dit komt alleen door de interactie van elektromagnetische effecten van de verschillende elementaire deeltjes). De elektromagnetische kracht is zowel op quantum- als kosmisch niveau de dragende kracht.

 

Spreek ik mijzelf tegen?

 

Ik wil niet de indruk vestigen dat de effecten van het elektromagnetisme op het gebied van gravitatie en terugkeer naar de staat “E” door elkaar haal. Het zijn 2 verschillende natuurkundige fenomenen die beiden zijn oorsprong vinden in het geheel van gebeurtenissen. Deze twee fenomenen komen in deze vorm alleen naast elkaar voor in een 2e hoofddimensie (een universum zoals onze werkelijkheid). Enerzijds de aantrekkingskracht van materie onderling en anderzijds de krachten die terugkeer van materie naar “E” willen. De pure “E” van de aaneengesloten toestand van de 1e hoofddimensie biedt in zich de basis ingrediënten van het elektromagnetisme (die dus nog niet tot manifestatie van eigenschappen hebben kunnen komen want daarvoor is een evenement als een ontlading waarin energie “snapt” tot deeltjes noodzakelijk).

 

Dus: in onze werkelijkheid door het manifesteren van materie is het elektromagnetisme met de specifieke kenmerken hiervan gevormd. Bij zeer hoge snelheden vervallen de elektromagnetische kenmerken en treedt de staat “E” op. Deze laatste staat “E” blijft stabiel (ruimtelijke dimensies bestaan niet meer) totdat er een nieuw oer-evenement ontstaat dat een nieuw universum vormt.   

 

Elektromagnetisme is dus ook te zien als een bijproduct van de drang van deeltjes om weer terug te keren naar “E”. Ze willen wel terug maar kunnen (nog) niet.

 

 

Domeingrootte quanta naar massa-energie in eV. Domeinen sluiten niet aan of toch wel?

 

De laatste vraag in de voorgaande alinea is dan weer zeer interessant. Het is mij duidelijk dat “E” in de context van de 1e hoofddimensie gezien een aaneengesloten integrale toestand betreft. Om dat theoretisch weer terug te bereiken dienen de domeintjes dus weer aaneengesloten terug te keren tot de oorspronkelijke oerstaat. De laatste veronderstelling dat de hoeveelheid materie van een onderscheidenlijk deeltje bepalend is wanneer de toestand “E” bereikt wordt lijkt dus het meest houdbaar want dat is immers de vereiste om alle domeintjes weer aaneengesloten aan elkaar te krijgen. Als dat laatste niet zo zou zijn dan krijg je dus afstandsverschillen tussen de domeinen die dus een mogelijke aaneenschakeling tot een homogene toestand in de weg staan. Aan de andere kant is een zekere plooibaarheid van “E” die tot aaneensluiting leidt ook weer niet ondenkbaar. In een eerdere publicatie heb ik een vergelijkbaar effect maar dan gezien vanuit de 1e hoofddimensie al besproken.

 

Drukverschillen en plaatselijke omstandigheden (ART) in ons universum geven ook een verschil in ruimtelijk volume en bereik van de quanta-domeinen. Deze uiten zich onder andere in vormen van verschillen in gravitatie waar ik het al uitgebreid over gehad heb eerder in mijn onderwerpen. Deze veranderingen in gravitatie zijn natuurlijk hoogst interessant want blijkbaar kunnen de quanta-domeintjes in toenemende nabije hoeveelheden onder elkaars invloed minder ruimtelijk volume gaan innemen. Dit proces gaat door totdat de quanta geheel tot stilstand zijn gekomen. Deze gehele stilstand zou bijvoorbeeld het meest voor de hand kunnen liggen in omstandigheden op enig moment ontstaand en dan heersend in de kern van extreme zwarte gaten. Dan staat ook de tijd stil daar. Dit blijft zo totdat het segment van ons universum waarin het zwart gat zich bevindt door toedoen van de werking van de donkere energie zoveel energie door snelheid (ten gevolge van de vacuümwerking type 3, veroorzaakt door de 1e hoofddimensie) aan zich heeft toegevoegd gekregen dat deze spontaan weer overgaat in energie “E”. Dit is een proces dat zich alleen in de buitenste regionen (de door mij eerder benoemde anti-singulariteit) van ons universum kan afspelen.

 

Duidelijk is dat bij de vorming van de quanta processen als elektromechanisme zijn ontstaan. Door hun kenmerken in verschillen van energie/massa categorieën ontstaat er direct allerhande wisselwerkingen tussen de deeltjes. Deze wisselwerking van aantrekking en afstoting veroorzaakt vorming van bijvoorbeeld protonen en neutronen uit de elementaire quarks. Dit laatste volgt uit vastliggende natuurkundige basiswetten. Wij zullen de complete wisselwerkingen moeten leren begrijpen uit die deeltjes uit het systeem van fundamentele deeltjes want meer is er niet. Het blijft een moeilijke, maar we komen er uit. Misschien moeten wij ons denken op sommige punten bijsturen en veranderen zoals bijvoorbeeld het veronderstellen dat fotonen altijd massa hebben in onze werkelijkheid en ook dat zij een magnetisch en elektrisch moment hebben.    

 

 

Is de materie van het quantumdeeltje noodzakelijkerwijs het equivalent van E?

 

De waarde “c2” en dus in het bijzonder welke snelheid aan “c” van toepassing is, is dus ook een factor. Want als bij de lichtsnelheid “E” (soms deeltje soms “E” bij “c”) optreedt waarom is dan c2 noodzakelijk?

 

De waarde “E” van het quantumdeeltje in een quantum domein is de totale "integrale" opvulling van dat domein. Als deze domeinen aan elkaar liggen is er sprake van de 1e hoofddimensie met zijn door mij al veel malen eerder omschreven paradox van kenmerken en subdimensies (4).

 

Aan de andere kant vind ik het ook niet aannemelijk dat de 1e hoofddimensie bij een ontlading in precies identieke hoeveelheden “E” met verschillende massa onderdelen uiteenvalt. Dan zouden alle deeltjes precies hetzelfde (zowel links- als rechts tollende deeltjes) moeten zijn maar dat zien wij niet. Het ontladen gebeurt dus in verschillende groottes oorspronkelijke “E”. Daardoor zijn er verschillende soorten elementaire deeltjes. Omgekeerd zal een deeltje dus terug willen keren naar “E”. Het 1e dimensie equivalent zal dus per deeltje verschillen. Dit houdt dus in dat inderdaad meer materie “m” meer “E” vertegenwoordigt. De waarde “E” is dus rechtstreeks de uitkomst van “mc2”. Als materie zich terug vormt tot integrale “E” dan moeten deeltjes zich dus kunnen verenigen in “E” met elkaar. Omgekeerd: vanuit “E” is dit laatste niet van toepassing want er was al sprake van integrale “E”.

 

Het is dus theoretisch mogelijk dat er tijdens ontladingen deeltjes gevormd zijn die buiten ons nog ontdekte spectrum van deeltjes liggen. Die zullen dan steeds minder voorkomen en zelfs zeldzaam kunnen zijn (zij zijn wel nodig om eventuele lacunes in ons begrip van de integrale wisselwerkingen van het elektromagnetisme definitief te doorgronden). Dit heeft dan als oorzaak een bijzondere omstandigheid tijdens het “uiteen-snappen”. Het is dus logisch te veronderstellen dat bepaalde deeltjes (veel) vaker gevormd kunnen zijn dan andere (kromme van Gauss denk ik hierbij aan ter visualisatie).     

 

Deeltjes hoeven niet aaneengeschakeld te liggen. Ze kunnen elkaar echter wel aantrekken of afstoten. Dit ligt in hun onderscheidenlijke kenmerken van de deeltjes of hun omliggende (complex van) deeltjes besloten.

 

 

Rustmassa van 0 en massaloos

 

Rustmassa van 0 en massaloos zijn nodig om te kunnen verklaren dat een foton massaloos moet zijn in rust om de lichtsnelheid te kunnen behalen. Dit omdat anders oneindige energie benodigd is om het deeltje die snelheid te kunnen laten behalen.

 

Net zoals aannames waarin oneindige druk en oneindige temperatuur voorkomen heb ik hier ook moeite mee.

 

Vanuit perspectief uitdijend universum

 

Ons universum dijt uit. Dat betekent relatief gezien dat er altijd sprake is van een bewegend deeltje. Stilstand is onmogelijk tenzij het deeltje zich met precies dezelfde snelheid 180 graden de andere richting op begeeft van de ter plaatse geldende uitdijing. Maar staat het dan ook stil? Dat ligt dus alleen maar aan het feit vanuit welke hoek je het bekijkt. Ten opzichte van andere objecten beweegt het juist.

 

Een stilstaand foton met een rustmassa 0 is dan onwaarschijnlijk. In mijn eerdere blogs heb ik uitvoerig geargumenteerd dat massaloos niet kan bestaan in ons universum. 

 

Evenwel zie ik dat massaloosheid als begrip wel geïntroduceerd moet zijn in de hedendaagse fysica omdat anders de voorstelling van wat er gebeurt niet gegeven kan worden. Met andere woorden: zonder de aanname van een staat “E” in ons universum kan de vergelijking van de SRT niet opgaan. Immers: “E” is het equivalent van mc2.

 

Gezien vanuit de massaloosheid

 

Ook blijf ik moeite houden met de aanname om iets dat geen massa heeft, dus ook feitelijk niet kan bestaan voor mij, zodanig te versnellen dat de lichtsnelheid wordt bereikt. Dus wij praten hier over de overgang van niets in materie en daarna in energie. Wonderbaarlijk. Terwijl omgekeerd ook voorkomt, dus als licht weer overgaat in andere fysische processen, van energie via materie naar niets.

 

Gezien vanuit de hypothetische redenering dat een foton in rustmassa de staat “E” heeft     

 

Dit kan natuurlijk ook niet. Want dan is de waarde van dat foton (gelijk te stellen op “E”) op dat moment in die staat mc2. Maar massa heeft het niet dus blijft dan over dat dat foton zou moeten luisteren naar de formule E=c2. De rustmassa van een foton in stilstand is dan het kwadraat van de lichtsnelheid. Hier kan ik mij geen enkele voorstelling meer bij maken. Want dit kan niet. “Niets” kan niet gelijk zijn aan c2.

 

Bovendien, wat is dan dat massaloze deeltje in rust die uit “E” bestaat, hoe ziet dat er uit?

 

Vanuit mijn visie – als het pure “E” zou zijn - zou het in de omstandigheden van ons universum weer onmiddellijk moeten terug vervallen tot massa. Want hoe moet je immers “niets”, deze “E” in stilstand en massaloos daarna weer terug laten keren via versnelling naar dat zelfde deeltje bijvoorbeeld in een golf licht maar dan ook als “E” weer uiteindelijk? 

 

De enige verklaring die ik kan geven

 

Ik zou nog eindeloos door kunnen filosoferen over dit onderwerp. De enige verklaring die ik kan geven is dat er in het heelal (niet te verwarren met mijn begrip universum) 2 verschillende staten op 2 verschillende uitingsvormen kunnen voorkomen. De ene staat en uitingsvorm is materie en de andere staat en uitingsvorm is energie. Een mix kan niet. Wel kosmologische processen van ontstaan en terugkeer. Hier heb ik al zeer veel over geschreven.

  

Copyright Fred Baumgart

  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten