Vertalen

Het heelal naar mijn zienswijze en termen



Mijn zienswijze en termen


Korte inleiding op zienswijze

Ook in het kader van de donkere materie en om de leesbaarheid te vergroten denk ik dat het verstandig is dat ik in de eerste instantie een bondige uiteenzetting geef van mijn visie op het geheel. In mijn blogs en pagina’s ga ik ver in op deelgebieden van mijn visie. Ook in dit hoofdstuk ga ik verder in op de onderwerpen waarom ik bepaalde dingen zo zie.

Ik hanteer op bepaalde punten andere uitgangspunten maar ik laat de wetenschap voor zover als ik kan overzien en wat is onderzocht en aangetoond ongemoeid en integreer ik in mijn meningen voor zover mijn capaciteiten dit toelaten.

Verderop in dit hoofdstuk heb ik een kopje “korte verklaring van door mij gebruikte termen” opgenomen. Hier vindt de lezer een korte beschrijving van door mij gebruikte begrippen.


Hoe ik het zie

Ons universum is het gevolg van een oer-ontlading en niet van een oerknal.

1e Hoofddimensie: bij de ontlading naar een 2e hoofddimensie is het resultaat het uiteenvallen in entiteiten (positief of negatief) bestaande uit een elektrische en magnetische component EN een materiecomponent.
Een positief deeltje met een ander positief deeltje laten annihileren lukt niet. Negatief met negatief evenmin.
Lukt het evenwel om een positief- of een negatief deeltje zozeer in elkaar te drukken dat de 3 componenten integreren dan heb je weer een 1 dimensionale component (E=m). Simpelweg stilzetten gaat niet werken (want daarna treedt de 4 dimensionale werkelijkheid weer in werking), er moet sprake zijn van integreren tot 1 entiteit waarbij de componenten positief dan wel negatief in elkaar opgegaan zijn. Dit kan alleen maar in de paradox van de 1e hoofddimensie, het oerheelal.
 
Om deze E-entiteiten gezien vanuit de 1e hoofddimensie uit elkaar te "trekken" tot de 3 componenten in een 2e hoofddimensie vergt ongekende krachten waarbij universums worden gecreëerd. Deze krachten worden door mij beschreven op diverse plaatsen in mijn theorie waar ik inga op de paradoxale omstandigheden binnen de structuur van de 1e hoofddimensie. Mocht dat al lukken dan wordt automatisch ook de component - positief of negatief - van wat wij de bouwstenen van onze werkelijkheid noemen weer mee gecreëerd.

(Overigens, als het resultaat van annihilatie in onze werkelijkheid elektromagnetische straling is dan kunnen we nog steeds niet spreken van de E. De elektromagnetische straling bevat namelijk nog steeds tastbare materie. Zolang dit dus nog het geval is, is er nog geen sprake van E-unificatie).
Om E-entiteiten weer op grote schaal te laten de-annihileren vergt krachten zo groot dat daarmee universums worden gecreëerd en kan dus alleen in de paradox van de 1e hoofddimensie. E-entiteiten komen niet voor in de 2e hoofddimensie omdat hier altijd sprake is van een plaatselijke werking van de donkere energie, een vacuüm type 3 dat ervoor zorgt dat de E-entiteiten zich uitvouwen naar de 3-componenten van onze werkelijkheid.

Materie is een onontkoombaar product bij het uit elkaar trekken van de energie-entiteit in elektriciteit en magnetisme. Het is de drie-eenheid waaruit onze werkelijkheid is vormgegeven. Deze drie-eenheid kan positief of negatief zijn. In het heelal overheerst een van deze vormen. Daarover heb ik reeds meer geschreven. 

Ik denk dat wij onze visie op materie anders moeten gaan zien. Vanuit onze perceptie in onze werkelijkheid stellen wij ons voor dat materie waaruit elementaire deeltjes bestaan “hard” is. Zoals steen of een metaal bijvoorbeeld. De baryonen, die bestaan uit hun 3 quarks - en die de deeltjes hun massa geven – zijn gevoelig voor de sterke kernkracht. Deze deeltjes zijn dus eigenlijk de veroorzakers van dit gevoel – dit ervaren als - van harde materie voor ons. Wat wij zien als deze materie is dus eigenlijk sterke kernkracht. Misschien moeten wij materie wel gaan zien als de 3e verschijningsvorm binnen het elektromagnetisme (elektrische-, magnetische-  en massa component). Dit zou dus ook betekenen dat als er bij afwezigheid van elektromagnetisme ook geen spin (3e component) is. Er is dus niets. Binnen mijn theorie waarbij ik argumenteer dat er altijd spin is en nooit pure E zou deze benaderingswijze dus zeer wel passen.

In de natuurkunde wordt gesproken over een spin 0, wat zou betekenen dat de deeltjes stilstaan. Mijns inziens moet er dan altijd sprake van samengestelde deeltjes zoals het binden van een quark en een antiquark. De onderscheidenlijke deeltjes hebben – al dan niet “naakt” – spin.

Vanuit mijn theorie volgt ook dat er geen deeltjes zijn met een rustmassa van 0 want dan is er sprake van niets.

E bestaat niet in ons universum. Hierop ga ik later uitgebreid in. Pure energie (uit de formule van Einstein E=mc2) bedoel ik dus. Alles in onze werkelijkheid bevat de component massa, hoe weinig er besloten ligt in het meest elementaire deeltje ook.  

Als wij c stellen op 1 lichtseconde wordt de formule weliswaar E=m (E=m*12). Echter om een deeltje met een rustmassa groter dan nul tot de lichtsnelheid te laten versnellen betekent dat er oneindig veel (c2) impuls nodig is om dit te bereiken, dit kan niet in ons universum.

Om de relatie E=m dus beter te leren begrijpen zullen wij onze horizon verder moeten verbreden tot die van voor de “oerknal”.

Wij kunnen ons de zogenaamde “spaghettificatie” voorstellen als massa bijvoorbeeld een zwart gat wordt ingezogen. Om vorming van een werkelijkheid, zoals bijvoorbeeld de onze waarin wij leven, te kunnen voorstellen denk ik dat wij ons een toestand van ”E” moeten gaan voorstellen. Dus om massa om te vormen naar energie (in de gedaante van “E”)  te kunnen zien moeten wij deze massa eerst versnellen met c2. Plastisch uitgedrukt betekent dit dus meer dan spaghettificatie in het kwadraat.

Volgens mij is er altijd sprake van een massa-component. Natuurlijk kunnen sommige deeltjes, die zich niet uitsluiten, zich ook voortbewegen in golfpatronen. Die golfpatronen worden echter gevormd door deeltjes en hun krachtvelden. In wezen gedragen deze deeltjes zich niet anders dan andere materie. In de kwantummechanische golf gedragen de deeltjes zich als bijvoorbeeld deeltjes in een golf water. Door de samenstelling van de golf kunnen zij bewegen, scrambelen en “tunnelen” door de golf. Anders dan bijvoorbeeld het deeltje of object te beschrijven voortbewegend in golven langs de buitenkant van een golf of een berg bijvoorbeeld want dat is een wezenlijk andere situatie. Overigens, in een gewone golfbeweging op groot niveau, bijvoorbeeld op zee is het voor mij ook aannemelijk dat een bepaald object dat beweegt in de golf ook op enig moment door de golf kan verplaatsen en aan de andere kant van de golf weer naar buiten komt en meebeweegt. Het theoretische tunnelen van kwantumdeeltjes lijkt mij dus niet alleen voorbehouden aan die deeltjes maar kan ook spelen op groter niveau.

Fotonen bezitten zeer weinig massa en bewegen daardoor in ongebonden staat met hoge snelheid richting buitenzijde universum. (Veroorzaakt door de DONKERE ENERGIE, het vacuüm type 3 zoals ik omschrijf).

Doordat de fotonen zeer weinig massa hebben in de golfbewegingen hebben zij geen binding met overige deeltjes die op hun beurt weer om die fotonen heen bewegen, die fotonen zijn dus “naakt”. Dit ligt anders bijvoorbeeld bij fotonen die zich in- en rondom de atomen voortbewegen. Daar maken zij veelal deel uit van het complex van deeltjes waardoor deze deeltjes niet meer “naakt” zijn maar omgeven door allerlei andere deeltjes – ook fotonen – die krachten uitoefenen. Om de precieze sterkte en uitwerkingen van deze deeltjes te duiden moeten zij gerenormaliseerd worden. Zo ook de fotonen in die gebieden.

De fotonen gedragen zich daar anders als in de golf. Ongerenormaliseerd gaan zij verbindingen en acties aan met andere deeltjes en kunnen zij zich anders gedragen als in de golf. Zij kunnen vanwege hun spin (1) in diverse richtingen draaien of tot een andere natuurlijke draaiing geforceerd worden door de aanwezigheid van de andersoortige deeltjes daaromheen en hun krachtvormen.

Anders is het in de golf, hier is geen interactie verder (buiten materie etc. en andere deeltjes die zij op hun weg tegenkomen en interactie mee aangaan natuurlijk). In de golf zijn de fotonen “naakt” en volgen slechts een spinrichting. Daardoor kunnen zij zich richten en aantrekking onderling magnetisch over grote afstand doorgeven. De deeltjes onderling hebben een gelijke elektrische lading en stoten elkaar af, doch dat speelt zich af op de korte afstand onderling.

Is te verifiëren dat zij een eenduidige spin hebben in de golf? Ik denk het wel, als er een negatieve elektromagnetische fotonenstraling in een spectrum valt te creëren dan is mijn stelling onmogelijk. Van negatieve elektromagnetische “naakte” fotonenstraling in een golf heb ik echter nog nooit gehoord. Als fotonen zich in een golf met een niet eenduidige spin zouden kunnen voordoen dan  zouden er ook klonteringen van fotonen aan elkaar moeten kunnen voordoen, of annihileren maar dat zien wij ook niet (en zeker niet op grote schaal) gebeuren. Dat zien wij ook niet gebeuren met fotonen rondom elektronen en ook niet fotonen die zich in bepaalde combinaties gebonden hebben in de kernen. Daar is mij nog niets van gebleken.

De fotonen rondom het atoom en de kernen hebben dus een andere gedraging door de deeltjes waarmee zij interacteren. Echter er is wel een aantrekkingskracht in en rondom de atomen – ook door aanwezige andere deeltjes - die zorgt dat de fotonen toch traploos geconcentreerd naar buiten toe elkaar iets aantrekken en dus hun kracht doorgeven. Een in een bepaalde situatie andersom draaiende foton is een anti-foton en heeft een tegenovergestelde lading en uitwerking. Ik denk zelfs dat het zeer wel mogelijk is dat fotonen in elektromagnetische straling in de ruimte als er al tegenovergesteld draaiende bij zijn door hun “naaktheid” als gevolg van de verder reikende magnetische (verder reikend dan het individuele elektrische moment) momenten gaan richten als een soort kompasnaalden. Of annihileren met reguliere fotonen.

Dat elektromagnetische straling in golven schijnt voort te planten komt naar mijn vermoeden ook dat de uitzendende bron de fotonen in “porties” loslaat. Dus niet in een constante stroom. De bron heeft de neiging om de deeltjes zo lang mogelijk vast te houden. Rekening houdend hiermee is het misschien een suggestie om beter te kunnen vaststellen waar en met welke snelheid en richting een deeltje zich in een golf bevindt.

Zwaartekrachtslenzen zien wij gebeuren, elektromagnetische straling (dus ook de deeltjes – de fotonen die de straling door hun spin (en zeer geringe massa) en lading opwekt) wordt afgebogen.

De aantrekkingskracht van onze Maan is ook onomstreden. Optreden eb en vloed is een vaststaand gegeven. Meer of minder getijdenwerking hangt zuiver af van de hoeveelheid licht die wij van de Zon ontvangen hier op Aarde en dus ook van de hoek waarin dit weerkaatst wordt. De getijden zijn dus geen gevolg van donkere materie maar van licht.

Fotonen trekken elkaar via de elektromagnetische straling aan. Dat zien wij dus gebeuren. Wij kunnen dit gegeven niet negeren. Door hun massa en spin ontstaat er een elektrisch moment en een magnetisch dipoolmoment.

De fotonen hebben - door hun enorme draaisnelheid een relatief gezien hele sterke elektromagnetische werking - en leveren dus altijd en overal hun (niet geringe) bijdrage aan de elektromagnetische straling in ons universum.  

Deze aantrekking (denk ook aan het begrip zwaartekracht) is op kwantum- en kosmisch niveau aanwezig. Hierbij draagt de magnetische veldwerking verder dan elektrische veldwerking. Het magnetische veld trekt aan op grote(re) afstand.
Het elektrische veld op korte afstand stoot af omdat fotonen een zelfde oneven elektrische lading hebben (spin 1 – oneven, dus elektrisch afstotend-). Magnetisch kunnen zij zich rangschikken.
Ook motiveer ik verder in mijn stukken waarom ik denk dat alle massa van een foton niet enkel toe te schrijven is aan bewegingsenergie maar ook aan een component van echte massa. En die component is onontbeerlijk, ook en met name, waardoor het krachtenspel op kosmisch niveau mogelijk wordt.

Door hun bijzondere eigenschap kunnen fotonen door hun magnetische component aangetrokken worden tot andere deeltjes zoals elektronen bijvoorbeeld. Elektrisch gelijke ladingen op korte afstand stoten elkaar weliswaar af, maar eerst brengt het magnetisme ze tot elkaar.

Fotonen rondom een elektron worden aangetrokken. Rond het elektron stoten fotonen elkaar –  elektrisch -  af zodat zij op afstand van het elektron blijven. Het elektron is een lepton (dus eerste generatie – elementair -  materie). 

Fotonen worden ook aangetrokken – of maken deel uit van - door baryonische massa. (Baryonen groepsnaam voor deeltjes die gevoelig zijn voor de sterke kernkracht (hadronen). Hadronen: (halftallige spin en opgebouwd uit drie quarks).

In- of bij de bouwstenen van de baryonen moeten ook fotonen voorkomen. Zie bijvoorbeeld bij een kernbom waarbij fusie of -splitsing van de kernen plaatsvindt. Duidelijker kan bijna niet. (Vanuit mijn visie dat pure energie (niet te verwarren met krachtvelden) niet voor kan komen in ons universum dan. Alles bevat een materie-component). Bijvoorbeeld een neutron valt uiteen in een proton, elektron en neutrino. De aanwezige elektronen lijken mij op het moment van kernreactie niet “naakt” maar omgeven door fotonen die in massa uitwijken uit het gebied waar de reactie plaatsvindt.

Binnen in kern spelen zelfde effecten met fotonen als rondom het elektron. Zij binden niet maar houden elkaar onderling op afstand en sluiten dus een onevenredig aantal uit. Net als elektronen elkaar op afstand van de kern houden.

CRSK (Cumulatieve residuele sterke kernkracht)  

Residueel is er aan de rand van de kern (aan het eind Yukawa potentiaal) dus ook nog een soort restkracht aanwezig die ook nog niet gebonden fotonen aantrekt.  Om de kern is echter geen verdere plaats voor binding en de fotonen houden dus restafstand van elkaar in wolkvorm in combinatie en interactie met de fotonen om de kern.

Ik wil dus zeggen dat er de sterke kernkracht wel over zeer korte afstand reikt (1/r-7) maar dat er een effect is – veroorzaakt door fotonen dat zich universeel uitstrekt en dus door zijn verschijnsel onze werkelijkheid waarin wij leven mogelijk maakt.

Rond kernen en elektronen zijn dus fotonenopeenhopingen. Traploos trekken deze in alle richtingen aan elkaar tot in de verste uithoeken van het universum. Deze “ophopingen” vormen dus mede met de fotonen om de elektronen in het atoom de ankers van de zwaartekracht waaraan het hele spel van aantrekking  in ons universum tot in de verste uithoeken op is gebaseerd. Donkere materie, zwaartekracht en magnetisme zijn hierin vertegenwoordigd en vinden hier (deels) hun oorsprong en werking.  

Baryonen genereren sterke kernkracht maar basis is de zwakke kracht onderling. Doch door quarks verwordt dit tot sterke kracht met korte reikwijdte. De (ook de elementaire) deeltjes van de kernen met hun spin en massa veroorzaken de mix van de zwakke krachten in de kern die door de baryonische samenstelling een zeer sterke binding hebben (in de hoedanigheid van de sterke kernkracht).

In alle aangenomen krachten zijn bosonen types de dragers van die kracht de bindende elementen. W, X en Z boson voor de zwakke kracht, gluonen voor de sterke kracht; fotonen de elektromagnetische kracht en hypothetische gravitonen voor de zwaartekracht. De laatsten overbodig volgens mij.

Ook denk ik dat alles terug te voeren is naar spin en massa zoals boven omschreven. Ook alle andere deeltjes zullen hun rol spelen en delen allen mee in het spel van spin en massa, bovendien vervallen de meesten hiervan zeer snel.

Er is consensus betreffende de elektromagnetische kracht en zwakke kracht als zijnde een optredende fundamentele natuurkracht. (De elektrozwakke wisselwerking).

De zwakke kracht is in mijn ogen niets anders dan een afvalproduct van het elektromagnetisme. Daar waar door veranderingen in bijvoorbeeld spin of andere processen een andere aantrekking ontstaat zullen de deeltjes onderling “loslaten”. Dit verandert echter niets aan de aanwezigheid van de elektromagnetische kracht. Wel in werking en intensiteit natuurlijk.

Daar waar voor de zwakke kracht 3 veldvergelijkingen volstaan zijn om de sterke kracht te omschrijven al minstens 8 veldvergelijkingen nodig. Naar mijn inzicht blijft het ook hier een kwestie van een mix van aantrekking van velden gegenereerd door de deeltjes die gevoelig zijn voor de sterke kracht en niet verder of meer dan dat. Daardoor kan ook de reikwijdte van deze kracht zeer klein blijven. Dat deze kracht zo sterk is en deeltjes met zoveel overmacht aan elkaar bindt moet aan de samenstelling van de – niet naakte - quarks liggen. Deze mix veroorzaakt een zodanige aantrekking dat de sterke kracht op kan treden. Het blijft echter allemaal terug te voeren op een fundamentele kracht: de elektromagnetische kracht. De kracht opgewekt door deeltjes (ook elektronenvelden etc.).

Daar waar de elektromagnetische kracht en de zwakke kracht dus samen smelten tot de elektrozwakke wisselwerking versmelt de sterke kracht dus ook met de elektromagnetische kracht: de elektrosterke kracht.

Rondom – als residueel effect – is er echter altijd nog een zekere hoeveelheid “naakte” fotonen aanwezig die wel aangetrokken worden maar niet kunnen binden omdat de bindingscapaciteit al verzadigd is. Deze fotonen houden zich door hun elektrische lading – die gelijk is en dus afstotend – op afstand van de kern. (Rond elektronen speelt dit effect ook). Magnetisch trekken zij elkaar dus wel aan.

Fotonen hebben in tegenstelling tot vele andere zeer kleine deeltjes - die binnen fracties van seconden vervallen of verbindingen aangaan -  een oneindige levensduur en oefenen dus zowel over oneindige afstanden maar ook over oneindige tijden hun werking uit. Dat objecten, planeten, zonnestelsels etc. onderling elektrisch neutraal zijn staat het effect van aantrekken over grote afstand niet in de weg.

Aantrekkingskracht op kwantum niveau, overgaand naar kosmische schaal wordt veroorzaakt door de magnetische veldwerking van fotonen. Die veroorzaakt aantrekking en is gelijk aan wat wij de zwaartekracht noemen. Bij elkaar vertolken de fotonen, die individueel een – nagenoeg – verwaarloosbare gravitatiewerking hebben een fenomenale factor in het functioneren van onze werkelijkheid. (Andere deeltjes veroorzaken natuurlijk ook aantrekking etc. maar fotonen spelen de hoofdrol in de zwaartekracht en wat wij donkere materie noemen) 

Ik denk dus dat er – in ons universum - slechts een fundamentele natuurkracht bestaat. Dat is de elektromagnetische kracht. (Tevens is deze kracht verantwoordelijk voor de DONKERE MATERIE die wij nog zoeken).

Buiten ons universum, in de door mij veel beschreven “paradox” is er sprake van een andere fundamentele situatie. Daar is de elektromagnetische kracht nog niet tot de 4-dimensionale structuur “uitgevouwen” die wij hiervan waarnemen in onze werkelijkheid.

Grofweg is het bovenstaande mijn visie op het geheel. Verder is het stuk en ook de eerdere en verdere hoofdstukken ga ik nader in op mijn zienswijzen.



Korte verklaring van door mij gebruikte termen


De “Paradox”

Hiermee bedoel ik de 1e hoofddimensie


(Nogmaals kort) over de eerste hoofddimensie

In mijn stukken maak ik een verschil tussen het oerheelal en het universum waarin wij wonen. Voor het gemak noem ik dit een één-dimensionale toestand. Ik verwijs naar alles wat ik hierover al geschreven heb. Dit oerheelal, luistert naar de wet E=mc2, waarin E de heersende toestand is. Onze dimensie is een uiting van de eerste hoofddimensie met als resultaat een tweede hoofddimensie, die  de subdimensies lengte, breedte, hoogte en afstand en tijd in zich heeft. De ontladingen binnen de eerste hoofddimensie geven verstoringen die onze vier subdimensies  veroorzaken. De eerste hoofddimensie is energie, de tweede hoofddimensie is de resultante hieruit: materie en elektromagnetische kracht. Een hierboven genoemde ontlading kan de grootte hebben in doorsnee van honderdduizenden lichtjaren. Veel groter en veel kleinere varianten kan ook. Maar zeker niet die van de grootte van een oerknal.

De eerste hoofdimensie bezit oneindige energie. De subdimensies van de eerste hoofddimensie zijn te onderscheiden in: geen tijd en geen afstand terwijl er ook oneindige tijd en oneindige afstand in besloten ligt. Dit alles in een vorm van een soortement van oneindige maar toch 1 dimensionale toestand, een oneindige punt. Het verschil in “spanning” tussen geen en oneindig, dat natuurlijk oneindig is, veroorzaakt de ontladingen. In deze dimensie zijn materie, elektriciteit en magnetisme nog niet gevormd.

Paradoxaal,  denk je eens in! Deze dimensie heeft de eigenschappen geen tijd versus oneindige tijd en geen afstand versus oneindige afstand. Allemaal verenigd in één dimensie! Deze dualiteiten die allemaal tegelijkertijd op elkaar inwerken moeten wel tot ontlading komen, de spanning is immers oneindig. Want welke wint? Die van de eindigheid of oneindigheid?
Het kan niet anders dan dat de ontladingen voorkomen in oneindige aantallen. Elke keer met een nieuw universum tot gevolg. Deze hoofddimensie is de ultieme verschijningsvorm van de “E” in de formule van de speciale relativiteitstheorie van Einstein (E=mc2). 


Snapping

“Snapping” is een ongekend heftig proces, het gebeurt in geweldige hoeveelheden en de krachten die hierbij tot uiting komen zijn ongekend. De “transitie” van E naar mc2 “snapping” is uitzonderlijk heftig. Het betreft de overgang van de linkerkant van de formule van de SRT naar de staat van die aan de rechterkant. Het is de ontlading die aan de wieg staat van een nieuwe werkelijkheid, een universum, zoals de onze waarin wij leven. Het is mijn versie van een oer-evenement, geen oerknal. Oneindige dichtheid en oneindige temperatuur komt in mijn theorie op het moment van het oer-evenement niet voor.


Vacuüms

Eerder in mijn theorie heb ik een beschrijving gegeven hoe ik de vacuüm-toestanden in ons universum definieer. Ik hanteer 3 begrippen van vacuüm:
·         Vacuüm type 1 zoals wij dit op Aarde of op een ander object kunnen creëren;
·         Vacuüm type 2 zoals deze heerst in de ruimte;
·         Vacuüm type 3 de donkere energie
Type 1 en 2 zitten in uitwerking heel dicht bij elkaar, alleen in de plaats waar het zich voordoet heb ik een onderscheid in gemaakt. Type 3 heerst over alle andere typen vacuüms.



Mijn definitie van "heelal" en "universum"

Met het heelal bedoel ik alles, dus de 1e hoofddimensie en inbegrepen alle  2e hoofddimensies. Met een universum (2e hoofddimensie) bedoel ik onze 4-dimensionale werkelijkheid en alle andere 4-dimensionale ontladingen in het heelal. (Zie mijn eerdere uitgebreidere beschrijvingen). Als ik spreek over het “oerheelal” dan bedoel ik ook de1e hoofddimensie.  


Anti-singulariteit

Het gebied (de donkere energie) waarin de sterrenstelsels steeds sneller naar de 1e hoofddimensie worden toegetrokken. (Zie mijn eerdere publicaties). Zie ons universum als de dooier en de donkere energie als het eiwit waar de dooier met geweld ingetrokken wordt. Daarbuiten ligt het oerheelal, de eerste hoofddimensie. Het 1-dimensionale oerheelal is veruit superieur in zijn eigen krachtwerking als een universum. Dit maakt dat een oerheelal niet een universum binnendringt maar juist dat een universum (zoals onze werkelijkheid, met achtergrondstraling en al) met grote kracht richting 1e hoofddimensie wordt gezogen. 


CRSK (Cumulatieve residuele sterke kernkracht)  

Cumulatieve Residuele Sterke Kernkracht. Hiermee bedoel ik mede het aan de grens van de kernen gelegen gebiedje waar de sterke kernkracht nog niet geheel zijn werking verloren heeft zodat er een deel overblijft dat zich verder uitstrekt dan de kern. Dit moet de fotonen net voldoende anker geven (denk ook aan de elektronenwerking om de kern) om de aantrekkingskracht tussen de fotonen iets te concentreren (veel is niet nodig) waarna zij hun aantrekkingskracht verder aan elkaar kunnen doorgeven en dus de zwaartekracht geboren is. Tevens de aantrekkingskracht tussen de objecten. Of zij elektrisch neutraal zijn heeft hierin geen betekenis. De massa daar gaat het om. Het effect dat ik benoem is sterk zat om de hemellichamen in hun baan te houden bijvoorbeeld. (Zie ook eerdere publicaties).  

Residueel is er aan de rand van de kern (aan het eind Yukawa potentiaal) dus ook nog een soort restkracht aanwezig die ook nog niet gebonden fotonen aantrekt. Om de kern is echter geen verdere plaats voor binding en de fotonen houden dus restafstand van elkaar in wolkvorm in combinatie en interactie met de fotonen om de kern.

Ik wil dus zeggen dat de sterke kernkracht wel over zeer korte afstand reikt (1/r7) maar dat er een effect is – veroorzaakt door fotonen dat zich universeel uitstrekt en dus door zijn verschijnsel onze werkelijkheid waarin wij leven mogelijk maakt.

Rond kernen en elektronen zijn dus fotonenopeenhopingen. Traploos (1/r2) trekken deze in alle richtingen aan elkaar tot in de verste uithoeken van het universum. Deze “ophopingen” vormen dus mede met de fotonen om de elektronen in het atoom de “ankers” van de zwaartekracht waaraan het hele spel van aantrekking  in ons universum tot in de verste uithoeken op is gebaseerd. Donkere materie, zwaartekracht en magnetisme zijn hierin vertegenwoordigd en vinden hier (deels) hun oorsprong en werking.  


Canvas van straling

Het canvas van straling moet je zien als een soort van 4-dimensionaal elastiek, in dichtheid wisselend membraan dat in alle richtingen aan elkaar trekt. Het maakt ook niet uit of objecten die dus onderling aan elkaar trekken qua lading elektrisch netto neutraal zijn. Het is het canvas van straling dat zowel op kwantummechanische- als kosmische schaal als een gecombineerde kracht werkzaam is. De “ankers” van dit canvas berusten in- en rond de atoomkernen. Fotonen, in tegenstelling tot vele andere deeltjes die zeer snel vervallen,  met een oneindige levensduur vormen de hoofdrol van het canvas.  


Copyright Fred Baumgart

Geen opmerkingen:

Een reactie posten