Vertalen

HOOFDSTUK 2 - Energie, straling en licht


HOOFDSTUK 2

Energie, straling en licht

Heel lang denk ik al na over het hoe en waarom alles zo in elkaar steekt en hoe het komt dat wij er zijn. In dit stuk wil ik mijn gedachten over het verschijnsel van de donkere materie naar voren brengen.

In mijn stellingen en overwegingen ga ik er meer van uit met de basis wat wij al hebben en waarnemen in plaats van verklaringen te zoeken uit fictieve zaken die wij hypothetisch aannemen. Ik krijg sterk het vermoeden dat wij misschien al voldoende hebben aan wat wij reeds weten en zien en daar meer verband en effecten aan moeten gaan toekennen als wij dat nu doen. Ik benader de vraagstelling vanuit de meest eenvoudig en voor de hand liggende manier. Om mijn vermoedens en stellingen te weerleggen zou eigenlijk alleen experimenteel aangetoond moeten worden dat het niet werkt zo. Volgens mij is dat echter nog niet gebeurd. Ondertussen begin ik steeds sterker te denken dat het wel zo werkt. Ik zie het namelijk gebeuren. Ik probeer mijn stellingen in verschillende hoofdstukken vanuit zoveel mogelijk (inmiddels flink wat) invalshoeken en argumenten te onderbouwen.    

Al jaren denk ik dat het mysterieuze verschijnsel dat wij donkere materie noemen verband houdt en zelfs hetzelfde is als de wirwar (voor mijzelf noem ik het “het canvas”) aan straling dat zich in ons universum, dus ook in de ruimte tussen de objecten, bevindt. Voor mijzelf denk ik dat er een totaalverband moet zijn tussen de straling en donkere materie en dat dit hetzelfde moet zijn.

Ik denk dat straling – wil het zijn kenmerken blijven behouden - niet uitrekbaar is (omdat je dan theoretisch snelheden boven de lichtsnelheid gaat krijgen) maar elkaar in zijn samenhang (in deeltjes, ook individueel op het niveau van atomen) wel aantrekt. (Dit leid ik ook af aan in samenhang en mijn waarneming van zwaartekrachtlenzen en zwaartekrachtgolven. In mijn zienswijze noem ik bijvoorbeeld ook het effect van de getijdenwerking veroorzaakt door onze Maan een zwaartekrachtgolf. Zwaartekrachtgolven, of zij zich nou op atomair- of kosmisch niveau afspelen is in mijn waarnemingen voor mij hetzelfde verschijnsel).

Dit houdt in – volgens mij - dat objecten elkaar kunnen aantrekken via de straling die onderling heerst en ook op elkaar wordt uitgeoefend.

Objecten trekken via de straling aan elkaar, dat is mijn uitgangspunt. Ik gebruik in mijn stelling ook de relativiteitstheorieën van Einstein en ook zijn opmerkingen over de zwaartekrachtlenzen en hoe fotonen zich daarin gedragen. Daarover later meer.
  
Ik besef dat ik kritiek kan verwachten met deze stelling. De verklaring van het verschijnsel donkere materie die in enorme hoeveelheden aanwezig moet zijn in ons universum is nog steeds een mysterie. Talloze verklaringen en mogelijke oplossingen passeren de revue en naar alle wordt serieus gekeken en ingegaan. Terecht natuurlijk.

Ik begrijp dat men stelt dat de elementaire (fotonen) deeltjes waaruit de meeste straling bestaat ook als massaloos gezien worden door de wetenschap waarmee de mogelijke grondslag voor - het bijdragen of zijn van - de donkere materie zou kunnen komen te vervallen.

Met straling bedoel ik ook in de context van dit stuk de los bewegende fotonen binnen de ruimtes van de atomen.

Als ik schrijf over ons universum dan bedoel ik dat unieke deel van het multiversum waarin wij leven, onze werkelijkheid. 

Gebruik ik de term het “heelal” dan bedoel ik het multiversum inclusief ons universum waarin wij leven. Ook bedoel ik de staat of sfeer waarin het multiversum kan bestaan. Ik bedoel met heelal dus alles.

Schrijf ik over het toekennen van natuurkundige realiteit dan bedoel ik dat binnen de context van dit onderwerp.  

Daar waar ik verwijzingen gebruik naar vorige blogs die ik heb geschreven moet ik een klein voorbehoud maken. Hoewel ik nog volledig achter de inhoud sta kan het zijn dat ik als gevolg van voortgeschreden inzicht sommige dingen misschien iets duidelijker en overzichtelijker verwoord zou hebben.   

Ik hoop dat ik in mijn nieuwsgierigheid niet al meteen een aantal natuurkundige grondbeginselen geweld heb aangedaan waardoor mijn denkbeelden op voorhand al kansloos of onmogelijk zullen zijn.
In ieder geval heb ik mijn argumenten waarom ik er zo over denk zorgvuldig in dit stuk opgesomd.


Optisch bedrog

Het lijkt alsof dit hiervoor genoemde effect die door straling wordt veroorzaakt gering is maar volgens mij is het effect juist groot doordat er namelijk sprake is van een optisch bedrog. De straling waarmee objecten aan elkaar trekken is niet de grootte zoals wij die waarnemen met ons oog op afstand. De invloed van de straling is even groot als de helft van het oppervlak dat zich in de richting van de invloed van het stralende lichaam bevindt in echte vierkante kilometers. Als voorbeeld als wij naar Mars kijken zien wij een puntje aan de hemel. In werkelijkheid is het door de zon bestraalde gedeelte de helft van de totale oppervlakte van de planeet. Vele duizenden vierkante kilometers dus. Er is ook sprake van een brandpunt in het midden, degressief afnemend naar de buitenranden van het aangestraalde object. Hierbij maakt natuurlijk de afstand van het afstralende object ook uit, hoe verder verwijderd hoe meer de straling van het uitzendende object of bron verdund is.

Natuurlijk speelt de massa van de onderscheidenlijke objecten ook een onontbeerlijke rol in dit geheel van aantrekking. Later in dit stuk ga ik hier verder op in.

Hoe verder van het object af, hoe groter de baan aldus. Baanlengte en hoeveelheid uitgezonden- en ingevangen straling, alsmede de grootte en dichtheid van de zendende en invangende objecten en de afstand tot elkaar, zijn dus rechtstreeks van invloed.

Het hierboven genoemde verschijnsel moet in mijn ogen de samenbindende kracht tussen objecten veroorzaken die wij de donkere materie noemen. 


Kunnen wij dit verifiëren?

Ik denk aan de schommeling van een ster als een (exo)planeet passeert in zijn voor ons waarneembare baan. De lichtintensiteit wisselt bij passeren in zicht. Bij niet in zicht passeren is een schommeling van de ster waar te nemen. De hoeveelheid donkere materie neemt natuurlijk niet toe of af door het bolletje dat passeert, wel de richting van waarneming en de waarneembaarheid van de onderlinge krachtuitoefening.

Donkere materie en straling moeten dus wel een rechtstreeks verband met elkaar houden.
Overigens kan er wel sprake zijn van iets wisselende omstandigheden tijdens de omloop door invloeden van andere objecten die van hoek, dus invloed op het spel veranderen.

Uiteraard straalt het rondstralende object uit in alle richtingen en zendt het overgrote deel van de straling uit in het universum zonder een object te raken. Zou er nou willekeurig in deze loze zendingen van straling een denkbeeldig object bevinden dan ondervindt dat natuurlijk een precies eender effect als het stoffelijke, niet denkbeeldige, object.


Gedachte-experiment

Aantrekkingskracht manifesteert zich tussen objecten via straling.

Stel nu dat dit zo is zou er dan bijvoorbeeld als een aanstralend object in tweede graad een ander (meetbaar) effect op elkaar hebben. Ik denk bijvoorbeeld een maan die op een planeet schijnt vanuit diverse hoeken aangestraald vanuit de moederster.
Vanuit mijn stelling zou er een verschil in uitwerking van aanstraling van de maan op de planeet merkbaar moeten zijn. Immers vol schijnen (met bovengenoemd afnemend effect naar de buitenkant) moet een heftigere uitwerking hebben op de planeet of omgekeerd op de maan als bij een geringe invalshoek van de straling.


En hoe zit het dan met zwaartekrachtgolven?

Zwaartekrachtgolven veroorzaken rimpelingen in de ruimtetijd. Men doet hier op zeer uitgebreide schaal onderzoek naar. Naar mijn stellige overtuiging veroorzaakt bijvoorbeeld de straling van de Maan op de Aarde ook een zwaartekrachtgolf, er is wel degelijk sprake van een rimpeling in de ruimtetijd.

Toe- of afnemen van massa en straling veroorzaakt een verandering van (ruimte-)tijd.
In straling zelf staat de tijd stil. Dit komt omdat de straling in zijn samenstelling uit losse elementaire deeltjes bestaat die op zich – in beginsel – niet kunnen vervallen en daardoor eeuwig bestaan.


Als het niet de straling is, verandert dan de hoeveelheid donkere materie die de Maan in haar baan houdt ten opzichte van de Aarde?

Dit is natuurlijk hoogst onwaarschijnlijk. Aan de andere kant gezien, kan het effect dat wij zien een baanverandering van de objecten die wij hier beschouwen teweegbrengen? Mijn antwoord is ja. Als er een bult gecreëerd wordt in beide objecten door het effect dan moeten zij wel naar elkaar toegetrokken worden. Iets anders kan ik er niet van maken.


Een tweede gedachte, wat dichter bij huis.

Een voetbalspeler spring op en kopt een bal weg. Hier op Aarde wordt hij na korte tijd al direct teruggetrokken naar het oppervlak, (eigenlijk verder maar dat kan niet omdat hij door de grond wordt tegengehouden).

Springt hij van een ruimtestation af dan verdwijnt hij in de ruimte. Hij blijft natuurlijk dezelfde massa vertegenwoordigen als op de Aarde het geval was.

Willekeurig in ons universum van waaruit de voetballer springt veranderen dus de effecten, tenzij er sprake is van precies dezelfde omstandigheden want dan blijven de effecten gelijk natuurlijk.  

Stel dat dezelfde snelheid van afzet van de voetballer omgezet wordt in een baan rondom het object waarvan hij zich heeft afgezet zal deze baan om stabiel te zijn steeds zich op een andere hoogte afpelen ten opzichte van het object waarvan hij zich heeft afgezet.

Is dit dan toe te schrijven aan donkere materie, aantrekkingskracht of een ander effect? Of een combinatie hiervan?


Zwarte gaten

Het is natuurlijk ook een feit dat hoe meer massa het object heeft waarom heen een baan wordt beschreven een groter effect heeft op het eromheen draaiende object op dezelfde afstand gemeten. Is er dan ineens meer donkere materie? Nee, wel meer straling. Meest plastische beeld zie ik rondom zwarte gaten. Daar is een overmacht aan straling aanwezig en die wordt ook nog eens binnen de spiegel (waarnemingshorizon) van het zwarte gat in het zwarte gat ingezogen.

Algemeen kun je ook zeggen dat massatoename van een object leidt tot het invangen van baanafhankelijke objecten. Bij uitwisseling van massa een bestendiging van de baan. Bij massa afname van de zendende bron zonder dat het invangende object in massa toeneemt leidt dit tot baanverwijdering of ontsnapping uit de baan.


Wordt de eventueel aanwezige donkere materie hier dan niet ingezogen?
Of speelt het geen rol meer want de sterren en alles verdwijnen wel in het zwarte gat. Ook weer onaannemelijk dat de donkere materie achterblijft rondom het zwarte gat. In ieder geval zou het geconcentreerd moeten - als het al aanwezig was - zijn, anders konden de sterren en objecten niet in het zwarte gat verdwijnen. Dus dan zou er rondom zwarte gaten een enorme hoeveelheid donkere materie opgehoopt zijn.
Hieruit volgt dat effect van donkere materie in ons universum op de objecten zich progressief zou moeten manifesteren, al naar gelang van de dichtheid van diezelfde donkere materie rondom objecten. Dat is ook wat wij waarnemen.
Donkere materie vertegenwoordigt (slechts) een fictieve factor van ongeveer 5 te opzichte van de aanwezige- en zichtbare hoeveelheid materie tussen de objecten om de kracht te kunnen verklaren die objecten in hun baan houdt. Dit is niet extravagant veel als je de hoeveelheden straling die aanwezig is in ons universum inbeeld in je gedachte als plaatsvervanger voor deze donkere materie.    
Als het niet de straling is die het samenbindende element vormt in het in een baan houden van objecten dan hoopt zich om het zwarte gat een enorme hoeveelheid donkere materie en straling op.
Of de hoeveelheid donkere materie zou constant moeten blijven maar dat kan ook niet want dan zou het moeten achterblijven als een ster en de bijbehorende straling het zwarte gat is ingezogen. Dat zou dan weer betekenen dat donkere materie een constante factor in ons universum zou moeten zijn. Dat zien wij ook weer niet gebeuren.
Dus, of donkere materie verdwijnt mee het zwarte gat in of niet. Meer mogelijkheden zijn er niet. En dan werpt het ook de vraag op of als het al in het zwarte gat ingezogen wordt of dit sneller, langzamer of even snel gebeurt als de materie en de straling die er ook duidelijk en waarneembaar ingezogen wordt.
De donkere materie moet dus welhaast mee het zwarte gat ingaan. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat het op kosmisch niveau zijn rol heeft gespeeld in het in baan houden van objecten - ook naar het zwarte gat toe - en dan ineens, op enig moment, niet meer. Want waar zou dat dan moeten gebeuren? Op de “spiegel” van het zwarte gat? Ik kan hier geen enkel natuurkundig argument voor bedenken.  


Hoe zit dat dan met kometen die een enorme ellipsvormige baan volgen?

Natuurlijk geheel volgens dezelfde natuurwetten als alle andere banen van hemellichamen. De langgerektheid doet zich alleen voor traploos en naadloos gerelateerd aan de hoeveelheid straling die ter plekke aanwezig is op dat moment waar het zich bevindt. Veel straling (canvas) baan dichterbij en snelheid toenemend. Bij afstand nemen tot de ster bijvoorbeeld traploos langzamer en ruimere baan.


Zijn er meer dan een “spiegels” (waarnemingshorizonnen) rondom een zwart gat?

Lijkt mij niet echt logisch dat er zich rondom een gat meer dan een spiegel (een voor materie, een voor straling en een voor donkere materie) bevinden.

Ik kan mij niet voorstellen dat er tussen fotonen, bijvoorbeeld in een bundel straling, ook nog eens donkere materie bevindt. Als het wel zo zou zijn dan is mijn hele stelling onhoudbaar natuurlijk. 

Als het wel zo zou zijn dan dringt straling altijd door donkere materie heen en dat is dan heel vreemd. Heeft donkere materie dan wel of geen massa? Hoe kan straling dan een zwart gat ingezogen worden? Of bestaat het dan helemaal niet? Hoe kan het dan dat het effecten zoals die van zwaartekrachtlenzen, waarbij straling met (nagenoeg) de lichtsnelheid doorheen raast ontstaan? Als straling zich nergens door laat beïnvloeden dan moet hun baan altijd recht zijn en dat is niet zo.

Het is niet zo dat donkere materie de materie beïnvloedt en straling niet wordt beïnvloed door de donkere materie. Dit met in het achterhoofd dat straling wel beïnvloed wordt door materie van objecten, want dat is wat wij zien. Dit heeft een op zijn minst een hele rare kring beïnvloeding en roept natuurlijk vragen op hoe het dan komt dat donkere materie straling niet beïnvloedt. Dat lijkt dan heel onwaarschijnlijk.

Als het niet de straling zelf is dan heeft donkere materie dus massa. Maar dat kan ook niet. Door de afbuiging die de donkere materie zou veroorzaken bij – weer – bijvoorbeeld zwaartekrachtlenzen dan zou bij heel oud licht (dat gaat dan het minst moeilijk om te onderzoeken) dat op ons afkomt te zien moeten zijn dat de snelheid van dit licht is afgenomen. Immers dan geldt een effect van aantrekking in de breedte ook voor de lengterichting van de bundel.   


Verdere overwegingen

Straling tussen de objecten in samenhang met het effect van de aanwezige straling tussen de atomen (als een soort ankers - zie ook verder in dit stuk -)  in objecten vormt de samenhang - het driedimensionale canvas dat ook nog eens constant van samenstelling en uitwerking wisselt in de tijd - waarin objecten fysiek aan elkaar (kunnen) trekken.

Om dit effect nog duidelijker te zien voor mijzelf gebruik ik beelden van onze Melkweg gezien vanuit een heel donkere plaats. De aanblik van alle sterren in hun hoeveelheden is overweldigend. daartussen moet zich ook een massa aan andere objecten, gas en stof ophouden. De straling moet immens zijn. Het is dus letterlijk een enorm "getrek" aan elkaar. 

Hetzelfde gebeurt natuurlijk ook op nog veel grotere schaal tussen sterrenstelsels waardoor deze zich gaan verbinden in de sponsachtige structuur van ons universum. 

Laatst (in november 2018) las ik een zin op internet waarin gesproken werd over stormen van donkere materie tussen sterrenhopen. Ik stel mij zo ook voor dat er ook een "storm" van straling heerst. Waar straling heerst ook "donkere materie" en ze houden een zeer sterk verband met elkaar. Dat is wel duidelijk.

Zoals ik hiervoor al heb opgemerkt en even uit mijn hoofd gezegd zou er volgens de wetenschappelijke aannames ongeveer 5 keer meer materie moeten zijn tussen de objecten in ons universum om de planeten, sterren en objecten in hun baan te houden.

Nergens wordt er in de literatuur rekening gehouden met het ontbrekende effect toe te schrijven aan de heersende straling terwijl die in mijn denken een factor van formaat moet vervullen.

Persoonlijk vind ik het ook logischer om de effecten toe te schrijven aan de straling. Het bestaan van donkere materie is in mijn ogen nog steeds slechts een aanname. 

Natuurlijk beweegt straling zich voort vanuit de bron hiervan. Dit neemt echter niet weg dat straling zich in de breedte van de straal (dus wel de bundels van straling, straling verspreidt zich in alle richtingen vanuit de bron) kan laten vervormen. Daartegenover kan het zich in de lengterichting niet voortbewegen met een snelheid groter dan die van het licht. Zowel in de lengterichting van de stralingsbundel als wel die van de enkelvoudige golf is het niet mogelijk om uit te rekken.

Een losse enkelvoudige stralingsgolf heeft wel spectrumwijd genomen een variabele breedte. Die variabele breedte uit zich in een verschil in frequentie. Hoe smaller de golf, hoe hoger de frequentie.

Bundels van straling gaan zich vormen of uit gerichtheid, of door invloeden van objecten waarlangs de straling zich begeeft.

De kriskras door elkaar heen bewegende bundels van straling trekken elkaar dus ook duidelijk aan.


Rood- en blauwverschuivingen

Rood- en blauwverschuivingen veranderen niets aan het effect van het al dan niet kunnen uitrekken van de straling. Je hebt hier slechts te maken met twee objecten die bewegen ten opzichte van elkaar. Niet het uitrekken van straling.


Hoe te zien in echt lege ruimte bij totale afwezigheid van straling?

In dit hypothetische geval ontbreken zowel de straling (niet de deeltjesstraling) op atomair als die op kosmisch niveau. Ik bekijk het dus in mijn fantasie vanuit een perspectief - nog buiten invloeden van de sponsachtige structuur - bij totaal ontbreken daarvan. De bovengenoemde en hierna in dit stuk te noemen "ankers" in de atomen zijn afwezig en ook de straling op kosmisch niveau. In zo'n geval wordt het object door geen ander object beïnvloed natuurlijk terwijl de atomen van waaruit het object is opgebouwd vanzelfsprekend gewoon als atoom blijven gedragen. Er is alleen sprake van afwezigheid in aantrekkingskracht tussen objecten. Ook heerst er geen "zwaartekracht" in of op het object. "Donkere materie", als dat al bestaat, speelt ook geen rol want waardoor moet het in een invloed of een baan - die dus ook ontbreekt - gehouden worden. In dit geval zou donkere materie ook latent aanwezig kunnen zijn. Dit is natuurlijk ook heel erg onwaarschijnlijk.


Verval van de kernen - de zwakke kernkracht

Ook in totale afwezigheid van straling - als dat al zou kunnen - in ons universum hebben wij natuurlijk nog te maken met verval van kernen - de zwakke kernkracht - en hun straling hieruit. Dit verval in puntdeeltjes zorgt er in ieder geval ook voor dat er geen sprake meer kan zijn van een perfect vacuüm zodat ook straling die hierdoor heen gaat zich in mijn opinie niet met de lichtsnelheid kan voortbewegen.

Zoals ik al later onder het kopje zwaartekrachtlenzen (waarin straling zich ook meer of minder als bundels gaat gedragen) constateer moet straling zich in de ruimte wel als materie gedragen. 

In de natuurkunde wordt overigens geen fundamenteel onderscheid gemaakt tussen deeltjesstraling en straling via golven.

De deeltjesstraling doet dus volop mee in het spel van de aantrekking tussen objecten, of het nu in de gedaante van materie of straling is, dat maakt in de context van dit stuk geen verschil.


De "missing link"

Met de straling hebben wij dus te maken met een alom vertegenwoordigde en constant aanwezige factor. 


Copyright Fred Baumgart 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten