Vertalen

Zwaartekracht een fenomeen dat optreedt vanuit het atoom? De relatie 1/r^7 en 1/r^2




Zwaartekracht een fenomeen dat optreedt vanuit het atoom? De relatie 1/r^7 en 1/r^2 


Ik loop al tijden te filosoferen over het verschijnsel dat wij zwaartekracht noemen. Voor mijzelf heb ik het sterke vermoeden dat wij in de verklaring van deze "fundamentele kracht" veel te ingewikkeld tegen het probleem van wat deze kracht veroorzaakt aankijken. Ik zelf denk al lang dat de veroorzaker van wat wij zwaartekracht noemen cumulatieve residuele sterke kernkracht is. (CRSK)

Cumulatief omdat het het resteffect (residueel) van de sterke wisselwerking aan de buitenkant van de atoomkernen - vervallende zware atoomkernen hierbuiten laten - betreft. (Op kosmisch niveau cumulatief gezien het effect van onvoorstelbare hoeveelheden resteffect van de sterke wisselwerking.)   

Residueel omdat het het laatste beetje sterke kernkracht betreft dat aan de buitenkant van de kern is overgebleven en invloed uitoefent op de hierna beschreven "wolk".


Hoe meer (plaatselijke) massa, hoe sterker deze gecumuleerde werking zich manifesteert. De werking treedt dus als een - zeer krachtige - optelsom op buiten de kern. 

Als ik het geheel in enkele zinnen mag samen vatten komt het er eigenlijk op neer dat ik de toe te kennen fysische realiteit van het interkernale gebied actiever en belangrijker van rol inschat als de huidige wetenschappelijke opvattingen dat doen. Het bijzondere van deze persoonlijke waarneming (niets meer dan mijn zienswijze) is slechts dat ik hiermee in mijn verbeelding de werking van het fenomeen dat wij zwaartekracht noemen kan verklaren als van binnen uit het atoom optredend. Voor de rest blijven voor mij alle waarnemingen en metingen, wetenschappelijk en uit andere bronnen, onaangetast.

In navolging op mijn eerdere mededelingen en de vragen hierop hierbij een aanvulling op mijn visie dat de zwaartekracht een gevolg is van de cumulatieve residuele sterke kernkracht (CRSK).





Wikipedia - Afbeelding Yukawa Potentiaal




                                                                                                                                                          









Onderaan dit artikel is een gedachte-experiment toegevoegd.


In het voorbeeld van de afbeelding hieronder wil ik verder op het mechanisme in gaan.

Het betreft hier een botsing tussen twee atoomkernen tijdens een proef in het CERN te Genève.





Afbeelding gedownload uit Google afbeeldingen




Wij zien hier in deze voorbeeldbotsing van kernen dat:

  • De kernen opgebouwd zijn uit vele elementen, die bij uiteenvallen in puntdeeltjes ook linkse en rechtse spin laten zien;
  • Dat de kern opgebouwd is uit vele delen en bestanddelen die tezamen de kern gevormd hebben;
  • Dat de vervallende afgesprongen puntdeeltjes zich in de “interkernale ruimte” gaan begeven verder.
In de complete kern is het een enorme activiteit van links- en rechtsdraaiende bestanddelen die tezamen de binding tot de kern (in hun verschillende types) veroorzaken.
In de kern kunnen spontaan uit het samenspel van de deeltjes ladingwisselingen optreden. Ook ten gevolge van verval van de kern of intredende of uittredende externe deeltjes tot de kern kan dit voorkomen.

Ik stel mij voor dat de interkernale ruimte niet leeg kan zijn naast de elektronen en gevuld is met ook dezelfde deeltjes (zie ook de afgesprongen deeltjes uit de hiervoor getoonde botsing) als die in hun werking in de kern aanwezig zijn.

Alleen vele malen ijler.

Van de verdeling van deze deeltjes bevinden zich de meeste direct in de nabijheid van de kern en nemen af verder naar buiten gerekend van de kern.

De in deze interkernale ruimte bevindende deeltjes hebben ook mede de eigenschap om zich tot elkaar aan te trekken naar mijn inzicht. Er zijn alleen geen overige deeltjes meer over om hun tot atoomkernen of complete atomen te kunnen binden.

Ook fotonen spelen een bindende rol in het geheel. (Dit leid ik onder meer af uit macroscopische verschijnselen als Einstein-ringen en gravitatielenzen waarbij de fotonenmassa
s zich in hun beweging naar de kern van objecten geneigd laten zien).

Wel is er dus altijd de naar de kern gerichte eigenschap in de gehele interactie om zich in de kern te voegen maar dat niet gaat omdat deze al compleet is en verdere (ongebreidelde) aangroei van de zich rondom bevindende deeltjes niet toelaat.

Alle objecten, maar wij ook als mens bijvoorbeeld, zijn opgebouwd uit atomen. Doordat de aantrekkingskracht het sterkst is gericht op waar de meeste massa zich bevind worden wij dus
toegetrokken naar het middelpunt waardoor wij zwaartekracht ondervinden.

In hun compleetheid heeft het complex van deeltjes in de kern een veel sterkere binding met elkaar als de deeltjes buiten de kern. De deeltjes in de interkernale ruimte kunnen in sterkte dus met een andere orde van kracht ten opzichte van de afstand van de kern afnemen als de in de kern bevindende deeltjes. De deeltjes in de kern en de bedoelde deeltjes in de interkernale ruimte zijn te beschouwen als een geheel maar met een gescheiden werking in macht in afname van de samenbindende werking (1/r^7 in de kern en 1/r^2 daarbuiten).

Als de deeltjes zich in de vorm van energie (wat ik persoonlijk niet denk mede omdat ik denk dat in ons universum nergens een perfect vacuüm kan voorkomen) rondom de kern bevinden gaat in mijn beleving hetzelfde effect op.

Is het bewezen dat er zich overige deeltjes bevinden in de interkernale ruimte? Vanuit de literatuur zie ik niet veel expliciete aandacht voor dit vraagstuk vanuit deze invalshoek. Vanuit mijn theorie is het wel belangrijk om hierover een duidelijker beeld te vormen. Ik denk dat er zich (vele) deeltjes in deze interkernale ruimte moeten bevinden. Bijvoorbeeld voortkomende uit de zwakke wisselwerking en diverse andere door mij al geschetste situaties. (In mijn voorstelling vergelijk ik het een beetje met een
wolk die steeds ijler wordt vanaf de kern.)

Voortvloeiende uit mijn theorie ligt het in de rede om aan deze
wolk - al dan niet (deels) geconcentreerd in krachtlijnen rondom de kern- (ten dele bestaand uit materiaal voor het theoretisch vormen van nieuwe (ook theoretisch rudimentaire) atomen) fysische betekenis toe te kennen. Al is het alleen al vanwege het grote aantal deeltjes dat in de diverse processen zich door de interkernale ruimte begeven. Door de processen in de kern wordt een stukje restkracht overgedragen aan deze wolk. De bestanddelen van deze wolk kunnen niet verenigen met de kern want die is al compleet. Ook kunnen deze bestanddelen geen verbindingen onderling aangaan tot nieuwe kernen en atomen omdat (vergeleken met de kern-bestanddelen) onderdelen missen of niet voldoende aanwezig zijn. (Een deel van) deze bestanddelen, ook afkomstig van de zwakke wisselwerking, oefenen wel onderlinge aantrekkingskracht in een soort 3-dimensionaal rooster uit maar kunnen niet binden.

In mijn verbeelding zie ik de hiervoor genoemde krachtlijnen in 3d als een soort mini kwantum-inertiaalstelsel rondom de kern.

Het bovengenoemde effect moet wel aantrekkend zijn want bij een afstotend effect zouden de atomen uit elkaar gedreven worden en dat is niet wat wij waarnemen. Een neutraal effect ligt ook niet in de rede want dan zou de interkernale ruimte leeg moeten zijn want dan kan er immers niets doorgegeven worden.

Kijken wij naar de situatie bij zwarte gaten dan zien wij dat alles in de omgeving wordt opgenomen, zowel kernen als hun interkernale omgeving en straling.

Als alleen hun interkernale omgeving en straling opgenomen zou worden dan moeten de waar te nemen objecten een indifferent of mogelijk tegenovergesteld gedrag vertonen ten opzichte van de werking van het zwarte gat. Dit is niet wat wij waarnemen. Alles gaat er heen.

Als alleen de atoomkernen opgenomen zouden worden en de
wolk en straling niet dan kan dit ook niet want dan zou er om een zwart gat een enorm gebied moeten heersen van opeengepakte straling en overgebleven restmateriaal uit de wolken van de opgenomen atoomkernen. Maar dat zien wij ook niet gebeuren.

Alle elementen binnen dit proces rondom een zwart gat moeten dus over een gemeenschappelijke eigenschap beschikken: aantrekbaarheid. Van deeltje tot deeltje, object tot object, alles trekt actief aan elkaar en naar elkaar toe.

Bij grote druk op macroscopische schaal vormt zich dus vanuit mijn zienswijze een wijziging ook in frequentie van de kernen op. Dit heeft een sterkere werking tot gevolg in het complex van aantrekking van de deeltjes binnen de kern en de interkernale ruimte. Er worden veel meer deeltjes van buitenaf de interkernale ruimte ingetrokken. Ook fotonen (zichtbaar licht bijvoorbeeld) worden opgenomen. Op zich veranderen de atoomkernen niet wezenlijk maar wel de in dichtheid toegenomen wolk met als gevolg een enorme toename in gravitatie. Het gehele fenomeen moet uiteindelijk wel bezwijken onder het tot immense proporties opgebouwd geheel waarin de frequentie van de individuele atoomkernen tot nihil of nagenoeg nihil afgenomen is. Maar dit is een ander onderwerp.

De vrijkomende deeltjes van het experiment in de afbeelding hierboven zijn tijdens hun creatie als in een omgekeerde botsing tot atoomkern opgebouwd uit hun bouwstenen. Tijdens de opbouw is restmateriaal overgebleven. De aantrekkingskracht onderling hiervan manifesteert zich dus naar mijn opinie in van binnen uit de kern doorgegeven aantrekking door de kern (gevoegd met de aantrekkende werking van overige componenten in de interkernale ruimte) in de CRSK. Omgekeerd zouden wij van de vrijgekomen deeltjes van dit experiment weer twee kernen kunnen maken. De bindingskracht van de vrijgekomen deeltjes om weer een kern te kunnen vormen is slechts de interkernale ruime ingeschoten maar behouden integraal gezien hun eigenschappen naar mijn mening.

Dus een interkernale ruimte
leeg of gevuld maakt voor mij het verschil. Is het leeg dan valt er ook niets te doen of door te geven. Is het gevuld dan is er mijns inziens ruimte voor aantrekkingskracht en interactie tussen deeltjes. Ik besef dat ik geen formules geef maar slechts een gemotiveerd uiteenzetting waarom ik iets denk. Anders dan de uitkomst 1/r^2 (wat overigens niet hoeft te zeggen dat dit niet per atoomtype kan variëren) kan ik de formules en de vergelijkingen van dit proces niet geven. In de literatuur en vanuit onderzoek zal er genoeg overzicht zijn welke deeltjes er bestaan en wat hun kenmerken en specificaties zijn. Hierover kan en wil ik geen uitspraken doen. Ik geloof ook niet dat zwaartekracht speciaal toegeschreven moet worden aan het effect van een bepaald deeltje maar dat het fenomeen toe te schrijven is uit de interactie van het geheel zoals hierboven omschreven.

Persoonlijk kan ik goed uit de voeten met mijn theorie als uitgangspunt voor een voorstelling van andere fenomenen die in ons universum plaatsvinden. Leg ik mijn theorie naast die van anderen die het geheel proberen te verklaren dan is het natuurlijk maar een mening naast die van hun maar waar ik mij zelf wel redelijk comfortabel in voel. Dit omdat ik vanuit mijn uitgangspunten verder kan redeneren zonder vast te lopen in mijn gedachten.

Dus antwoord gevend op de vraag waarom CRSK en wat is het mechanisme zijn dit voor mij overwegingen waardoor ik het persoonlijk denk. Of mijn vermoeden voldoende is weet ik ook niet, de tijd zal het uitwijzen. Wel hoop ik dat de uitwisseling van argumenten en zienswijzen doorgaat. Correcties en
-het liefst opbouwende - kritiek aan mijn adres zijn zeer gewaardeerd.
Een optreden van cumulatieve gravitationele effecten veroorzaakt vanuit het atoom zelf is nog steeds volgens mijn idee de enige uitleg waarvan bij iedere doorrekening - ook op kosmologische schaal - altijd een sluitend antwoord te berekenen valt. Wellicht zal de wetenschap er nog meer research en aandacht aan moeten besteden. Ik denk dat dit absoluut de moeite waard moet zijn en vroeg of laat ook gaat gebeuren.
Ook als de sterke kernkracht een klein beetje rest-invloed heeft net buiten de kern op de rondom liggende “wolk” waarvan de bestanddelen ook elkaar aantrekken dan is het effect 1/r^2 al daar op kwantumniveau naar mijn mening. Dus zowel de gravitatie binnen het lichaam als de aantrekking tussen de lichamen onderling.
Bovenstaande houdt dus automatisch ook in dat gravitatie geen emergent optredend verschijnsel is zoals warmte bij beweging van moleculen. Gravitatie is het reële effect dat veroorzaakt wordt door het hierboven omschreven gestapelde effect.   



Het gedachte-experiment:



Waarom dit gedachte-experiment?

Als uitkomst van het gedachte-experiment wordt geconstateerd dat de gravitatie op kwantumniveau (volgens mij van betekenis) en de huidige wetenschappelijke opvatting (verwaarloosbaar) dat er een minuscuul beetje zwaartekrachtwerking aan een individueel atoom toe te kennen is;


Voor de visualisering van mijn experiment hieronder gaan wij uit van gaan wij uit van de volgende afbeeldingen:



Afbeelding uit Wikipedia Zwaartekracht, De gravitatiewet van Newton.
En...






Afbeelding uit Google afbeeldingen. Zwaartekrachtberekening hemellichaam. 



Van deze laatste afbeelding gaan wij uit in het hieronder genoemde (gedachte)-experiment. Voor het visualiseren van mijn stelling acht ik het voldoende sprekend om hiervan uit te gaan.

Het is een object, noem het voor het gemak even de Aarde. De gravitatie is bekend. Ga in ieder geval even uit in de onderstaande voorbeelden dat de samenstelling, temperatuur etc. ongewijzigd blijft.

Nu stellen wij hetzelfde object voor in onze gedachten, zo groot als de planeet Jupiter: de gravitatie neemt toe. Daarna zo groot als de Zon, en de gravitatie neemt nog meer toe. Nemen wij het object in onze gedachten en maken wij ons de voorstelling dat het zo groot is als de Maan dan is de gravitatie een stuk minder als de hiervoor vergeleken situaties.

Nu nemen wij willekeurig uit het universum een object bijvoorbeeld zo groot als onze Aarde met ook voor het gemak dezelfde samenstelling.

De volgende stap is dat wij het object gaan "afpellen". Wij constateren dat de gravitatie geleidelijk afneemt. Bij precieze maat van de Maan constateren wij dat de gravitatie hetzelfde is als de waarneming hierboven tot de in onze gedachten voorgestelde Maangrootte.

Wij gaan door, kleiner en kleiner. De gravitatie neemt af en af...

En... wij zijn zeer zorgvuldig en bergen de afgepelde massa atoom voor atoom van elkaar gescheiden op.

Op een gegeven moment komen wij in een interessant gebied. Want wij gaan nu een paar zaken beredeneren.

Op een moment wordt de gemeten gravitatie zeer klein. Totdat wij op een formaat komen van een molecuul. Ik veronderstel dat er nog steeds een minuscule gravitatie aanwezig moet zijn.

Daarna gaan wij door en ontleden het molecuul tot de afzonderlijke atomen. Is er nu nog gravitatie? Ik zeg ja. De hierboven genoemde moleculen moeten ook bijeen gehouden worden en bestaan nou eenmaal ook uit atomen.

Ook kan ik mij niet voorstellen dat er ergens in het - vergevorderde - proces van afpellen een formaat voor gaat doen dat ineens de gravitatie compleet verdwijnt.

Wij gaan nu in object weer opbouwen met de materie die wij hier voorafgaand hebben afgepeld.

Ik ga uit van het laatste atoom in het centrum dat is overgebleven en ken hier volgens de gangbare opvattingen geen gravitationele werking aan toe.

Nu gaan wij met het afgepelde materiaal verder met opbouwen maar nu atoom voor atoom uit ons voorraadje die dus allemaal individueel geen vorm van gravitationele activiteit laten zien, want die is er niet - of zodanig verwaarloosbaar dat er geen rekening mee gehouden hoeft te worden (waarom niet vraag ik mij nog steeds af) - volgens de gangbare atoomtheorieën. (Dit moet ook wel want als het wel zou gebeuren, hoe gering ook, dan zouden er twee zwaartekrachten tegelijk moeten bestaan in de theorieën en dat rekent natuurlijk helemaal ingewikkeld. Dit vooral als je de zwaartekracht in alle wetenschap als kracht op macroscopische schaal beschouwt.)

Wij zijn dus nu in onze gedachten een zwaartekrachtloos object aan het opbouwen. Eerst zo groot als een atoom, toen twee en drie.., daarna vormde zich het eerste molecuul en ons object nam steeds grotere vormen aan. Wij moeten er wel dan even voor het gemak er van uitgaan dat de zaak niet van elkaar weg vliegt.

Wij komen tot formaten van een komeet, Maan, Aarde, grote planeten en zelfs de zon bij het opbouwen met hetzelfde gravitatieloze materiaal. In theorie bouwen wij door totdat wij ons universum hebben gekopieerd. Alles uit de door ons gesepareerde gravitatieloze atomen.

Ik zeg dat dit niet kan en dat wij in het opbouwen van onze modellen omgekeerd te maken gaan krijgen met toenemende gravitatie en weer op dezelfde oorspronkelijk resultaten gaan uitkomen.

Als ik gelijk heb dan volgt hieruit dat gravitatie op atoomniveau van binnen uit komt.

Ik denk zelf dat de gravitationele eigenschappen per atoom steeds verder naar het centrum van het object gemeten sterker worden. Dit schrijf ik toe aan de druk waardoor de atomen op elkaar geperst worden en de atomen in volume kleiner worden waardoor hun buitengrens meer naar het centrum komt te liggen.

Ik denk niet dat partijen zijn die zullen stellen dat er bij de opbouw geen gravitatie ontstaat bij het volgen van de bovenstaande aanpak.

Voor de partijen die denken dat de gravitatie buiten het atoom ontstaat - maar zich ook kunnen vinden in mijn bevindingen van het atoom voor atoom opbouwen waarbij wel gravitatie ontstaat - nodig ik hen uit mij te overtuigen hoe dit kan. Is er sprake van het vormen van twee soorten gravitatie, een van binnen op kwantumniveau- en een aparte op macroschaal van buiten uit?

Als er partijen zijn die denken dat er bij het opbouwen van atoom tot atoom geen gravitationele eigenschappen kunnen ontstaan hoor ik ook graag waarom.

Ik heb in mijn experiment (deels in gedachten) geconstateerd- en gemeten dat ik de zwaartekracht atoom voor atoom toe- of af kan laten nemen. Mede het feit dat de atomen die ik bij elkaar aan het voegen was aan elkaar bleven zitten en niet van elkaar wegraakten kon de conclusie getrokken worden dat de bijeenhoudende kracht van binnen uit het atoom moet komen. Ik heb (in mijn gedachten) ook aan de aan de verschillende soorten atomen kunnen vaststellen hoe sterk de samenbindende kracht toe- of afnam als ik aan het meten was. Tevens ontdekte ik in mijn gedachten dat ik ook kon “spelen” onder andere met de temperatuur en/of dichtheid van de atomen op elkaar. Ik kon de gravitatie sterker of zwakker maken.


Nog een laatste overweging.

Stel dat atomen elkaar niet aantrekken en wij schrijven het aantrekken tot elkaar toe aan de macroscopische variant van de theorieën. Waar blijven dan de deeltjes bij het afpellen die de atomen bij elkaar houden? Is het er een per atoomcontact of zijn het er velen of vullen zij alle ruimte in- en tussen de atomen in? En bij het samenvoegen, waar komen zij ineens vandaan als zij niet van binnenuit kunnen komen? Is dan de macroscopische variant altijd en overal latent aanwezig?

Als je atomen voorstelt als aan elkaar gelegen knikkers in een of andere gebonden vorm dan moeten deze bijeenhouders zich dan aan de buitenranden van de atomen ophouden. Als deze deeltjes verantwoordelijk zijn tot het klitten van atomen aan elkaar dan moeten deze deeltjes gravitonen zijn. Maar die zijn ook nog nooit aangetoond.

Hoe dan ook, als deze laatste overweging uiteindelijk de juiste mocht blijken te zijn dan werkt de macrovariant zeer actief op de kwantummechanische schaal.

En... als er sprake is van steeds meer materie en de druk in het inwendige massaal toeneemt is er dan in ene sprake van een enorme toename van deze externe deeltjes of dat zij ineens een veel sterkere werking gaan uitoefenen en de verantwoordelijken zijn die de atomen met geweld in elkaar perst? Hoogst onwaarschijnlijk.

In ieder geval kan dit effect alleen maar optreden als er atomen in de buurt zijn. Op andere plekken in het heelal waar geen materie is kunnen zij werk dan niet doen. Er is dan geen gravitatie.

Als zij hun werk wel doen dan moet er sprake zijn van materie in de omgeving. Dan gaan de atomen (die anders dus geen aantrekkingskracht op elkaar zouden uitoefenen) met de vul- en kitdeeltjes zich ineens kennelijk gedragen met een opbouwend gravitationeel effect.

Dus niet los in de ruimte voor dit vulmiddel alleen, maar wel samen met de losse atomen die gebonden zijn door deze deeltjes veroorzaken zij dan samen een extra toetje: gravitatie.

Of worden deze lijmdeeltjes in de kern gevormd in een apart proces? Laten wij even aannemen dat dit zo is dan is gravitatie ook een gevolg van een kwantummechanisch proces. De vier fundamentele krachten komen in dat geval ook voort vanuit een kwantummechanisch perspectief. In dat geval kan dus de macroscopische zienswijze vervallen en gezien worden als een kwantummechanisch verschijnsel.

Ik moest het even noemen, maar het is natuurlijk hoogst onaannemelijk. Dit punt van laatste overweging zou dus ook nog eens zijn oorsprong moeten hebben vanuit de gangbare opvatting dat de zwaartekracht wordt gezien als schijnkracht die het gevolg is van een kromming in de ruimte-tijd. Ten gevolge wij als gevolg van de massa van bijvoorbeeld de Aarde naar de Aarde toevallen.

Heb ik nog varianten overgeslagen?

Als je een berg zand neemt zo groot als de Mount Everest en je verwijdert korreltje voor korreltje totdat je er eentje overhoudt dan blijft het overgebleven korreltje een zandkorreltje. Daarna voegen wij de apart gelegde zandkorreltjes stuk voor stuk weer toe op hun plaats aan het overgebleven korreltje totdat zij weer een gezamenlijk geheel – de Mount Everest - vormen.

Is het uiteindelijke resultaat dan weer de Mount Everest of een slechts een kruiwagen met zandkorrels? Ik blijf zeggen de Mount Everest.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten