Natuurkunde
EEN NIEUWE VISIE OP HET HEELAL EN HET ONTSTAAN VAN ONS UNIVERSUM EN DE WERKING EN INTERACTIE VAN DE FUNDAMENTELE NATUURKRACHTEN
Door Fred Baumgart
Versie 7 december 2012
1. INLEIDING EN VERANTWOORDING
2. VOOR HET BEGRIP
3. BRONVERMELDINGEN
4. DE OERKNAL
5. HET BEGIN VAN DE OERKNAL
6. HET "NIETS"
7. DE VERDERE KENMERKEN VAN HET "NIETS "
8. AANNEMELIJKHEID VAN DE OERKNALTHEORIE IN DE VORM ZOALS MEN DIT NU ZIET
9. EEN NIEUW MYSTERIE
10. CERN EN EXPERIMENTEN
11. STERKERE (RUIMTE)TELESCOPEN
12. WAS DE OERKNAL EEN GEVOLG VAN EEN GEBEURTENIS UIT EEN ANDERE DIMENSIE?
13. ZIJN ER ANDERE VERKLARINGEN MOGELIJK?
14. VACUÜMS
15. DE SPONSACHTIGE STRUCTUUR VAN ONS UNIVERSUM
16. DE "FLARDEN" VAN DE SPONSACHTIGE STRUCTUUR
17. VORMING VAN DE ELEMENTAIRE DEELTJES
18. KUNNEN DEELTJES OOK ONTSTAAN ZIJN ZONDER ONTLADING?
19. TOELICHTING EN BESPREKING OP (SUB)ATOMAIR NIVEAU
20. ZWAARTEKRACHT
21. DE STERKE KERNKRACHT
22. DE ELEKTROMAGNETISCHE KRACHT
23. DE ZWAKKE KERNKRACHT
24. HET HIGGS DEELTJE EN QUASI ANNIHILATIE
25. WATERSTOF
26. GLUONEN
27. ANNIHILATIE
28. OPVATTINGEN OVER GEKROMDE RUIMTE
29. AANSLUITING ALGEMENE RELATIVITEITSTHEORIE VAN EINSTEIN OP DE KWANTUMTHEORIE
30. WAT IS DE INVLOED VAN HET BOVENSTAANDE OP BANEN VAN PLANETEN?
31. DE DRAGERS VAN DE STERKE KERNKRACHT EN DE "LEGE RUIMTE" IN ONS UNIVERSUM
32 .MAGNETISME
33. WAAROM WEL INGEZOGEN WORDEN IN "ZWARTE GATEN"
34. VERVOLG BESPREKING SPONSACHTIGE STRUCTUUR
35. EERST KRIMP DAN VERWIJDERING
36. MOGELIJK ALTERNATIEF OP KRIMP
37. DE SCHIJNBARE VERWIJDERING VAN ONS UNIVERSUM
38. DE SPONSSTRUCTUUR ALS BLAUWDRUK VAN DE GEBOORTE VAN ONS UNIVERSUM
39. OMMEKEER KRIMP NAAR UITZETTING GEVOLG VAN EXPLOSIE?
40. DE ACHTERGRONDSTRALING
41. THE DARK AGES
42. RONDE VORM VAN DE ACHTERGRONDSTRALINGSFOTO
43. SLOTOVERWEGING ACHTERGRONDSTRALING
44. WAT ZIEN WIJ WEL IN EEN STRAAL VAN 13,7 MILJARD LICHTJAREN OM ONS HEEN.
45. SLOTOVERWEGING ONTSTAAN UIT ONTLADING EN NIET UIT OERKNAL
46. OVERIGE OVERWEGINGEN
47. DONKERE ENERGIE
48. DONKERE MATERIE
49. DE LEEFTIJD VAN ONS UNIVERSUM
50. DE LEEFTIJD VAN HET HEELAL VOOR DE ONTLADINGEN
51. FORMAAT VAN DE ONTLADINGEN
52. BEVINDEN WIJ ONS IN HET ENIGE UNIVERSUM DAT ER BESTAAT?
53. EEN PLAATSELIJK VERSCHIJNSEL
54. "VERVUILING VAN HET HEELAL "
55. WAAR LEIDT DE TOEKOMST VAN ONS UNIVERSUM NAAR?
56. INTELLIGENT DESIGN
57. WAT ALS HET GROTE "NIETS" NIET DE EERSTE FASE IN DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS VAN HET HEELAL IS GEWEEST?
58. EEN TUSSENSTAP?
59. SLOTWOORD
1. INLEIDING EN VERANTWOORDING
Geachte lezers en lezeressen,
Zoals velen op Aarde - en misschien ook daarbuiten, als zij niet al het antwoord hebben gevonden - zal ik een van hen zijn die zich bezighoudt met de vraag van hoe "alles" is begonnen. In mijn spaarzame vrij tijd als als ik maar even in de gelegenheid ben en ik niet in beslag genomen word door allerlei belangrijke dingen in het leven nemen mijn gedachten hierover steeds een vrije loop. Dit is voor mij niet te stuiten. Als er artikelen in de krant verschijnen of er wordt aandacht op de televisie geschonken op het gebied van de ontstaansgeschiedenis van het universum volg ik dit met grote belangstelling.
Ik heb geen scholing of theoretische- of speciale achtergrond op het gebied waarop ik mij in het navolgende stuk begeef. Ik ga uit van mijn intuïtie en voorstellingsvermogen. Het kan dus zijn dat ik de plank volledig mis sla.
Aan de andere kant voel ik mij gedwongen om mijn visie wel kenbaar te maken. Dit omdat ik zie dat er door zovele mensen naar verklaringen wordt gezocht.
Uit uitspraken van fysici op televisie en internet hoor ik dat men wacht op goede ideeën die voor een doorbraak kunnen gaan zorgen omdat men in het duister blijft tasten. Ik zelf weet zo weinig van natuurkunde dat ik in mijn ideeën wel eens voorbij kan gaan aan natuurkundige principes die voor honderd procent vast staan maar waar ik simpelweg te weinig van af weet.
De conclusie die ik voor mijzelf trek over hoe het allemaal begonnen is daar sta ik voor mijzelf helemaal achter. Ook sta ik onder andere achter mijn conclusie van wat de oorzaak is van de uitdijing van ons universum.
Dat er achtergrondstraling is staat voor mij vast. Alleen mijn uitleg verschilt met die van de oerknaltheorie.
Vanwege mijn beperkte kennis op het gebied van de natuurkunde zijn er bij mij in mijn hoofd 2 scenario's ontstaan waarin de periode na het ontstaan van ons universum kan zijn geschied. Met de mogelijkheid van nog een derde (sub)scenario, dat ik nog niet vermeld heb maar eigenlijk in de kern weinig afwijkt van de twee genoemde scenario's.
Als mijn ideeën niet meteen naar het rijk der fabelen worden verwezen omdat ik dingen over het hoofd heb gezien waardoor mijn theorie op voorhand helemaal niet kan kloppen dan zal vanuit reeds bestaande natuurkundige kennis zal in ieder geval van het eerste of tweede scenario de meest waarschijnlijke aangewezen kunnen worden.
Mede vanuit het oogpunt gezien dat men zit te wachten op goede ideeën heb ik mijn overwegingen in meer uitgebreide en filosofische context gelaten. Sommige dingen roepen bij mij vragen op en ik denk dat het voor het wijde begrip belangrijk is om ze toch te noemen zodat zij mogelijk elementen kunnen gaan worden in de verdere discussie over het begin van alles.
Mijn overtuiging is dat als wij de oorsprong van het heelal weten en wat voor processen er waren bij de vorming wij als mensheid een enorme sprong vooruit gaan maken. Het antwoord zal mede gaan bijdragen aan vragen zoals "waarom zijn wij er en wat is het doel van ons bestaan?"
Ik zie het al mijn plicht om mijn steentje aan de oplossing van het mysterie bij te dragen.
Als ik aan het schrijven ben dan blijven zich inzichten en ideeën in mijn gedachten voordoen. Ik voel nu de behoefte om mijn voorstelling van hoe het allemaal begon nader te toetsen en voor mijzelf een tussenstand in mijn denken te creëren.
Het liefst zou ik opbouwende reacties ontvangen van mensen die hier ook al heel lang mee bezig zijn en zich dezelfde vragen gesteld hebben. Misschien zijn mijn ideeën niet houdbaar maar dragen zij wel bij aan een bredere visie op het heelal en werken misschien inspirerend.
Ik acht het mogelijk dat ik niet de enige ben die op de hierna geformuleerde gedachten ben gekomen. Ik zou dan graag willen weten wat hun bevindingen zijn en kennis nemen van de argumenten die mijn theorie zoals hieronder beschreven onmogelijk maken waarom zij het idee hebben losgelaten.
Mocht ik wel kunnen bijdragen aan een (aanvullende) visie - die dus niet begint bij de oerknal in de vorm waarin deze tot nu toe voorgesteld wordt - maar op een werkelijk begin, op de ontstaansgeschiedenis van het heelal dan is mijn missie geslaagd.
2. VOOR HET BEGRIP
Als je het de moeite waard vindt om dit stuk te lezen dan zal het opvallen dat ik twee verschillende begrippen gebruik om mij uit te drukken.
Als ik ons de term "ons universum" gebruik dan bedoel ik het gebied wat begrenst wordt door de structuur die de achtergrondstraling genoemd wordt inclusief datgene wat zich mogelijk daarachter bevindt maar wat wij niet kunnen waarnemen.
Gebruik ik de term "heelal" dan bedoel ik alles wat zich buiten ons universum bevindt inclusief ons hiervoor genoemde eigen universum.
3. BRONVERMELDINGEN
Naast datgene wat ik hierboven in de inleiding heb geschreven is de tekst hieronder uit mijn eigen fantasie voortgekomen. Daar waar ik personen citeer zal ik dat naar eer en geweten vermelden.
Veel steun heb ik gehad aan Wikipedia waar een schat aan uitleg- en informatie aanwezig is.
In de website van NASA staan afbeeldingen van de ruimte waarvan ik er een paar heb gebruikt ter illustratie. Van de website van CERN heb ik de afbeelding van de botsing van deeltjes overgenomen.
In de applicatie van Google met afbeeldingen heb ik de overige illustraties gevonden.
4. DE
OERKNAL
5. HET
BEGIN VAN DE OERKNAL
Stel,
wij gaan terug naar het vroegst denkbare moment in de
ontstaansgeschiedenis van het heelal. De oerknal is ingezet en het
heelal is zo groot als een speldenkop of nog kleiner, nog kleiner dan
een atoom, zoals het wel wordt voorgesteld.
Een
van de vragen die zich dan onmiddellijk bij mij opdringen is: Wat is
dan de situatie buiten het gebied waarin de oerknal fysiek plaats
vindt?
In
de literatuur wordt hierover niet geschreven en ook geen
duidelijkheid verschaft over wat zich daar bevindt. Er wordt
eigenlijk alleen geschreven vanuit de situatie van de oerknal. Dit
laat natuurlijk de echt wezenlijke vraag van waar het echt begonnen
is open.
Omdat
deze buitenruimte van de oerknal wezenlijk anders moet zijn in de
theorie van de oerknal moet de samenstelling van deze "buitenruimte"
gezien de situatie en samenstelling van het huidige heelal, zoals wij
dat nu kennen en ons in bevinden en waarin de huidige natuurwetten
van toepassing zijn, anders zijn als wat er binnenin de oerknal
plaatsvindt.
6. HET
"NIETS"
Vanuit
de theorie van de oerknal moet er daarbuiten dus "niets"
zijn.
Wij
starten onze zoektocht vanuit dit niets. Verder terug kunnen wij
niet.
De
oerknal bestaat nog niet.
Geen
straling, geen gas of stof of elementaire deeltjes. Zelfs geen
donkere materie, donkere energie of zelfs maar materie. Geen
dimensies.
Het
totale niets!
7. DE
VERDERE KENMERKEN VAN HET "NIETS "
Omdat
er daar helemaal niets is, en dus ook niet iets kan zijn dat
bijvoorbeeld de snelheid van licht kan begrenzen, moet de wet gelden
dat als je zou vertrekken van enig punt naar een ander punt in welke
willekeurige richting dan ook je meteen op de plaats van bestemming
zou moeten arriveren.
Maar
dit kan niet omdat het niets oneindig is. Tegelijkertijd doet deze
schijnbare tegenstrijdigheid zich ook voor met het begrip afstand.
Want, ook hier is het dat de afstand vanaf het ene punt in het niets
nihil is maar tegelijkertijd oneindig.
Er
zijn dus geen dimensies in dit allesomvattend niets.
Het
verschijnsel "tijd" en ook "afstand" bestaan in
deze hoedanigheid van het heelal niet. De "tijd" staat
stil, dit is een toestand die onveranderlijk had kunnen blijven.
Dit
voorgaande zou logisch zijn geweest want de oorsprong is immers een
toestand van het absolute "niets".
Maar
toch heeft er een verandering in de situatie plaatsgevonden want
anders waren wij er niet.
In
mijn voorstelling van het "niets" vergelijk ik dit met een
"supervacuüm" want ik denk dat dit kenmerk het beste
overeenkomt met de situatie toen.
8. AANNEMELIJKHEID
VAN DE OERKNALTHEORIE IN DE VORM ZOALS MEN DIT NU ZIET
Het
voorgaande houdt in dat uitleg over de oerknal zoals wordt aangenomen
onaannemelijk is.
In
de eerste plaats omdat ik ergens gelezen heb (en wat logisch moet
zijn geweest als je terug redeneert vanuit de uitdijing tot een
schijnbaar middelpunt) dat de staat van de oerknal in het begin van
een oneindige dichtheid moet zijn geweest. Ik kan dit vanuit mijn
gevoel van logica niet plaatsen. Het lijkt mij in strijd te zijn met
alle natuurwetten.
Dit
geeft namelijk meteen een discrepantie met de oneindigheid. Want dit
element wordt meteen genegeerd in de theorie.
De
tweede vraag die zich bij die oneindige dichtheid voordoet bij mij
is: kan er dan nog een grotere kracht zijn dan een kracht die
oneindige dichtheid genereert en met onuitsprekelijk veel geweld
opheft of doet overgaan?
De
oerknal kan dus niet hebben plaatsgevonden op een manier zoals deze
op dit moment wordt aangenomen als geldende theorie. Bovendien
verklaart de oerknaltheorie niet iets van wat er voor de oerknal was
en ook wat er zich in het buitengebied van de oerknal bevond en wat
de situatie daar ter plekke was
En...
waarom vulde de oerknal niet meteen dit hele "buitengebied",
het heelal, op als zich daar toch helemaal niets bevond.
9. EEN
NIEUW MYSTERIE
Als
de oerknal niet uitdijde zonder het gehele universum op te vullen dan
moet het iets "weggeduwd hebben". Maar wat? En wat hield
dit dan in? Dan zou er een nieuw mysterie bij zijn. Want waaruit
bestond deze weerstand dan? Gezien het voorgaande is het
onaannemelijk dat er een weerstand bestond. Zou deze er wel geweest
zijn dan zou er mogelijk een schil om ons universum moeten liggen die
bestaat uit onbekende componenten.
Ik
ga hier verder even niet op in want het lijkt er zeer sterk op dat
ons universum steeds sneller uitzet. Met een weerstand zou je juist
verwachten dat ons universum steeds langzamer zou uitdijen.
10. CERN
EN EXPERIMENTEN
De
experimenten bij bijvoorbeeld CERN hebben nog niet aangetoond dat er
deeltjes in een andere dimensie opgaan of juist uit vandaan komen. Ik
denk dat bij geen toekomstige experimenten zich situaties gaan
voordoen waarin hiervan sprake zou kunnen zijn.
Overigens
maakt het in de hierna volgende theorie niet uit als hier wel sprake
van zou kunnen zijn omdat het nog steeds de vraag open laat van wat
er dan wel was voor het ontstaan van ons universum.
Het
zou mij verwonderen als zou blijken dat deeltjes zich van de ene in
de andere dimensie zouden begeven. Het zou de processen in de natuur
veel ingewikkelder maken dan strikt noodzakelijk is om tot de creatie
van ons universum en het heelal te komen.
De
natuur houdt van simpel.
11. STERKERE
(RUIMTE)TELESCOPEN
Op
het moment is circa 13,2 miljard jaar het verst dat wij terug in de
geschiedenis van ons universum kunnen kijken. Er wordt gewerkt aan
telescopen en technieken om nog dieper ons universum - en dus de tijd
- in te kunnen kijken.
Bij
13,7 miljard jaar diep kijken in ons universum zouden wij de rand
moeten zien van ons universum.
Wij
kunnen dus (nog) niet zien wat er zich in die buitenrand afspeelt.
(Als wij ons hypothetisch gezien aan de rand van ons universum hadden
bevonden met onze Aarde hadden wij dit wel moeten zien! Dit roept wel
vragen op waar ik verder in dit stuk op in zal gaan).
Naar
wat ik begrepen heb zouden wij op die afstand een gebied moeten
tegenkomen van ongeveer 400.000 lichtjaar "dik" (The Dark
Ages genoemd) waarin zich de kenmerken zouden voordoen van de eerste
400.000 jaar direct na het inzetten van de oerknal. In deze tijd na
de oerknal zouden zich nog geen deeltjes hebben kunnen vormen en zou
er alleen straling geweest moeten zijn.
12. WAS
DE OERKNAL EEN GEVOLG VAN EEN GEBEURTENIS UIT EEN ANDERE DIMENSIE?
Dit
is niet waarschijnlijk.
Ik
denk in de eerste plaats dat er een logisch proces plaatsgevonden
moet hebben bij de creatie van ons universum. Andere dimensies maken
het ingewikkelder en dat kan niet de weg zijn die de natuur gevolgd
heeft. Er moeten verklaringen zijn die meer voor de hand liggen.
De
andere gedachte die ik hierbij heb dat als de oerknal uit een andere
dimensie kwam er aan de "andere kant" zich ook een proces
voorgedaan moet hebben.
Dus
herkomst uit een andere dimensie lijkt geen optie in de verklaring
van de oorsprong van ons universum.
13. ZIJN
ER ANDERE VERKLARINGEN MOGELIJK?
Het
ontstaan van het heelal moet volgens mij volgens zeer fundamentele
natuurwetten geschied zijn en dit kan niet op een zeer ingewikkelde
manier gebeurd zijn maar op een relatief simpele manier. Dus zonder
vele dimensies bijvoorbeeld.
Ik
denk dat in het doorgronden van de oorsprong van het heelal en ons
universum wij genoeg hebben aan de eerste vier dimensies.
Helemaal
niets en oneindig zijn dus in de hoedanigheid dat het heelal uit
"niets" bestaat blijkbaar gelijke grootheden. Vanaf elk
punt in deze situatie -als er helemaal niets is- tot elk ander
willekeurig punt maakt namelijk geen verschil in tijd om hier te
arriveren maar tegelijkertijd kan je er ook niet arriveren omdat je
er nooit aan zou kunnen komen.
Niets
staat dus gelijk aan alles. Geen afstand is gelijk aan oneindige
afstand. Geen tijd aan oneindige tijd.
Dit
is dus de staat van het begin: een onmetelijk groot niets.
Maar
wel een heel bijzonder "onmetelijk groot niets"! Een ultiem
spanningsveld tussen "niets" en "oneindig", dit
moet wel tot een ontlading leiden!
Het
oeruniversum moet zijn ontstaan toen het zich in deze "lege"
staat bevond. Het is niet aannemelijk dat er zo maar iets wel was.
Want waar zou dat dan weer vandaan komen?
Ik
start mijn betoog vanuit het uitgangspunt van een oneindigheid gevuld
met "niets".
Om
de huidige situatie waarin wij ons bevinden, die dus gewoon ontstaan
is, omdat de situatie er nou eenmaal is en wij er zijn, mogelijk te
maken moet een - naar onze maatstaven gemeten - geweldige hoeveelheid
van noem het maar ontstaansenergie benodigd zijn geweest. Ik zeg
bewust "naar onze maatstaven" want op kosmische schaal zou
het wel eens een peulenschil aan benodigde ontstaansenergie geweest
kunnen zijn.
Deze
energie moet in potentie aanwezig zijn gelijkmatig of redelijk
gelijkmatig of helemaal niet gelijkmatig in het gehele heelal.
In
het oeruniversum moet sprake zijn van deze energie in de vorm van een
immens en enorm krachtenveld tussen niets en alles. Er zijn krachten
die de zaak naar een nulsituatie pogen te trekken maar ook krachten
die naar het oneindige toe willen neigen. Ik visualiseer dat voor
mijzelf als twee Maagdenburger halve bollen die aan elkaar gezogen
zijn.
Maar
dan op een ongekend grote schaal.
Het
is niet aannemelijk dat deze toestand tussen "niets" en
"alles" een toestand van "rust" geweest moet
zijn. Hoewel het mogelijk zou kunnen zijn dat in een rustsituatie er
zich processen zouden kunnen voordoen die tot de vorming van materie
hadden kunnen leiden is deze vorm van het oerheelal niet
waarschijnlijk.
De
in dit stuk beschreven processen die tot de vorming van ons universum
op gang gekomen zijn zouden dan namelijk niet hebben plaatsgevonden.
Wij
moeten hier dus te maken hebben met een vacuüm van ongekend grote
kracht.
Ik
stel mij voor dat in een soort rimpeling of huivering of een
schokgolf in het oeruniversum deze "Maagdenburger halve bollen"
(ons universum) zich hebben moeten scheiden.
Het
kan dus niet anders dan dat in deze geweldige krachtsuitingen - toen
de "Maagdenburger halve bollen" met tomeloos geweld uit
elkaar werden getrokken - de vroegste deeltjes zich afgescheiden
moeten hebben.
Deze
deeltjes oefenen een onderlinge aantrekkingskracht of afstoting op
elkaar uit. In aanleg hebben deze deeltjes elektromagnetische kracht
en de sterke- en zwakke kernkracht in zich. Deze krachten hebben zich
in totaliteit gemanifesteerd toen deeltjes zich met elkaar gingen
verenigen.
De
deeltjes ontstaan uit de oerontlading noem ik deeltjes van de eerste
generatie. Deeltjes ontstaan in opvolgende evenementen zijn dus van
latere generaties.
Op
de zwaartekracht ga ik nader in dit stuk wat uitgebreider in.
Zoals
het heelal dus ontstaan is uit niets, zo zullen alle vrijgekomen
elementaire deeltjes opgeteld bij elkaar weer tot de uitkomst "nul"
moeten leiden. Ik volg hierbij het principe "niets wordt
geschapen, niets gaat verloren". Daar het "niets" als
het ware ontleed is proberen de deeltjes weer in elkander op te gaan.
Alleen
heeft de natuur dit zoals duidelijk is, anders zouden wij niet
bestaan en zou er geen universum zijn, onmogelijk gemaakt blijkbaar.
De
na de annihilatie overgebleven ontstane deeltjes "passen"
niet meer in elkaar en kunnen elkaar niet meer opheffen waardoor zich
de andere natuurkundige processen kunnen gaan voltrekken. Dat deze
andere natuurkundige processen zich voordoen moet waar zijn en dus
wetmatig gebeuren.
Wij
zien zich dit namelijk overal om ons heen gebeuren en bovendien
zouden wij er anders niet zijn.
Door
ons gehele universum probeert de materie zich weer met elkaar te
verenigen zoals elders in dit stuk beschreven wordt.
(Als
deze krachten niet zouden hebben bestaan dan zou materie nooit hebben
kunnen samenklonteren en zou een universum zoals wij dat nu kennen
nooit hebben kunnen bestaan. Alle deeltjes zouden in los verband van
elkaar door de ruimte hebben bewogen zonder massa te vormen.)
Op
het moment dat de elementaire deeltjes, of meteen, of in verloop van
tijd, ontstaan zijn zijn de vier dimensies een feit. Want doordat er
materie of in ieder geval iets is om je doorheen te kunnen bewegen is
er ook tijd benodigd om van het ene willekeurige punt in het heelal
naar het andere willekeurige punt in het heelal te komen. Dit ook in
alle denkbare richtingen. Er dus ook is afstand ontstaan.
Bij
het ontstaan van deze vier dimensies is dus het verschijnsel "tijd"
ontstaan.
De
vastgestelde maximale snelheid in ons universum is de lichtsnelheid.
Tenzij er sprake is van andere situaties zoals deze in de loop der
tijd hebben kunnen ontstaan, zoals wormholes en andere vervormingen
in de ruimte-tijd.
14. VACUÜMS
In
de context van deze theorie onderscheid ik drie types vacuüms:
1.
Zoals wij deze bij objecten in universa tegenkomen en die een
dampkring hebben, zoals hier op Aarde;
2.
In de ruimte zoals deze heerst intern in de universa (aangenomen dat
dit de grootste op zichzelf staande structuren zijn in het heelal)
en;
3.
Zoals zij van kracht zijn in het (oer)heelal.
Het
vacuüm van het oerheelal is binnen deze theorie het meest
interessant, daarom wil ik hierop wat verder ingaan.
Het
is absoluut onwaarschijnlijk dat zich buiten dit "supervacuüm"
nog iets anders bevond dat als het ware het supervacuüm en alles wat
zich erin zou hebben kunnen bevinden samengedrukt heeft tot iets van
oneindige dichtheid met het formaat van een atoom.
Ik
ga hier verder niet op in omdat ik als ik hierover nadenk ik in
allerlei cirkelredeneringen verzeild raak die niet tot een
verklaarbare uitleg van het ontstaan van ons universum leiden.
Het
is daarom het meest waarschijnlijk dat de gebeurtenis zich intern in
dit vacuüm heeft afgespeeld. Dat het een vacuüm geweest en niet een
soort neutrale toestand moet zijn geweest is voor mij zeker. Dit
alleen al op grond van de gedachte dat anders de kracht zou ontbreken
om de uitdijing van ons universum te verklaren. Tenzij wij dan weer
begrippen gaan introduceren als donkere energie en donkere materie.
Een
bijzonder kenmerk van dit type vacuüm is dat deze niet kan
imploderen zoals de types 1 en 2 wel kunnen. In rangorde is dit type
3, met een totale afwezigheid van materie, het sterkst en
allesomhullend zodat het alles daarbinnen in zich tracht op te nemen.
Hierbij proberen de deeltjes van type 1 en 2 naar de buitenrand van
het type 3 te bewegen. Door de oneindigheid van type 3 zullen zij
daar nooit aankomen omdat type 3 oneindig is.
Type
3 kan zijn kracht uitoefenen omdat type 2 een aparte entiteit is met
aparte interne processen en krachtsverhoudingen en daardoor ook een
afgesloten geheel op zich vertegenwoordigt ten opzichte van type 3.
Type
3 is een bijzonder vacuüm. In dit type heerst geen tijd en geen
ruimte. Dit is het oerheelal met al zijn kenmerken.
Het
is een optimale omstandigheid voor een type 2 vacuüm om met
ongekende kracht ingezogen te worden.
15. DE
SPONSACHTIGE STRUCTUUR VAN ONS UNIVERSUM
Ons
universum is dus niet ontstaan uit een oerknal van minieme
afmetingen, dit is onaannemelijk, maar eerder uit een soort
"scheuring" in het supervacuüm van het oerheelal.
Ik
stel mij deze scheuring ook voor als een fenomenale ontlading,
immense bliksems in een bolvormige structuur, om dit te visualiseren.
Hieruit
kan dan ook de sponsachtige structuur van ons universum verklaard
worden.
16. DE
"FLARDEN" VAN DE SPONSACHTIGE STRUCTUUR
Als
strepen van condensvorming van vliegtuigen in de atmosfeer die
uitwaaieren en vervagen zo zullen ook de sporen van de oerontlading
zich vervormen. Omdat er in het heelal, in het niets, geen wind is
verwaaien de reststructuren niet zodat vormen vanuit hun oorsprong in
aanleg behouden blijven. Doordat de materie is gevormd en de eerste
kenmerken van de ontlading zijn verdwenen is alleen het gevolg van de
ontladingen overgebleven. Dit is dus de sponsachtige structuur.
Alle
deeltjes worden in ons -nu beginnende universum- door het heelal naar
elkaar toe getrokken in de overblijfselen van de "schichten"
van de ontlading die ik voor mijzelf flarden noem. Dit naar elkaar
toetrekken wordt veroorzaakt door de onderlinge aantrekkingskracht
van de deeltjes die zij op elkaar uitoefenen.
Hieronder
meer over de vorming van de elementaire deeltjes.
17. VORMING
VAN DE ELEMENTAIRE DEELTJES
In
de literatuur wordt gesteld dat vorming van deeltjes in de oerknal
moet zijn gebeurd onder enorme temperaturen en druk.
Zoals
ik het mij voorstel kunnen er in de hiervoor genoemde immense
ontladingen enorme temperaturen en druk geheerst hebben. En ook
mogelijke andere effecten die bij de ontladingen een factor zouden
kunnen zijn zoals een vacuüm op onvoorstelbaar grote schaal.
Goed
kijkend naar de sponsachtige structuur en het verschijnsel van
bliksems of ontladingen kunnen wij zien dat er verschillende diktes
zijn in de uitlopers. Het kan zijn dat er in de hoofdaders en
uitlopers, en ook aan de randen, zich verschillende situaties hebben
voorgedaan in intensiteit. Deze verschillen kunnen goed mogelijk de
oorzaak zijn van de vorming van verschillende elementaire deeltjes.
Als druk- en temperatuur of vacuüms in de ontladingen overal eender
geweest zouden zijn dan dan hadden er gelijke deeltjes moeten
ontstaan. En dit schijnt dus ogenschijnlijk niet het geval geweest te
zijn.
Ook
zou dan in dit geval de annihilatie op veel grotere schaal geweest
zijn waarbij alle of nagenoeg alle deeltjes zich zouden moeten
opheffen en geen of nagenoeg geen deeltjes meer overgebleven zijn.
Materie
en antimaterie kunnen heel goed in zo'n proces met massale
tegengestelde krachten gevormd zijn. Inspirerend vind ik de gedachte
dat materie en antimaterie elkaar kunnen opheffen. Dit schijnt dan te
gebeuren met het vrijkomen van zeer veel energie.
Het
lijkt op het omgekeerde proces van de schepping van deze deeltjes.
Dat
de deeltjes niet direct na de scheuring weer in elkaar opgegaan zijn
is dat de verschillende soorten materie en antimaterie die paren
hoorden te vormen in de annihilatie als het ware na de creatie van
elkaar "verdwaald" zijn en gaan samenklonteren met
"vreemde" elementaire deeltjes waardoor deze deeltjes
stabiel geworden zijn.
18. KUNNEN
DEELTJES OOK ONTSTAAN ZIJN ZONDER ONTLADING?
Dit
is niet waarschijnlijk omdat er dan waarschijnlijk geen heftig proces
aan ten grondslag zou liggen bij hun vorming. Het zou in mijn ogen te
gelijkmatig plaatsvinden in omstandigheid om verschillende deeltjes
te creëren.
Al
schrijvende probeer ik mij voor te stellen hoe dit past vanaf het
niets.
Ook
kan ik mij (nog) niet goed voorstellen hoe wolken deeltjes in het
supervacuüm (als natuurlijk "bijproduct" in het
krachtenspel van het oerheelal om het visueel voor mijzelf te maken)
zich dan zouden gedragen om bij elkaar te geraken. Zonder ontladingen
lijkt het mij dat je klontervorming zonder uitlopers krijgt.
Maar
het grootste bezwaar tegen deze voorstelling zonder ontlading is dat
er uitgegaan wordt van een niets met deeltjes. Want waar kwamen die
dan weer vandaan? Ze kunnen er namelijk niet zomaar zijn.
Ik
kom dus steeds weer uit bij de ontlading tussen de tegenovergestelde
krachten van niets en oneindig.
Voordat
ik verder in ga op de sponsachtige structuur in deze theorie wil ik
eerst mijn visie op een aantal andere zaken toelichten en bespreken.
19. TOELICHTING
EN BESPREKING OP (SUB)ATOMAIR NIVEAU
20. ZWAARTEKRACHT
Ook
wordt gezocht naar de samenstelling van zwaartekracht. Ik lees
hierover dat het een relatief zwakke kracht is. En ook wordt gesteld
dat het een massaloze kracht is.
Ik
ga van de veronderstelling uit dat de hierboven genoemde deeltjes
"naar elkaar op zoek" blijven gaan om elkaar op te heffen.
In de vorm van processen van cohesie en adhesie.
Verder
in dit stuk wordt ingegaan op de krimp en verwijdering van ons
universum.
In
de aanloop tot dit stuk heb ik in de versies hiervoor de
zwaartekracht meegenomen als element in mijn betoog. Gaandeweg bij
het schrijven van dit stuk is de zwaartekracht verdwenen uit mijn
theorie en als fundamentele kracht niet meer nodig gebleken in de
verdere verwoording van mijn stellingen.
Ik
durf te stellen dat de zwaartekracht als los op zich staande kracht
ook niet bestaat maar dat het naar elkaar toe bewegen van materie
zuiver het gevolg is van de drang van de verschillende materie om
zich weer in elkaar te verenigen.
Maar
dit dus niet meer kunnen.
Die
aantrekkingskracht tussen de materie kan bestaan door onze
plaatselijke afgesloten situatie van ons universum met de rest van
het heelal (waarin wij met geweld ingezogen worden). Terwijl de
materie in ons universum niet uit elkaar wil maar juist naar elkaar
toe.
Ik
denk in mijn denkraam dat de drie overgebleven fundamentele
natuurkrachten, de elektromagnetische kracht en de sterke- en zwakke
kernkracht voldoende zijn om het geheel theoretisch te omschrijven.
21. DE
STERKE KERNKRACHT
Sterke
kernkracht trekt niet alleen protonen en neutronen in de kern aan
maar ook atoomkernen die rondom de kern gelegen zijn. Dit veroorzaakt
het krachtenveld dat wij zwaartekracht noemen. Maar het is de sterke
kernkracht die de kracht is.
Hoe
meer kernen bij elkaar hoe meer materie hoe sterker deze kracht.
De
kracht die zwaartekracht genoemd wordt is namelijk niet overal
hetzelfde en varieert van object tot object. Zelfs op onze Aarde
varieert de "zwaartekracht".
Als
de zwaartekracht echt zou bestaan als een aparte fundamentele kracht
dat zou op een licht object, bijvoorbeeld onze maan, de valsnelheid
eender moeten zijn als hier op Aarde.
Immers,
de materie is in beginsel van dezelfde structuur als hier op Aarde en
daardoor zou als zwaartekracht "vallende" materie even hard
moeten aantrekken als hier op Aarde, maar dat gebeurt dus
niet.
Dat
dit dus niet gebeurt komt dus door de clustervorming van atoomkernen
op de maan bijvoorbeeld minder is als hier op Aarde en dus een
zwakker veld van (gedeeltelijk) gecumuleerde sterke kernkracht
oplevert.
Zwaartekracht
is te omschrijven als een accumulatie van sterke kernkracht.
Dus
in dit verband is het niet vreemd dat er zelfs hier op Aarde
plaatselijk verschillen in de "zwaartekracht" worden
waargenomen.
22. DE
ELEKTROMAGNETISCHE KRACHT
De
elektromagnetische kracht zorgt ervoor dat de afzonderlijk atomen
niet bij elkaar kunnen komen.
Deze
kracht wordt overgebracht door fotonen. Op deze kracht wordt onder
meer verder op ingegaan onder het onderwerp hieronder van
"opvattingen over gekromde ruimte".
23. DE
ZWAKKE KERNKRACHT
Binnen
deze theorie ga ik niet verder op deze fundamentele natuurkrachten in
daar deze voldoende duidelijk elders is omschreven en waaraan ik
niets toe te voegen heb en ook geen andere visie over heb.
24. HET
HIGGS DEELTJE EN QUASI ANNIHILATIE
Ik
citeer hieronder een stukje van Barry van der Meer uit een artikel
van Kennislink van 4 juli 2012 dat ging over de vermoedelijke
ontdekking van het Higgsdeeltje.
"Dat
was een antwoord op de vraag hoe deeltjes aan hun massa komen, iets
wat ontbrak in het Standaardmodel, de theorie van alle elementaire
deeltjes, zoals quarks, elektronen en neutrino’s, en hun onderling
werkende krachten. De natuurkundigen kwamen met een veld dat het hele
universum vult en werkt als een soort grote strooppot. Deeltjes
worden hierin afgeremd, en worden zo zwaarder. Hoe meer een deeltje
wordt afgeremd, hoe zwaarder het is."
"Het
effect van een veld – in dit geval een deeltje massa geven –
wordt altijd overgedragen door een deeltje. Zo brengt een foton
bijvoorbeeld de elektromagnetische kracht over. In het geval van een
Higgsveld moest er dus een Higgsdeeltje zijn. Met andere woorden: als
men het Higgsdeeltje weet te vinden, toont dat het bestaan aan van
een Higgsveld – en daar is het de natuurkundigen uiteindelijk om te
doen."
Als
een atoomkern enkel en alleen zou bestaan uit protonen dan zouden
deze elkaar afstoten. De mix van elementaire deeltjes die in de
atoomkern de protonen en neutronen vormen maken de omstandigheid dat
zij elkaar aantrekken en zonder elkaar op te heffen massa kunnen
vormen.
Ik
sluit het niet uit dat er in het spectrum van elementaire deeltjes
nog deeltjes gevonden worden die bepaalde eigenschappen in zich
dragen. Maar ik acht het eerder waarschijnlijk dat een deeltje met de
eigenschappen die aan het Higgs deeltje worden toegedicht nooit
gevonden gaat worden daar de vorming van atoomkernen eerder het
gevolg lijkt te zijn van een quasi annihilatie als van een bepaald
deeltje dat verantwoordelijk zou zijn dat kernen konden ontstaan.
Een
apart deeltje dat voor samenklontering zorgt of materie hun massa
geeft door ze als het ware aan elkaar te lijmen is natuurlijk niet
echt nodig. Genoeg is een omstandigheid van aantrekking tot
annihilatie waarin het proces van annihilatie eenvoudigweg niet tot
stand is gekomen. De aantrekkingskracht onderling is er wel maar
opgaan in elkaar is er niet.
Er
is geen apart "lijmdeeltje" nodig in aanvulling op de
elementaire deeltjes die wij nu al kennen want de deeltjes in de
neutronen- en protonen combinaties hebben alle kenmerken al in zich
om zich aan elkaar te willen- en kunnen binden.
Bovendien,
als er wel een onbekend apart lijmdeeltje of lijmdeeltjes zou bestaan
dan zouden deze in zulke enorme massa's aanwezig moeten zijn en zulke
krachten moeten genereren dat dit ons onmogelijk kan ontgaan. Tenzij
wij theoretisch zo'n kracht gaan creëren. Het zou dus een kracht
moeten zijn die zelfs protonen naar elkaar toetrekt en bij elkaar kan
houden!
Massa
ontstaat als er niet geannihileerd kan worden waardoor de elementaire
deeltjes (en ook afgeremd zijn) blijven bestaan en een structuur gaan
vormen die dus massa gaan vertegenwoordigen.
25. WATERSTOF
Terwijl
ik aan het vorige onderwerp aan het schrijven was dacht ik aan het
waterstofatoom. Dit atoom is het enige atoom dat slechts uit een
proton en een elektron bestaat. Ik heb gelezen dat 75% van alle
materie in ons universum uit waterstof bestaat en dat dit het meest
voorkomende element is.
In
zijn "eenvoud" heeft dit atoom wel alle kenmerken in zich
van de sterke kernkracht en de elektromagnetische kracht. Het proton
en het elektron trekken elkaar als tegengestelde kracht aan. Maar
toch verdwijnt het elektron niet in de kern maar wordt ook niet
afgestoten.
Een
elektron noemt men een puntdeeltje en ik heb begrepen dat
puntdeeltjes elementair zijn en niet verder te delen zijn.
Ik
stel mij een experiment voor om protonen van een waterstofatoom te
laten botsen om te zien in hoeveel en in welke deeltjes zij uiteen
vallen. De combinatie van deeltjes die aldus vrij zouden moeten komen
zouden dan kunnen wijzen naar welke elementaire deeltjes in
combinatie er voor zorgen dat de elektromagnetische kracht opgewekt
wordt zodat de elektronen op afstand gehouden worden.
Deze
deeltjes wijzen in combinatie ook naar de elementaire deeltjes die
ook de sterke kernkracht (zwaartekracht = geaccumuleerde sterke
kernkracht) veroorzaken. Tevens zou hieruit ook moeten blijken
hoeveel sterke kernkracht er dus nodig is om een enkel elektron
ingevangen te houden.
Overigens
lees ik in Wikipedia dat het proton van een waterstofatoom bestaat
uit twee up- (kleurlading rood en blauw) en een down quark
(kleurlading groen).
26. GLUONEN
Ik
heb te weinig kennis van de integrale materie. Gluonen schijnen een
verbindende factor te zijn die quarks
aan elkaar kunnen binden. Toch begrijp ik dit niet helemaal en heb
soms het vermoeden dat quarks in hun kleurcombinaties de
krachtcombinaties en verbindingen kunnen vormen die hechting aan
elkaar met zich meebrengt en zo de verschillende fundamentele
natuurkrachten veroorzaken.
Kijkende
naar afbeeldingen van botsingen in deeltjesversnellers heb ik ook wel
eens het vermoeden dat deeltjes die met hoge snelheid op elkaar
botsen niet alleen maar uiteenvallen in elementaire deeltjes. Ik
bedoel hiermee te zeggen dat in mijn voorstellingsvermogen
elementaire deeltjes als zij op elkaar komen met een klap wel stuk
kunnen. Het lijkt dan of er verschillende deeltjes zijn maar dat
hoeft niet altijd zo te zijn. Wij kunnen brokstukken waarnemen die op
zich geen nieuwe eigenschappen in zich dragen. Tenzij bij
(combinatie)botsingen van dezelfde type atomen altijd identieke
patronen ontstaan en foto's genomen worden die in dezelfde situatie
uitgevoerd hetzelfde beeld opleveren. Dit is iets dat ik niet kan
beoordelen. Maar dit moet wel blijken uit de waarnemingen bij CERN.
Als
e=mc2 dan zou je dus in theorie moeten kunnen blijven botsen en
breken totdat je de hoeveelheid van "1 eenheid van Energie"
waarneemt. De botsingen moeten dan wel superkrachtig zijn en met heel
veel energie opgewekt worden, veel krachtiger dan nu het geval is in
de deeltjesversnellers.
27. ANNIHILATIE
Over
annihilatie en de zeer grote hoeveelheid energie die dit oplevert als
positief en negatief geladen deeltjes bij elkaar komen is al zeer
veel geschreven. Omdat dit verschijnsel mij als zeer logisch overkomt
en ook binnen de theorie past is er voor mij geen aanleiding om hier
verder op in te gaan.
28. OPVATTINGEN
OVER GEKROMDE RUIMTE
Schrijvende
aan dit stuk kijk ik ook op internet wat er geschreven wordt over de
onderwerpen die ik behandel in dit stuk. Soms stuit ik op onderwerpen
die nieuw voor mij zijn.
Een
van die onderwerpen is gekromde ruimte. Niet dat ik nog er nooit van
gehoord had maar ik heb er verder nooit over nagedacht.
In
een kort interview met professor Icke dat ik beluisterde op internet
vertelde hij dat hij onderzoek deed naar dit onderwerp. De
vraagstelling die hij zichzelf oplegde als hij tijd overhield was dat
rond materie de ruimte gekromd is en hoe materie aan de ruimte er
omheen vertelt dat de ruimte er omheen gekromd is.
Naar
mij verder bleek heeft Albert Einstein als eerste het fenomeen
voorspeld in een van zijn theorieën waarna het ook later ook werd
aangetoond. Maar vanuit natuurkundig perspectief is het niet te
verklaren, anders dan bijvoorbeeld het fenomeen theoretisch te
verklaren door het introduceren van aanwezigheid van donkere materie.
Ik
kan mij niet voorstellen dat de lege ruimte op zich gekromd is. Toch
lijkt het zo. Sommige beelden van ons universum geven een
spiegeleffect. En elektronen draaien ook om de kern van het atoom.
Het
volgende dat ik ga schrijven had ik al in mijn hoofd en had het
eigenlijk onder het hoofdstuk annihilatie willen onderbrengen maar
het meer onder dit onderwerp vind thuishoren.
Wat
ik had willen schrijven luidt als volgt:
In
de ontlading en de uitlopers hiervan zijn verschillende soorten
elementaire deeltjes ontstaan, positief en negatief geladen die dus
per saldo opgeteld nul vormen.
In
het eerste proces is door annihilatie het grootste deel weer in
elkaar opgegaan, wat weer met vrijkomen zeer veel energie gepaard is
gegaan. Dit kan een omgekeerde vorm van de ontstaansenergie geweest
zijn.
Van
de overgebleven deeltjes is er een proces op gang gekomen dat ervoor
gezorgd heeft dat bepaalde deeltjes aan elkaar zijn gaan hechten.
Deze hebben protonen en neutronen gevormd die zich met elkaar hebben
verbonden. Deze deeltjes hebben een soort quasi annihilatie ondergaan
omdat zij elkaar niet konden annihileren. In deze vorm van quasi
annihilatie manifesteert zich de sterke kernkracht.
Elektronen,
die naar ik gelezen heb elementaire deeltjes zijn en als zodanig niet
verder zijn te delen proberen de kern te bereiken om te annihileren.
Dit
lukt ze alleen niet.
De
lading in de kern heeft door het samengaan van protonen en neutronen
een wezenlijke verandering ondergaan. De drang tot annihileren is er
zeker nog maar -zoals gezegd- moet de lading veranderd zijn waardoor
de elektronen wel de kern naderen maar op een afstand gehouden
worden. Deze afstand is precies zo gepositioneerd dat zij op de zone
van een zekere afstoting en aantrekkingskracht blijven "hangen".
De elektronen willen wel verder maar kunnen niet en kunnen ook niet
terug.
Zoals
ik het mij voorstel "hangt" de kern niet statisch maar
draait (mogelijk ook onder invloed van nabij gelegen atoomkernen)
waarbij ik mij ook kan voorstellen dat de elementaire deeltjes
waaruit de kern opgebouwd is ook kunnen bewegen of draaien ten
opzichte van elkaar. Deze draaiingen en of bewegingen zouden de
elektromagnetische kracht kunnen genereren.
De
kern heeft dus als het ware er een ander soort lading bijgekregen die
zich los van de sterke kernkracht manifesteert en zorgt dat
elektronen in hun zone blijven waarin zij rond om de kern bewegen. Ik
denk dat dit de elektromagnetische kracht moet zijn.
Dit
zou dus meteen inhouden dat de elektromagnetische kracht niet de
kracht is die elektronen bij het atoom houdt maar er juist voor zorgt
dat de elektronen niet de kern kunnen bereiken.
Afhankelijk
van de samenstelling van de kern kunnen er meer of minder elektronen
ingevangen worden. Daar elektronen elkaar afstoten zullen zij blijven
zoeken naar hun perfecte onderlinge afstand ten opzichte van elkaar.
Heel
kort gezegd (zonder hier uitgebreid over uit te wijden) verklaart het
bovenstaande dan ook meteen waarom de Aarde niet de zon ingezogen
wordt als wij dichtbij zijn en het heelal in gelanceerd worden als
wij ons ons naar het verste punt van de zon bewegen in onze
jaarcyclus.
Het
hierboven genoemde verschijnsel herhaalt zich ook in ons zonnestelsel
en in grotere structuren etcetera.
Dit
is dus ook van toepassing op de structuur van ons gehele universum
als een op zichzelf staand object gezien. Hierdoor kan ons universum
dus zijn ronde en consistente vorm aannemen, zie het als een
supergroot atoom. Tevens zorgt dit gegeven er ook voor dat het
supervacuüm van het omliggende heelal grip heeft op ons universum
(als een bel van zeepsop) waardoor wij uitdijen.
29. AANSLUITING
ALGEMENE RELATIVITEITSTHEORIE VAN EINSTEIN OP DE KWANTUMTHEORIE
De
algemene relativiteitstheorie is een theorie op kosmische schaal en
de kwantumtheorie een theorie op subatomaire schaal.
Een
groot probleem in de natuurkunde is, naar mij is gebleken, de
aansluiting tussen de theorie van Einstein en de kwantumtheorie die
de overige drie fundamentele krachten beschrijft omdat er nog geen
theorie is die gravitatie kwantumtheoretisch consistent beschrijft.
De
zwaartekracht die een object uitoefent op een ander object vermindert
volgens een bepaalde constante al naar gelang de afstand tussen die
objecten groter wordt.
In
de theorie zoals ik deze in dit stuk heb verwoord kom ik tot de
conclusie dat gravitatie gecumuleerde sterke kernkracht is. Onder
verwijzing hiernaar en mijn conclusie dat er slechts drie
fundamentele natuurkrachten zijn. Gravitatie = gecumuleerde sterke
kernkracht en heeft op kosmische- en subatomaire schaal precies
dezelfde werking omdat het dezelfde kracht is die uitgeoefend wordt.
Daar
waar op dit punt een theoretisch probleem ontstaat in samenhang met
de oerknaltheorie speelt dit niet in mijn theorie omdat het ontstaan
van ons universum hierin op veel grotere schaal wordt beschreven.
30. WAT
IS DE INVLOED VAN HET BOVENSTAANDE OP BANEN VAN PLANETEN?
In
Wikipedia lees ik bij een onderwerp over problemen met de huidige
theorieën van zwaartekracht: "De banen van de planeten dijen
sneller uit dan te verklaren is met verlies van zonsmassa".
Door
interne processen in zonsmassa's verdwijnt er massa. Dus de
aantrekkingskracht op planeten wordt minder wat weer tot gevolg heeft
dat de baan wijder wordt. Tevens vermindert het elektromagnetische
krachtveld rondom de ster waardoor het veld dat de planeet van de
ster afhoudt ook afneemt. (Ik verwijs naar mijn gedachten en
constateringen elders in dit stuk.) De cumulatie van sterke
kernkracht vermindert (als sterkere kracht boven de
elektromagnetische kracht) per saldo meer ten opzichte van de
elektromagnetische kracht waardoor er een wijdere baan ontstaat als
alleen op basis van de toegenomen afstand van de planeet tot haar
ster kan worden afgeleid uit de formule.
De
verwijdering is dus niet alleen een gevolg van verandering in
aantrekkingskracht van de ster maar ook een verandering in het
elektromagnetische veld rondom de ster. Als het ware ontstaat er door
deze combinatie een "weker" krachtenspel van krachten
rondom de ster waardoor de baan van de planeet wijder wordt dan
alleen aangenomen kan worden door alleen de aantrekkingskracht in de
berekening te betrekken.
Sondes
die de diepe ruimte ingestuurd worden en ons zonnestelsel aan het
verlaten zijn zullen iets meer aan snelheid verliezen dan alleen op
basis van de formule kan worden berekend. (Enkele andere invloeden
als de aantrekkingskracht van andere hemellichamen die bijvoorbeeld
een zijdelingse aantrekkingskracht uitoefenen op het object waardoor
het object geen perfecte rechte baan meer van ons af maakt waardoor
het lijkt als het langzamer gaat daargelaten.) Eerder denk ik dat het
echte snelheidsverlies kan worden toegeschreven aan het feit dat ons
universum niet leeg is en dat het object weerstand hiervan
ondervindt. Dus in deze weerstand kan dit bijvoorbeeld botsingen met
stofdeeltjes zijn die de snelheid extra verminderen.
31. DE
DRAGERS VAN DE STERKE KERNKRACHT EN DE "lege ruimte" in ons
universum
De
sterke kernkracht moet een zeer sterke kracht zijn. Als ik de formule
goed begrepen heb meer dan 100 keer zo sterk als de
elektromagnetische kracht en vele malen sterker dan de zwakke
kernkracht.
Kijkend
naar het spiegeleffect dat ook in deze theorie wordt behandeld kom ik
tot de conclusie dat licht wordt afgebogen door de elektromagnetische
kracht.
Als
straling wordt uitgezonden door objecten zoals bijvoorbeeld onze zon
dan blijft deze straling onderhevig aan de aantrekkingskracht van het
object. In de straling wordt dus als het ware de sterke kernkracht
"doorgegeven".
Als
E=MC2 dan is massa M=E/C2. De cumulatie van sterke kernkracht heeft
-zoals ik hieronder behandel in het onderwerp zwarte gaten- ook vat
op elektromagnetische straling en neemt het op.
De
cumulatie van sterke kernkracht wordt dus doorgegeven in de straling.
Straling
is alom aanwezig in ons universum en vult dit als het ware op. De
ruimte tussen de objecten in ons universum is dus niet leeg maar
wordt opgevuld door het "canvas" van straling.
Ons
universum is dus als het ware een aaneengesloten eenheid. Soms zeer
dicht zoals in zwarte gaten en soms heel ijl zoals in de
interstellaire ruimte.
Maar
het is nooit "leeg" zoals het door mij beschreven oerheelal
ofwel het vacuüm type 3.
Objecten
als planeten baden als het ware in de straling. Door de straling
ontstaat er als het ware een verbinding tussen objecten waardoor zij
in elkaars aantrekkingsveld raken. Een aantrekkingsveld dat alom
vertegenwoordigd is en waaraan zij niet kunnen ontsnappen.
Hierdoor
kan de sterke kernkracht ook op grote afstanden zijn werk doen en het
andere object aantrekken. Het zwaardere object kan dus het lichtere
object naar zich toe trekken.
Dit
effect treedt onderling op tussen alle hemellichamen. Ellipsvormige
banen kunnen ook zo ontstaan. De sterke kernkracht remt een object
traploos in zijn baan als het van de andere object steeds verder van
zich verwijderd tot het als het ware terugvalt naar het zwaardere
object. Waarom het object niet standaard in het zwaardere object
verdwijnt wordt nader in deze theorie omschreven.
Het
hele voornoemde proces is niet het gevolg van een enkel deeltje maar
treedt op door oorzaak van het gehele stralingsveld.
Kijkend
naar de Aarde en onze Maan is dit verschijnsel dus ook van
toepassing. De sterke kernkrachten van onze Aarde en onze Maan worden
getransporteerd door de tussenliggende straling waardoor zij dus naar
elkaar toe getrokken kunnen worden.
Als
de ruimte in ons universum (in het hypothetische geval) gevuld zou
zijn met niets kan er dus ook geen kracht doorgegeven worden. Dus ook
de elektromagnetische kracht niet. In dit geval zou er dus geen
samenhang zijn in ons universum tussen de objecten. Als het ware
ontstaat er een "brug" waar over objecten naar elkaar
toegetrokken kunnen worden.
Zoals
straling terug wil naar bijvoorbeeld de ster waar het van afkomstig
is maar daar veel te snel voor gaat om teruggetrokken te worden
(behalve in de situatie van zwarte gaten bijvoorbeeld) wordt de
straling aan de andere kant aangetrokken door het object dat het
nadert.
Daar
waar in ons universum meer stralingsdichtheid is zullen objecten zich
daar meer concentreren als op andere plaatsen waar de
stralingsdichtheid minder is.
Ik
realiseer mij dat er meerdere types straling zijn. Op Wikipedia lees
ik dat alle elektromagnetische straling zich met de snelheid van het
licht voortbeweegt. Het kan goed zijn dat er bepaalde types straling
zijn waar het effect van het doorgeven van de sterke kernkracht het
sterkst optreedt. Misschien zelfs maar bij een soort straling. Of het
een of meerdere soorten straling kunnen zijn die het effect teweeg
brengt kan ik niet beoordelen want daarvoor is mijn kennis te
beperkt.
Ik
weet niet of straling "uit te rekken" valt. Sneller dan
ongeveer de lichtsnelheid schijnt niet te kunnen.
De
onderlinge aantrekkingskracht moet in mijn voorstellingsvermogen het
beste tot zijn recht komen in straling die niet verder meer uit
rekken is zoals straling die zich al met (nagenoeg) de lichtsnelheid
voortbeweegt. (In mijn voorstelling zie ik de objecten aan beide
zijden aan de straling die niet verder "uitgerekt" kan
worden waardoor zij dus naar elkaar toegetrokken worden. Uiteraard
ontstaan er afwijkende banen als er in een complex van objecten
krachten worden uitgewisseld.)
De
overbrenger van de aantrekkingskracht tussen objecten is dus (een
complex van) straling.
32. MAGNETISME
Het
hierboven omschreven "canvas" biedt ook aan in
hemellichamen opgewekt magnetisme de mogelijkheid zich te
manifesteren en ook zijn uitwerking te hebben.
Krachtige
straling afgegeven door bijvoorbeeld een ster als onze Zon kunnen aan
de zonkant van onze planeet het magnetisch veld sterk indrukken
waarbij aan de achterzijde een sterke uitrekking van het veld
ontstaat maar dan vanaf de Zon gericht.
Bovenstaande
houdt dus in dat hoe dichter het canvas gevuld is met straling des te
sterker de werking is die het canvas kan doorgeven. De schil van
magnetisme wordt dus samengedrukt aan een kant en de oorzaak hiervan
is dat de schil van elektromagnetische straling rondom onze planeet
vervormd en ingedrukt wordt door de heftige straling.
Uit
dit effect kunnen wij dan ook zien dat elektromagnetische straling
die door beide objecten gegenereerd worden een afstotende werking op
elkaar hebben. Relatief dichtbij werkt de elektromagnetische straling
fors maar neemt in afstand veel sterker af dan de cumulatie van
sterke kernkracht.
33. WAAROM
WEL INGEZOGEN WORDEN IN "ZWARTE GATEN"
De
krachten van de sterke kernkracht en de elektromagnetische kracht
vormen in "gezonde" zonnestelsels als het onze en andere
"gezonde" structuren in ons universum een aanvulling op
elkaar in het samenspel van aantrekking en afstoting. Als er een te
grote opeenhoping van materie ontstaat dan werkt de afstoting op
andere objecten ten gevolge van de elektromagnetische kracht niet
meer optimaal en kan zelfs tenietgaan.
Het
krachtenspel tussen de sterke- en de elektromagnetische kracht op
grote schaal is in deze situatie dus verstoord.
Door
de enorme cumulatie van sterke kernkracht kunnen dus de overbrengers
van de elektromagnetische kracht zich niet meer losmaken uit het
object en "vervalt" deze fundamentele kracht ter plaatse in
haar werking. Objecten kunnen dan niet meer op afstand gehouden
worden en zijn dus alleen nog maar onderhevig aan de
aantrekkingskracht van de sterke kernkracht van het object dat het
zwarte gat vertegenwoordigt en worden daar dus met geweld ingezogen.
Zij
gaan dus fungeren als een enorme stofzuiger die alles wat zich in hun
nabijheid bevindt opzuigen.
34. VERVOLG
BESPREKING SPONSACHTIGE STRUCTUUR
35. EERST
KRIMP DAN VERWIJDERING
Nadat
de ontlading is geweest voltrekt zich -naar ik het mij voorstel- een
proces van krimp van ons universum. Dit komt omdat alle onderdelen
van elementair tot op die van grote en zeer grote schaal naar elkaar
willen bewegen en ook naar een centraal midden.
Daar
het niet een explosie is geweest zoals bij de oerknal maar een
ontlading is er ook geen uitzetting naar buiten gericht.
De
ronde vorm van ons universum tekent zich meer en meer af in de krimp.
Oplopend in het krimpproces zijn delen in de flarden die zo dicht
zijn geworden dat de druk en temperaturen zijn gaan -na een
aanvankelijke afkoeling in de directe periode na de ontlading-
toenemen.
In
mijn theorie is het zeer wel mogelijk dat de dichtheid, druk en
temperatuur bij het begin van de uitdijing niet overal exact
hetzelfde waren binnen ons universum dat aan het ontstaan was. Dit
kan zeer behulpzaam zijn geweest bij klontering van de materie zodat
het universum zich in de huidige vorm heeft kunnen ontwikkelen. En
helemaal fascinerend is het dat het zich hoofdzakelijk voltrekt
volgens de contouren van de sponsachtige structuur. Als de
sponsachtige structuur niet al bij de geboorte van ons universum al
aanwezig was geweest had ons universum een andere interne structuur
laten zien. Je zou dan namelijk veel meer in zijn (oorsprong)
bolvormige structuren verwachten.
36. MOGELIJK
ALTERNATIEF OP KRIMP
Een
alternatieve gedachte die zich bij mij ontwikkelt bij het schrijven
van dit stuk is dat de oerontlading zich op wat kleinere schaal heeft
afgespeeld. Dit met een doorsnede van zo'n 800.000 of 1.000.000
lichtjaar bijvoorbeeld. Maar zeker niet op het formaat van een
oneindige dichtheid!
Ook
in dit scenario is de gebeurtenis die geleid heeft tot de geboorte
van ons universum van een ongekende heftigheid geweest.
In
de periode na de ontlading moet zich dan eerst een periode van
consolidatie hebben afgespeeld waarin annihilatie heeft
plaatsgevonden en bijgedragen heeft aan de structuur in de
sponsachtige structuur.
De
overblijfselen van deze gebeurtenis van ontlading zouden dus de
oorzaak kunnen zijn van het beeld van de achtergrondstraling die is
blijven hangen en waargenomen wordt. Als er straks op 13,7 miljard
jaar geen schil van achtergrondstraling wordt waargenomen dan zou dit
wel eens de oorzaak kunnen zijn.
Een
ander gevolg zou dan geweest kunnen zijn dat voordat de aanzuigende
werking van het vacuüm type 3 compleet en op volle kracht zou zijn
dat eerst de ontlading en annihilatie uitgewerkt moesten zijn en de
openingen aan de buitenzijde van de ontlading moest zijn gedicht.
Een
voorstelling van wat er wat er dan waarschijnlijk gebeurd is:
1.
Ontlading;
2.
Proces annihilatie en nog niet optimale trekkracht van vacuüm type 3
met als gevolg periode van krimp en hierna vertraagde uitdijing;
3.
Na afdichting rand optimale uitdijing.
37. DE
SCHIJNBARE VERWIJDERING VAN ONS UNIVERSUM
Maar
hoe verhoudt zich dat dan met de waarneming dat het heelal zich lijkt
te bewegen vanaf een schijnbaar middelpunt?
Dus
nadat ons beginnende universum is ingekrompen totdat er een
"kritische massa" is ontstaan is de beweging omgeslagen in
uitdijing.
Deze
uitdijing kan echter niet begonnen zijn dat de krimp het formaat had
van een speldenknop of nog kleiner. Daarvoor is er simpelweg te veel
massa. De uitdijing moet zijn begonnen op een veel groter formaat.
Namelijk op het kritische moment dat de massa en de vrijkomende
energieën niet meer verder samen te "persen" waren in
samenhang met de zuigkracht van het supervacuüm. Dus op het moment
dat ons universum in ontwikkeling een afgesloten geheel is gaan
vormen waarin zich geen openingen en rafels van het vacuüm zich meer
in bevonden en de uiteendrijvende krachten groter konden worden dan
de samentrekkende kracht.
In
de "samenpersing" zijn de structuren van de oerontlading,
de "sponsachtige structuur" bewaard gebleven als "aders"
van verschillende dikte in deze structuur. Als een druppel zwarte
inkt in een glas helder water stel ik mij dit wel voor om het visueel
voor mijzelf te maken.
38. DE
SPONSSTRUCTUUR ALS BLAUWDRUK VAN DE GEBOORTE VAN ONS UNIVERSUM
Vanuit
deze visie kan geconcludeerd worden dat de sponsachtige structuur de
blauwdruk van de geboorte van ons universum is. Dit denk ik ook omdat
ik mij voor kan stellen dat op het moment dat de ommekeer plaatsvond
en ons universum overging van krimp naar uitdijing op dat moment de
maximale theoretische dichtheid van samenpersing van materie nog niet
bereikt hoefde zijn.
Een
waarschijnlijk proces waarin gebeurtenissen zich hebben voltrokken
volgt hieronder.
Het
zou wel eens kunnen dat de uitdijing van het heelal niet het gevolg
is van krachten binnen in ons universum die dit bewerkstelligen. Het
zou zeer wel kunnen dat het universum met groot geweld de zone buiten
ons in getrokken wordt in het vacuüm daarbuiten. Geholpen door de
hierboven genoemde interne fenomeen van de kernfusie die materie
omzet in straling volgens principe e=mc2 en zodoende ook voor
opvulling van ons universum zorgt. Deze uitdijing gaat ongelooflijk
snel.
Mogelijk
met de lichtsnelheid of nog sneller!
Dit
houdt de waarneming van dat hoe verder je naar de rand van het
universum beweegt de uitdijing sneller gaat. Dit is een logische
gevolgtrekking en verklaart ook meteen dat er een "midden"
van ons universum moet zijn. Onder ons universum versta ik dat
gedeelte van het heelal waar zich materie in bevindt en dus niet het
"buitengebied".
De
zuigkracht moet dus groter zijn als de krachten die binnen het
universum spelen die alles naar elkaar proberen toe te trekken.
En
binnen in het universum blijft het "elastiekje" waarmee de
uitdijing wel eens plastisch vergeleken wordt ook van kracht. De
galaxys en andere structuren blijven elkaar namelijk onder invloed
van de aantrekkingskrachten tussen de deeltjes naar elkaar
toetrekken. Dus er kan niet alleen maar naar de buitenrand van ons
universum getrokken worden. De onderlinge samenhang blijft dus
bewaard. Maar dan steeds ijler.
Door
de ongelooflijk gelijke aanzuigende werking van het supervacuüm
waarin ons universum zich dus moet bevinden is het ook te verklaren
dat de uitdijing van grote tot zeer kleine schaal op zo'n schitterend
gelijkmatige (het supervacuüm vult onmiddellijk iedere oneffenheid
in de uitdijing op) manier door ons universum heen zich voordoet.
Immers op ieder plekje in ons universum trekt de kracht even hard! En
ook op ieder plekje in het universum wil de materie even hard naar
elkaar toe!
Dus
er wordt uiterst gelijkmatig door ons universum heen aan de kracht
van het vacuüm toegegeven.
Dit
houdt in dat ons universum steeds ijler wordt. Door deze zich steeds
verder manifesterende ijlheid wordt de afstand tussen de galaxys
groter en de ruimte daartussen ijler. Omdat het supervacuüm om ons
universum heen constant in kracht blijft gaat de uitdijing steeds
sneller.
Maar
waarom is dan niet meteen na de ontlading ons universum het
supervacuüm ingetrokken?
De
ontlading voltrok zich in een nog niet afgesloten sfeer. De uitlopers
van de ontlading lieten ruimte tussen de uitlopers en aan de randen
open.
Binnen
deze uitlopers bleven zones van het oervacuüm in stand die eerst
opgenomen moesten worden in de ronde structuur van ons beginnend
universum.
Daarnaast
is de massa in het begin van het ontstaan van ons universum
geconcentreerd in een relatief klein gebied op kosmische schaal
bekeken waardoor er een sterke aantrekkingskracht in de totale
materie was waar het vacuüm type 3 slechts progressief vat op kon
gaan krijgen. (Hoe ijler hoe meer kracht er uitgeoefend kan worden).
Totdat
dit proces van afronding in de gesloten structuur voltooid was werd
er in alle richtingen even hard aan de materie getrokken zodat het
oervacuüm hier geen maximaal vat op kon krijgen. Hierdoor konden dus
ook de krachten die materie naar elkaar willen laten bewegen
overheersen en de materie naar elkaar toetrekken.
Als
het ware werd het oervacuüm opgevuld tussen de uitlopers van de
ontlading. Gevolg was dat de materie naar elkaar toe getrokken werd
tot een kritische massa. De maximale dichtheid in een afgesloten
geheel ten opzichte van het vacuüm daarbuiten dus. Het lijkt mij dat
fysici deze maximale dichtheid kunnen berekenen.
De
massa is op enig moment een afgesloten geheel gaan vormen en hierdoor
kon het vacuüm vat op het geheel krijgen als de grootste kracht in
het geheel - dus (veel) sterker dan de krachten die materie naar
elkaar toe bewegen - en beginnen met het met onvoorstelbaar geweld
naar buiten trekken van de kritische massa.
In
de kritische massa -de flarden van de sponsachtige structuur hadden
hiervoor de optimale omstandigheden in zich- zijn intussen extreem
hoge temperaturen en druk ontstaan dat de natuurkundige processen
zijn ontstaan die ons universum in zijn huidige vorm hebben gemaakt.
De elementaire oerdeeltjes uit de ontlading zijn overgegaan in de
volgende generatie deeltjes, die van de vroege oeruitzetting. Daarna
weer verdere vorming in eerste, tweede generatie sterren enzovoort.
Als
de krachten van het oervacuüm niet groter zouden zijn geweest zou
waarschijnlijk de samenbindende krachten tussen de oerelementaire
deeltjes ervoor gezorgd hebben dat de kritische massa voor eeuwig in
die staat van maximale dichtheid gebleven zou zijn.
39. OMMEKEER
KRIMP NAAR UITZETTING GEVOLG VAN EXPLOSIE?
Kan
deze ommekeer van krimp naar uitzetting begonnen zijn met een enkele
explosie?
Dit
lijkt mij niet waarschijnlijk. De kracht van het supervacuüm moet
een onvoorstelbaar veel sterkere kracht dan de krachten die de
materie naar elkaar toe proberen te bewegen zijn. Anders zou deze
kracht namelijk niet in staat zijn om ons universum met de
lichtsnelheid of nog sneller aan de buitenrand in zich op te zuigen.
Het
blijft voor mij onaannemelijk en in mijn gedachten onmogelijk voor te
stellen dat een oerknal in wat van vorm dan ook het ultieme begin kan
zijn geweest van ons universum of het gehele heelal.
Als
het een explosie zou hebben betroffen dan zou onder de invloed van de
aantrekkingskracht tussen de deeltjes er een gelijkmatige remming
van de uitdijing hebben moeten plaatsvinden. En dat is niet wat er
waargenomen wordt. Maar wel het tegenovergestelde effect wordt dus
gezien.
Bovendien
is vastgesteld rondom de theorie van de achtergrondstraling dat de
buitenzijde van ons universum zeer egaal moet zijn met minimale
afwijkingen. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat deze egaalheid
kan worden verklaard uit de aanzuigende werking van het supervacuüm.
Deze kracht is in staat om op ieder stukje van de rand van het
universum even hard en zeer gelijkmatig te trekken.
Een
zuigkracht uit een vacuüm kan veel gelijkmatiger plaatsvinden in
alle richtingen dan de uitlopers van een explosie. Je zou namelijk
verwachten dat in geval van een explosie dit na 13,7 miljard jaar een
grilligere vorm aan de uiteinden zou zijn gaan aannemen. (Zeker bij
het aangenomen gegeven van minimale temperatuurverschillen in de
oerknal).
Wel
zou de uitzetting mede goed op gang gebracht gebracht kunnen zijn
door optredende plaatselijke explosies in deze eerste massa. De
interne explosies geven een wel naar buiten gerichte kracht waardoor
het type drie vacuüm optimaal kon gaan aanzuigen zonder de materie
de gelegenheid te geven weer terug te keren in de massa.
De
elementaire deeltjes zoals die zijn ontstaan uit de oerontlading
moeten de echte elementaire deeltjes zijn waaruit ons universum
bestaat. Alle andere ontstane deeltjes zijn van latere generaties.
40. DE
ACHTERGRONDSTRALING
41. THE
DARK AGES
Over
een aantal jaren zullen wij dus zover in ons universum moeten kunnen
gaan kijken dat wij dit gebied -waarin zich zo kort na de oerknal nog
geen deeltjes hebben kunnen vormen en uit straling bestond- zullen
kunnen gaan zien. Mogelijk eerst een soort overgangsgebied.
Uit
deze beelden kan dan geanalyseerd gaan worden wat de samenstelling
van deze "schil" van circa 400.000 lichtjaar om ons
universum is.
Dit
zou dus moeten leiden tot een verdere bevestiging van de
oerknaltheorie.
Overigens
zou dit ook uitgelegd kunnen worden als een bevestiging van mijn
theorie.
42. RONDE
VORM VAN DE ACHTERGRONDSTRALINGSFOTO
Onwaarschijnlijk
is op grond van de voorstelling van de foto dat het lijkt alsof wij
-op onze Aarde- ons exact in het midden van ons universum bevinden.
Want het -exacte- midden is volgens mij het enige punt in ons
universum die een dergelijk beeld zou kunnen opleveren. Gezien van
andere punten in ons universum zou je namelijk andere modellen van de
foto van de achtergrondstraling verwachten. Het lijkt wel alsof wij
ons in het midden van het ons universum bevinden maar maar dat doen
wij natuurlijk niet.
Dit
zou wel uiterst toevallig zijn!
Een
eivorm van de voorstelling van de achtergrondstraling zou meer voor
de hand liggen.
Overigens
als wij ons in de vorming van ons universum op bijvoorbeeld 10% van
de rand bevonden hadden dan zou dit inhouden dat wij de rand van ons
universum al aan een kant op een afstand van 1,37 miljard lichtjaar
moeten zien.
Ik
ben nog geen voorstelling gezien of model in welk gebied onze Aarde
zich in de foto van de achtergrondstraling bevindt.
43. SLOTOVERWEGING
ACHTERGRONDSTRALING
Het
lijkt er sterker op dat wij aankijken tegen een rondgezicht in ons
universum vanaf onze planeet.
Het
is dus een voorstelling van onze positie in het ontstaan van ons
universum en zien slechts datgene wat zich rondom van ons aan licht
zou kunnen bereiken. Datgene wat wij kunnen zien rondom ons zou wel
eens 13,7 miljard lichtjaar kunnen zijn, simpelweg omdat alle licht
daarbuiten niet naar ons toe komt maar van ons af beweegt!
De
roodverschuiving moet dan ook in alle richtingen gelijk zijn bij
gelijke afstanden vanaf aarde gezien. Hieruit volgt dan meteen de
conclusie dat ons universum wel eens veel groter en ouder zou kunnen
blijken te zijn als dat wij nu denken!
Dit
leid ik ook af daar er maar enkele galaxys zijn die een
blauwverschuiving vertonen.
Bij
objecten die zich bijvoorbeeld aan de rand van ons universum bevinden
en waarvan op die plaats een foto van hun achtergrondstraling zou
worden gemaakt zouden dus een afwijkend beeld moeten geven.
In
deze theorie komt de verklaring van het fenomeen van de
achtergrondstraling, welke de minieme temperatuurverschillen van de
oorsprong van het proces van de uitzetting tot uitdrukking zou
brengen brengen in een andere visie te staan.
Maar
of wij de ring van achtergrondstraling zullen gaan zien zal nog
moeten gaan blijken. Zien wij hem niet op die afstand zal ons
universum dus ouder moeten zijn en zal het nog niet tegenkomen
mogelijk zijn oorzaak hebben dat wij ons niet in het midden van ons
universum bevinden.
44. WAT
ZIEN WIJ WEL IN EEN STRAAL VAN 13,7 MILJARD LICHTJAREN OM ONS HEEN.
Op
Wikipedia onder het onderwerp roodverschuiving lees ik het volgende:
"De
verst verwijderde sterrenstelsels hebben een kosmologische
roodverschuiving z van ongeveer 5, wat betekent dat deze
sterrenstelsels zich van de aarde weg bewegen met een snelheid van
95% van de lichtsnelheid. Hierdoor zou de afmeting van het heelal
sinds het begin van het uitzenden van het licht toegenomen zijn met
een factor z + 1 = 6, waardoor de golflengte van het licht mee is
uitgerekt"
Ik
heb het sterke vermoeden dat wij niet het gebied van de eerste
400.000 jaar na de oerknal gaan zien als wij 13,7 miljard jaar terug
in de tijd gaan kijken. Als wij het gebied gaan bereiken waar de
sterrenstelsels zich met de lichtsnelheid of sneller van de Aarde af
bewegen kan het licht ons niet bereiken omdat het licht zich van ons
af beweegt. In dat geval kunnen wij geen niets meer waarnemen en zal
het lijken alsof de ruimte verder leeg is.
Dit
betekent dus niet dat wij het einde van ons universum bereikt hebben.
Het zou zich hierna nog verder kunnen uitstrekken.
De
schil waar wij een beeld van de processen kunnen zien die zich direct
na het ontstaan van ons universum hebben voorgedaan zou wel eens
onzichtbaar voor ons kunnen blijken te zijn. Dat er nog resten zijn
die wij kunnen waarnemen uit het begin van het ontstaan van ons
universum is aannemelijk omdat het zich immers binnen het gebied van
het ontstaan heeft voorgedaan en er dus wel iets moet zijn blijven
hangen.
Overigens
maakt dit mijn theorie -dat het proces van ontstaan zich op op grote
straal heeft afgespeeld- aannemelijker. Want dit schept de juiste
omstandigheid dat er beginstraling is blijven hangen.
Dit
afgezet tegen de oerknaltheorie zou deze theorie in deze uitleg
moeilijk te verklaren maken. Dat er residuen in de vorm van
achtergrondstraling van het eerste bestaan zouden zijn blijven hangen
is dan wat moeilijker te begrijpen. In deze theorie is het immers
gemeen gedachtengoed dat de eerste momenten afspeelden met een
snelheid groter dan de lichtsnelheid. Dus alles, ook straling, moet
zich vanaf het middelpunt bewogen hebben in dit geval.
Vergelijk
dit met een gekookt ei waar de dooier uit is en het wit de eerste
straling uitbeeldt die met een snelheid van het licht is
weggelanceerd. Dus in de plaats van de lege dooier moet je dus
eigenlijk de achtergrondstraling niet kunnen zien vanuit de
oerknaltheorie.
Wat
betreft de oerknal ga ik even niet verder in deze theorie op dit
onderwerp in omdat het in dit geval steeds meer vragen bij mij
oproept. Zoals bijvoorbeeld dat het lijkt alsof als wij naar alle
richtingen om ons heen kijken dat de roodverschuivingen zich eender
lijken te manifesteren. Terugredenerend vanuit de oerknaltheorie zou
het dan zomaar kunnen zijn dat bij waarneming op zeer grote schaal
het precies lijkt alsof deze precies bij ons op Aarde begonnen is.
Dit lijkt mij een belangwekkend gegeven voor theologen. Als dit waar
is dan zou ik zelfs in mijn voorstellingsvermogen -zoals ik er nu
tegen aankijk- dit geen toevalligheid meer kunnen noemen.
45. SLOTOVERWEGING
ONTSTAAN UIT ONTLADING EN NIET UIT OERKNAL
Door
de enorme omvang van de ontlading tegenover de zeer kleine omvang van
zeker het begin van de oerknal lijken de ontladingen een veel
optimalere omgeving- en voorwaarden voor het ontstaan van ons
universum in zich te hebben.
Bovendien
is het vraagstuk van de oneindige dichtheid van het begin van de
oerknal waar wetenschappers nu mee te kampen hebben in de huidige
theorie van de oerknal niet meer van toepassing.
46. OVERIGE
OVERWEGINGEN
47. DONKERE
ENERGIE
Dit
zijn nog steeds mysteries waaruit het zou bestaan. Enerzijds wordt er
geredeneerd dat het er wel moet zijn omdat anders bepaalde fenomenen
niet verklaarbaar zouden zijn. Anderzijds weet men dus niet wat het
is en het bestaan ervan heeft men nog niet fysiek kunnen aantonen
door middel van experimenten op een wetenschappelijke manier.
Men
is op het moment dus naarstig op zoek naar een manier om het bestaan
van donkere energie die zich als een negatieve zwaartekracht zou
gedragen, die naar men aanneemt, onmisbaar is om de uitdijing van het
ons universum te verklaren.
In
mijn voorstelling dat ons universum zich bevindt in een supervacuüm
is deze donkere energie niet nodig om de uitdijing te verklaren.
Als
ik mij al een voorstelling kan maken van donkere energie dan is het
enige gevoel dat ik er bij kan hebben dat het energie is in een deel
van het spectrum waarvoor wij nog geen technieken hebben om het waar
te nemen.
Overigens
vind ik dat, ook als mijn theorie aannemelijk wordt geacht, dat de
zoektocht naar donkere donkere energie wel doorgang moet vinden. Maar
dan vanuit het oogpunt dat er uitgesloten kan worden dat het bestaat.
De
kracht van de donkere energie zou ook gezien kunnen worden als mijn
hiervoor genoemde vacuüm type 3. De uiteendrijvende kracht van ons
universum is dan even groot onder beide zienswijzen. Alleen mijn
zienswijze is van buitenaf afkomstig en de gangbare zienswijze van
binnenuit. Maar zijn in kracht hetzelfde.
Donkere
energie = het hiervoor genoemde vacuüm type 3.
48. DONKERE
MATERIE
Ook
de waarnemingen tot nu toe hebben het bestaan van donkere materie
niet kunnen aantonen. Naar alle waarschijnlijkheid bestaat het gewoon
niet.
Bovendien
heb ik gezien in een lezing op internet van Lawrence Krauss dat
donkere materie in de berekende hoeveelheden die op basis van
berekeningen aanwezig zou moeten zijn zou aantonen dat ons universum
plat is. Ik begrijp de berekening nog niet maar maar het lijkt mij
hoogst onwaarschijnlijk dat ons universum plat is. Dit leid ik ook
uit van de stellingen die ik in dit stuk naar voren breng.
In
het kader van dit hoofdstuk over donkere materie is een foto van de
NASA opgenomen met gravitational lenses. Dit fenomeen zou optreden
door het bestaan van donkere materie. Ik hoop dat ik het goed
begrepen heb.
Binnen
mijn theorie zou dit effect niet optreden door de aanwezigheid van
donkere materie maar door de cumulatie van sterke kernkracht. Deze
cumulatie buigt licht af van voor ons achterliggende galaxys zodat
dit lichteffect kan ontstaan.
Donkere
materie: de hieraan toegedichte verschijnselen worden veroorzaakt
door gecumuleerde sterke kernkracht.
49. DE
LEEFTIJD VAN ONS UNIVERSUM
Volgens
deze theorie zou dus ook de leeftijd van ons universum herrekend
moeten gaan worden. Overigens wil dit niet zeggen dat het de leeftijd
van ons universum jonger dan 13,7 miljard jaar geschat met gaan
worden. Het zou zelfs kunnen zijn dat het ouder is dan aangenomen
omdat de processen die gespeeld hebben nog benoemd en begrepen zullen
moeten gaan worden.
Stel
dat de krimp even lang duurde als dat de uitzetting aan de gang is
dan zou ons universum zo maar eens 27,4 miljard jaar oud kunnen zijn.
In
de uitdijing van ons universum drijven de structuren in beginsel
balvormig uiteen. Het is niet onaannemelijk dat deze structuren in
oneindige aantallen voorkomen (multiversa).
Net
als bij botsende galaxys zal dit ook in vele vormen en gedaanten het
geval zijn bij botsende universums.
Door
de sponsachtige structuur is een beeld zoals zich dat voordoet als
bij beelden van de achtergrondstraling dan ook aannemelijk. Ook
verschijnselen als roodverschuiving kunnen uit de voorgaande theorie
worden verklaard.
De
belangrijkste conclusie uit mijn stelling is dus dat de vorming van
ons universum niet uit- of met de oerknal is ontstaan maar juist in
de omgeving daarbuiten.
Naar
mij geleerd is onlangs in een programma uitgezonden op Discovery
Science dat je van een rond object de omtrek kunt berekenen via een
driehoekstechniek. Zo kon men dus ook met bepaalde technieken van
-als ik het goed onthouden heb- op basis van de roodverschuiving de
afmetingen van ons heelal bepalen. Via deze methode kwam men op 13,7
miljard lichtjaar straal en dus de leeftijd van ons universum. Elders
dit stuk ga ik nader in op deze materie.
50. DE
LEEFTIJD VAN HET HEELAL VOOR DE ONTLADINGEN
Het
voorgaande houdt in dat er voor de ontladingen geen sprake geweest
kan zijn van het verschijnsel "tijd". Het was dus zoals ik
mij dat voorstel een situatie waarin de tijd niet bestond. Dit had
dus voor eeuwig kunnen voorbestaan zo als er geen ontladingen hadden
plaatsgevonden.
Alhoewel
"eeuwig" natuurlijk niet de juiste term is omdat "eeuwig"
een tijdsbegrip is.
51. FORMAAT
VAN DE ONTLADINGEN
Hierboven
in het stuk en uit de overwegingen uit de achtergrondstraling - als
de voorstellingen hierover juist zijn, en waarvan ik in deze
overweging gemakshalve even uit ga - zou het zo wel eens kunnen zijn
dat de doorsnede van een oerontlading van waaruit een universum zoals
het onze kan ontstaan een doorsnede moet hebben van ongeveer
1.000.000 lichtjaar. (Dikte schil Dark Ages -als deze al uiteindelijk
te bepalen zal zijn omdat deze dikte een herleiding is vanuit de
oerknaltheorie- maal twee omdat die zich in beide richtingen heeft
afgespeeld).
Op
kosmische schaal is 1 miljoen lichtjaar onvoorstelbaar klein maar ook
groot genoeg om complexe gebeurtenissen in werking te zetten die
leiden tot vorming van deeltjes en volgende generaties hiervan.
52. BEVINDEN
WIJ ONS IN HET ENIGE UNIVERSUM DAT ER BESTAAT?
Gezien
het bovenstaande lijkt het zeer wel mogelijk dat er (ontelbare)
andere ontladingen hebben plaatsgevonden of hebben plaatsgevonden. Er
kunnen dus universa bestaan die ouder zijn of jonger als dat van ons.
Ook kan er verschil zijn in formaat waarin zich het een en ander
voltrekt.
Andere
universa hoeven dan ook niet per se gelijk te zijn in hoedanigheden
of samenstelling als het onze. Maar dit alles voltrekt zich wel
volgens dezelfde natuurwetten die dus ook in ons universum van kracht
zijn. Dit kan dus bijvoorbeeld van toepassing op zones in het heelal
waarin krachtigere ontladingen zich voorgedaan hebben zijn en
mogelijk andere elementaire deeltjes, die wij in ons universum niet
kennen, ontstaan zijn.
Het
kan dus makkelijk zo zijn dat er bepaalde elementaire deeltjes door
de plaatselijke omstandigheid niet ontstaan zijn of juist wel.
Ook
een fascinerende gedachte is dat er wel eens onvoldragen universa
kunnen zijn. Of misschien wel universa die zo zwaar zijn dat het
vacuüm om het proces om te keren en uit elkaar te trekken niet sterk
genoeg is of niet op gang kan komen.
53. EEN
PLAATSELIJK VERSCHIJNSEL
Het
lijkt mij niet waarschijnlijk dat het ontstaan van ons universum het
enige evenement als zodanig is geweest. Dit heeft zich zeker vele
malen eerder afgespeeld moeten hebben en er zullen er nog veel meer
volgen.
Dit
houdt onder meer in dat "tijd" en afstand op verschillende
plekken opnieuw kan ontstaan. In de lege plekken tussen de universa
is er dus geen sprake van tijd of afstand.
Of
is het juist oneindige tijd en oneindige afstand? Fascinerende
gedachte om een nieuw hoofdstuk aan te wijden.
54. "VERVUILING
VAN HET HEELAL "
Tussen
de universa vullen de ruimtes zich op. Universa zullen elkaar dus
tegen kunnen komen. Of niet!!!!!!!! (fascinerend!) Plaatselijk zal
het vacuüm dus verdwijnen. Op kosmische schaal zal het proces door
blijven gaan omdat het heelal oneindig is en er altijd omstandigheid
zal zijn voor nieuwe ontladingen.
De
kans bestaat dus dat universa tegen elkaar zullen botsen. Wat gebeurt
er dan? Ontstaat er een soort bellenstructuur waarbij er rechte
afscheidingen tussen de onderlinge universa ontstaan of gaan zij
juist in elkaar op?
In
mijn voorstelling vormt de buitenkant van een cluster van universa
onder de invloed van het supervacuüm weer een perfect ronde vorm na
verloop van tijd. Hierbinnen zouden de universa individueel kunnen
voortbestaan uit compartimenten of in elkaar opgaan.
Ook
zou het kunnen zijn dat universa wel of niet in elkaar opgaan en dat
of het wel of niet gebeurt afhankelijk is van wat voor soort universa
er met elkaar in aanraking komen.
Over
de vorming van mogelijk andersoortige universa is nader in dit stuk
al ingegaan.
55. WAAR
LEIDT DE TOEKOMST VAN ONS UNIVERSUM NAAR?
Sneller
dan licht bij de uitdijing lijkt mij niet onmogelijk dus. Dit houdt
dan wel in dat ons universum in de toekomst steeds kleiner gaat
lijken te worden want een steeds groter deel van de buitenkant van
ons universum gaat zo snel van ons af dat het licht van ons af
beweegt. In theorie zou dit kunnen leiden tot een bijna oneindige
ijlheid.
56. INTELLIGENT
DESIGN
Helaas
voor velen heb ik niet kunnen doorredeneren naar een hogere kracht
die verantwoordelijk zou kunnen zijn voor het ontstaan van het
heelal. Ook heb ik geen aanknopingspunten gevonden die de structuren-
en gebeurtenissen zodanig hebben vormgegeven dat er geen
natuurkundige verklaringen aan ten grondslag zouden kunnen liggen.
Het
lijkt er zeer sterk op dat alles vanuit natuurkundig oogpunt te
verklaren is.
Wel
merk ik op dat de natuurkunde nog steeds volop in ontwikkeling is.
Zowel
in de theologie als in de natuurkunde moesten met het verstrijken van
de jaren meningen worden bijgesteld. Beide terreinen zijn in
beweging. De mening dat de zon om de Aarde draait is al lang
verlaten. De wetenschap, klaarblijkelijk met de handen in het haar
begint voorzichtig ook ideeën als bijvoorbeeld een intelligent
design te overwegen.
Eens
zal onomstotelijk komen vast te staan hoe alles precies in zijn werk
gegaan is.
Dit
is dan zowel voor religie als de natuurkunde de creatie. Het
evenement dat hiervoor zorgt kunnen wij dan God of de Natuur noemen.
Uiteindelijk kunnen het wel eens dezelfde begrippen worden. Ik hoop
vurig dat dit eens het geval zal zijn, want dan komen beide einden
tezamen. Ik denk namelijk dat dit inzicht, eenmaal ingeburgerd, heel
veel goeds zal gaan brengen voor de mensheid.
57. WAT
ALS HET GROTE "NIETS" NIET DE EERSTE FASE IN DE
ONTSTAANSGESCHIEDENIS VAN HET HEELAL IS GEWEEST?
In
dit geval zullen wij natuurlijk verder moeten zoeken naar het
antwoord.
Een
praktisch probleem is dat een supervacuüm, zoals in mijn theorie
beschreven wordt, volgens mij moeilijk (ik zeg niet dat het
onmogelijk is want de menselijke geest staat voor niets) met een
experiment is na te bootsen om de effecten te kunnen bestuderen.
En
dit al helemaal niet op een schaal die representatief moet zijn
vergeleken met de afmetingen van de oerontladingen.
Maar
als de huidige zoektochten naar bijvoorbeeld de zwaartekracht,
donkere energie en donkere materie of overgang van- en in andere
dimensies tot niets mogen leiden dan zullen wij op een ander
denkbeeld moeten overstappen.
Mocht
het wel zo zijn dat er experimenteel een stukje oerheelal zou kunnen
worden gecreëerd dan moeten wij er wel terughoudend mee zijn voordat
hier überhaupt aan begonnen wordt.
58. EEN
TUSSENSTAP?
Voorlopig
kan ik mij geen voorstelling maken van een eerder ontstaan van
materie.
Tenzij
de materie is ontstaan direct in de discrepantie tussen het oneindige
alles en oneindige niets en dus in aanleg gevormd is en er altijd
geweest moet zijn. Los van het feit dat dit het voorstellingsvermogen
welhaast te boven gaat moet de natuur wel een uitweg, een ontlading
gezocht hebben. Dit kan haast niet anders. Dat dit dan gepaard gaat
met het ontstaan van deeltjes, die bij elkaar opgeteld -positief en
negatief- elkaar weer opheffen zoals ook gesteld wordt in de
literatuur - klinkt dan welhaast logisch.
De
volgende gedachte die dan opkomt is "wolkvorming" en
deeltjes die elkaar aantrekken en/of afstoten. Waarna dus processen
op van zouden komen als ontlading of zonder ontlading. Maar in ieder
geval het bewegen - tijdelijk - van hoeveelheden van materie naar een
centraal midden.
Ik
blijf de theorie van de ontladingen prefereren. Ook omdat het
voorgaande in deze alinea direct de vraag weer zou opwerpen van wat
er eerst was. Ook lijkt het dan weer moeilijker om de processen te
verklaren zoals ik dat eerder heb gedaan in dit stuk. Want van een
aanwezigheid van een supervacuüm -en dus een logische verklaring
voor de uitdijing van ons universum- kan dan geen sprake meer zijn.
59. SLOTWOORD
Mijn
theorie maakt geen verschil met de andere theorieën en of
verklaringen van fenomenen en of processen na de ommekeer van de
periode van krimp in die van uitzetting. Met dien verstande dat de
uitzetting niet het gevolg is van een oerknal maar van een
buitengewoon sterke en onuitputtelijke vacuümwerking en mogelijk
versterkt door het interne gegeven binnen ons universum van e=mc2.
Wel
kan mijn theorie mogelijk verklarend zijn op het punt waarin de
algemene nu geldende theorieën nog niet volledig of bewezen zijn.
Deze
theorie geeft misschien wel een nieuwe zienswijze op de
ontstaansgeschiedenis van ons universum vanuit andere invalshoeken
gezien ten aanzien van:
1.
een verschijnsel als oneindig grote dichtheid van de oerknal,
aangezien het idee van een oneindig grote dichtheid strijdig is met
de fundamentele wetten van de natuurkunde;
2.
het bestaan van donkere materie;
3.
het bestaan van donkere energie;
4.
het bestaan van de aparte fundamentele kracht van de zwaartekracht;
5.
Werking van de sterke kernkracht en de elektromagnetische kracht op
kosmische schaal;
6.
het bestaan van andere dimensies bij de vorming van ons universum;
7.
de vorm van ons universum dat naar alle waarschijnlijkheid gewoon
rond is.
De
natuur houdt van simpel!
Wij
bevinden ons in een wonderschoon krachtenspel waarin de sterke
kernkracht en de elektromagnetische kracht de basis vormen. Hierdoor
is het mogelijk dat objecten afgestoten worden als zij dichtbij zijn
en aangetrokken als zij veraf zijn. Alle hemellichamen doen mee aan
dit immense spel van aantrekking en afstoting waardoor alle processen
door dit krachtenspel worden beïnvloed. Ellipsvormige banen kunnen
zo ontstaan maar ook processen van verwoesting en hergeboorte.
Misschien
zoeken wij te ver en kijken wij misschien niet goed genoeg naar wat
wij wel hebben en weten.
Laatste
opmerking: wij zijn het product van het allergrootste krachtenspel
dat maar denkbaar is. Het krachtenspel tussen niets en oneindig. Is
er iets magistralers denkbaar?
Ik
hoop dat ik mijn bijdrage heb kunnen leveren met deze theorie om tot
een beter begrip te kunnen komen voor de oplossing van het mysterie.
Al
zou mijn theorie niet houdbaar zijn maar is deze wel grond voor
nieuwe inspiratie, hoe gering dan ook, dan beschouw ik mijn bijdrage
voor mijzelf als geslaagd.
Mocht
mijn theorie met enkele pennenstreken naar het rijk der fabelen
worden verwezen dan weet ik dat ik hier niet meer verder over hoef na
te denken.
Fred
Baumgart